80 dat zij in vervolg op hun gedaan verzoek, om aangesteld te worden als makelaars in vetwaren, dit thans alleen verzoeken voor het artikel margarine, terwijl zij U tevens mededeelen, in dit artikel in 't geheel niet voor eigen rekening werken. Niet twijfelende of U zult thans op hun verzoek gunstig beschikken teekenen. 't Welk doende enz.. Leiden, 23 November 1893. J. J. L. Wee dj C°. N°. 316. Leiden, 23 November 1893. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van P. Van (Jlden geven wij Uwe Vergadering, na overleg met de Commissie van Fabricage, in overweging aan adressant, behoudens voor zooveel noodig toestem ming van Rijnland en Gedeputeerde Staten, tot wederopzeggens ver gunning te verleenen tot het leggen van een brug over de sloot langs den lioogen Rijndijk naar zijn terrein van Rijnstroom, met uitpad naar den straatweg, tegen betaling van cene jaarlijksche recognitie van een gulden, onder bepaling dat het uilpad voortdurend ten ge- noege van Burg. en Wcth. worde onderhouden, en dat de vergunning vervalt wanneer daarvan niet vóör 1 Januari 1894 gebruik is gemaakt, verder te besluiten dat de in het adres bedoelde boom van ge meentewege voor rekening van adressant zal worden gerooid en adressant wat betreft het leggen van een brug naar het Jaagpad te verwijzen naar de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan HH. Burg. en Weth. van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te verzoeken dat hfl wenscht tot het leggen van twee bruggen voor zijn perceel Rijnstroom, aan den Hoogen Rijndijk en Utrechtsche Jaagpad, om alzoo den toegang mogelijk te maken tot zijne terreinen in de Waard onder Leiderdorp, alsmede tot het doen wegruimen van een boom, die alzoo voor bovengenoemden toegang in den weg staat aan den Hoogen Rijndjjk. 't Welk doende, Leiden, 16 November 1893. P. Van Ulden, Stadspachter. N°. 317. Leiden, 24 November 1893. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dal zij geene bedenkingen heeft tegen het voorstel van Burg. en Weth. in zake de overdracht van eene strook gronds nabij het Zijlhek aan J. Boot te Leiderdorp. Zij geeft Uwe Vergadering derhalve in overweging bedoelde strook gronds ter grootte van ongeveer 458 centiaren aan adressant in eigen dom af te staan tegen betaling van 8 per centiare en verder onder de voorwaarden vermeld in het rapport van Burg. en Weth. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 318. Meermalen werd door leden van den Raad de wenschelijkheid geuit dat de aanslagen in de Plaatselijke Directe Belasting ambtshalve door Burg. en Weth. zouden geschieden. Hoewel daardoor de aan ons College opgedragen taak van het op maken van het kohier moeielijker wordt, achten wij dit geen over wegend bezwaar, na de ondervinding sedert 1878 in zake de Inkom stenbelasting opgedaan. Bovendien worden Burg. en Weth., zooais bekend, bij de uitvoering der verordening regelende de heffing der Plaatselijke Directe Belasting bijgestaan door eene commissie uit de burgerij, welke daarin eene rijke ervaring heeft opgedaan, zoodat wij niet verwachten dat ambtshalve aanslag tot moeielijkhedcn aanleiding zal geven. Integendeel zullen daardoor redenen van ontevredenheid bij de belastingschuldigen worden weggenomen, immers het moet bij velen misnoegen verwekken wanneer hunne eigen aangiften in twijfel getrokken, niet aangenomen worden, en hun jaarlijksch inkomen in eene hoogere klasse wordt gerangschikt. Voor ambtshalven aanslag pleit bovendien dat rekening wordt ge houden met het feil dat menigeen niet gaarne bet juiste bedrag van zijn inkomen geopenbaard ziet. Waar de belastingschuldige ambts halve wordt aangeslagen, en nog meer waar zijn inkomen niet eens bepaald, maar slechts in eene klasse gerangschikt wordt, blijft omtrent de meerdere of mindere juistheid van zoodanige rangschikking, althans bij de buitenwereld, een element van onzekerheid over, dat bedoeld bezwaar grootendeels moet opheffen. Ten einde zooveel mogelijk gegevens te verkrijgen voor een nauwkeurigen aanslag zouden wij de belastingschuldigen in de gelegen heid willen stellen op het bescbrijvingsbiljet zoodanige inlichtingen omtrent hun inkomen te geven als zij wenschelijk achten. Voorts komt het ons voor dal wanneer Burg. en Weth. de belastingschul digen ambtshalve aanslaan, de evenlueele bezwaarschriften tegen dien aanslag niet alleen door ons College, en door de commissie uit de bur gerij, maar ook daarna door Raadscoramissiën zouden moeten worden onderzocht, bij welk onderzoek de uitslag van het eerste onderzoek niet zoude mogen ontbreken tegenover opgaven van den belasting schuldige. Deze zal daardoor de overtuiging krijgen dat omtrent zijne reclame niet dan na nauwgezet onderzoek wordt beslist, en door een Raadscommissie wordt beoordeeld, welke aan den ambtshalven aanslag geen deel heeft genomen, en dus geheel onbevooroordeeld zal be slissen. Ten slotte wenschen wij U voor te stellen het inkomen tot f 500 vrij te stellen van belasting, en dit bedrag van eiken aanslag af te trekken om te komen tot het belastbaar inkomen. Wat het eerste punt aangaat, meenen wij dat in deze gemeente een inkomen van f 500 waarlijk wel noodig is voor levensonderhoud voor een gezin, en dus onbelast moet bljjven. Bovendien heeft de ondervinding geleerd dat ongeveer 20 pCt. der aanslagen tot 500 als oniobaar moeten worden afgeschreven, en vele andere aanslagen slechts geheel of gedeeltelijk inkomen na maatregelen welke den schijn van hardheid hebben, en welke in verhouding tot de kleine aanslagen nog al kostbaar zijn. Wij meenen te moeten voorstellen onze minvermogende stndgenooten van dezen last te moeten ontheffen. Aangezien thans in de eerste twee klassen 1643 personen zijn aan geslagen, zal door het wegvallen dezer twee klassen, het opmaken van het kohier zeer bespoedigd worden, en het cijfer der oninbare posten, evenals de kosten, ook voor aanmaningen en vervolgingen be duidend verminderen. Door 500 van alle aanslagen af te trekken zullen de aanslagen van inkomens beneden de 15001750 iets worden verminderd, (kolom 9) en eene zachte en geleidelijke vermeerdering blijven beslaan (koloin 8) evenals bij de thans geldende belasting, zooals uit onder staande labellen blijkt. Deze twee maatregelen nl. het vervallen der eerste klassen, en de aftrek voor elke volgende klasse van 500 zal tengevolge hebben dat om tot bijv. een plaatselijk belastingcijfer van 167215 te ge raken, als in 1893 noodig is, hel percentage zou worden 3.27076, stel 3.27 pCt. tegen 3 pCt. volgens de bestaande belasting. Toelichting tot deze tabellen achten wij overbodig, doch blijven natuurlijk gaarne daartoe bereid. Wij stellen U daarom voor in de Verordening van 22 October 1877, gewijzigd in de Vergaderingen van 16 December 1878, van 6 October en 8 December 1881, 23 December 1886, 11 November/17 December 1890 en 13 Juli 1893 de volgende verandering te brengen. In art. 1 het jaartal 1891 te veranderen in 1894. In art. 2 het cijfer van 400 te veranderen in 500. In art. 4 te doen vervallen het woord aangifte. Van art. 7 de eerste alinea te lezen als volgt: De belastingschuldigen worden gerangschikt naarmate van hun zuiver jaarlijksch inkomen, in een der volgende klassen: lste kl omvat hen die een inkomen hebben van 500 tot beneden 600 2de 9 9 9 9 9 9 99 600 9 9 9 700 enz. en in de volgende alinea het cijfer 400 te veranderen in 500 en te laten wegvallen de woorden: desverlangendc kan ook elk be lastingschuldige binnen de klasse waarin hij zich rangschikt, een be paald cijfer als het werkelijk bedrag van zijn inkomen opgeven; en daarvoor de volgende zinsnede in plaats te stellen: Oe rangschikking en aanslag geschieden ambtshalve door Burg. en Weth., zoo noodig nadat belanghebbenden door hen zijn opgeroepen. Het staat den belastingschuldige vrij op het beschrijvingsbiljet de klasse aan te wijzen waarin hij meent te moeten worden gerangschikt, alsmede alle inlichtingen welke hem voor eene juiste rangschikking wenschelijk voorkomen. Met deze opgaven kan rekening worden gehonden bjj den ambtshalven aanslag. Art. 13 te lezen als volgt: Aan elk belastingschuldige wordt in de eerste dagen van Januari een inschrijvingsbjijet gezonden: aan hen die later belastingschuldig, of als zoodanig bekend raken wordt een gelijk biljet uitgereikt. De vragen in het bescbrijvingsbiljet moeten zonder cenig voorbe houd worden beantwoord, en door den betrokkene met zijne hand- leekening worden bevestigd. Voor hen, die niet kunnen schrijven zal de ambtenaar, belast met het ophalen der bcschrijvingsbiljetten, des gevraagd, de invulling namens hen verrichten en na voorafgaande voorlezing, in tegenwoordigheid van een derden persoon, met en be nevens dezen het biljet onderteekenen. In de eerste alinea van art. 14 het woord aangifte te veranderen in inlichtingen, en de tweede alinea te lezen als volgt: Zij, die in den loop des jaars belastingschuldig worden, zijn verplicht daarvan binnen een inaand aangifte ter Secretarie te doen. Art. 16 te doen vervallen en nieuw art. 16, 17 en 18 te lezen als volgt: De Raad benoemt uit zijn midden ééne of meer commissiën, ten einde alle bij hem ingekomen bezwaarschriften te onderzoeken en daarover aan hem advies uit te brengen. Hel aantal dezer commissiën, hare samenstelling en de regeling harer werkzaamheden worden bij afzonderlijk reglement door den Raad bepaald. Deze commissiën brengen haar advies niet uit dan na de betrokken belastingschuldigen in de gelegenheid te hebben gesteld hunne be zwaren mondeling toe te lichten of te doen toelichten. Van het aanhooren der toelichtingen en van bet geven van advies moeten de leden dier commissiën zich onthouden in de gevallen be doeld bij art. 46 der Gemeentewet. Art. 17. üe oproeping om voor eene der commissiën, in het vorig art. bedoeld, te verschijnen, geschiedt van wege Burg. en Weth. aan de woning van den belastingschuldige, door den ambtenaar bedoeld bij art. 261 der Gemeentewet. De oproeping bevat opgave van dag, uren en plaats van de zitting der commissie. Art. 18. De leden van den Raad, en van het College van Burg. en Weth. zijn ten opzichte van hetgeen bij het opmaken of bij het vast stellen der kohieren verhandeld is, tot geheimhouding verplicht. Deze bepaling is ook toepasselijk op de ambtenaren, die bij een en ander behulpzaam zijn. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. De aftrek bedraagt voor de Rijks-bedrijfsbelasting 650 en te Rotterdam, Amsterdam en Utrecht ƒ600 vrij Haarlem, Arnhem, Groningen, Leeuwarden, Sneek, Zutfen en Alkmaar f 500 vrij. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 4