DONDERDAG 16 NOVEMBER 1893. 98 Tot mijn groot genoegen heb ik gezien dat wordt voorgesteld door de Gasfabriek aan de gemeente te doen betalen niet alleen eene rente van 5 pCt. maar ook jaarlijks 5 pCt. van het verstrekte kapitaal tot aflossing en kapitaal-belegging. Nu is de laatste of voorlaatste maal dat tot eene dergelijke kapitaals- vergrooting van de gasfabriek werd besloten, die clausule van aflossing niet in het voorstel opgenomen. Daardoor is thans die quaestie van aflossing eenigszins onregelmatig geregeld. Van het oude kapitaal wordt jaarlijks afgelost /"5000; verder is bij eene nadere kapitaaluitbreiding gezegd, dat van de toen in de gasfabriek gesloten som ruim 2 ton zal worden afgelost jaarlijks 5 pCt. of f 10315, maar bij latere gelegenheden is die bepaling achter- wege gelaten, terwyl ditmaal weder 5 pCt. voor aflossing zal worden bestemd. Oe vraag is nu bij mij gerezen, of het niet wenschelijk zoude zijn, dat Burg. en Weth. die quaestie der aflossing eens speciaal onder zochten, met het oog op een behoorlijke algemeene regeling, ten einde te kunnen beoordeelen, of het cijfer dat thans jaarlijks wordt afgeschreven overeenkomt met eene soliede wijze van exploitotie. Deze vraag behoeft echter geen invloed uit te oefenen op de aan hangige voordracht; ik doe ze alleen naar aanleiding van dit voorstel. De Voorzitter. Ik kan den heer Drucker antwoorden dat de zaak door hem ter sprake gebracht bij Burg. en Weth. een punt van over weging en beraadslaging heeft uitgemaakt, en nog verder zal over- wogen worden. De quaestie van het eens en voor goed regelen van de aflossing door de gasfabriek komt mij ook wel gewenscht voor. Dat de vorige maal niet is voorgesteld 5 pCt. te doen aflossen en nu wel, vindt zijn grond in den aard van het werk waarvoor kapitaal werd gevraagd. Toen gold het aankoop van grond, en grond blijft in tegenstelling met machineriën meer zijne waarde behouden. Het was dus een ander geval dan waarvoor nu geld wordt aangevraagd. Er worden hier eenige werken voorgesteld, namelijk de telescoo- peering van den gashouder, het plaatsen van een exhauster, en het vernieuwen van eenige lokalen. Men kan dit het best vergelijken met een fabrikant die een stoomketel koopt, of vernieuwt; nieuwe maehinedeelen aankoopt enz. Een goed fabrikant schrijft dan jaarlijks een zeker bedrag voor die maehinedeelen af. Uit dat oogpunt hebben wij de zaak besehouwd en meenen dus nu ook een zeker bedrag te moeten terugbrengen, tegenover de vorige keer, toen er grond werd aangekocht. Men moet niet vergeten, dat bovendien jaarlijks een zeker bedrag, namelyk 5000 van het geheele kapitaal van de gas fabriek wordt teruggebracht, behalve natuurlijk de 5 pCt. rente. De heer Drucker. In de eerste plaats ben ik dankbaar voor de toezegging van Burg. en Weth., dat zij het door mij besproken punt zullen onderzoeken en aan den Baad mededeeling zullen doen van de uitkomsten van dit onderzoek. Ik ben het er geheel mede eens, dat bij de vraag, hoeveel men jaarlijks zal afschrijven en aflossen! rekening moet worden gehouden met den aard der verschillende bezittingen die de gasfabriek uitmaken. Nu zou ik het echter betwijfelen, of, ten aanzien van gekochten grond, van den koopprys niet ook iets moet worden afgeschreven, al is dit natuurlijk minder dan bijv. uitbreiding der machines. Hetgeen ik zoo even bedoelde, is misschien iets langer geleden, maar het betrof eene uitbreiding van ruim 150000 waarby geen aflossing is bepaald geworden. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. IX. Verzoek van het Bestuur der Christelijke Wijkvereeniging Pniël, omtrent de plaatsing van een hek aan de Middelstegracht. (Zie Ing. St. n°. 295.) De heer Du Ried. Is het de bedoeling een ijzeren hek te plaatsen Ik vind dit in de voordracht niet vermeld. De Voorzitter. Ja, het wordt een ijzeren hek. De heer Drucker. Tegen de zaak heb ik niets, maar wel wenschte ik de vrijheid te nemen, een kleine opmerking te maken naar aan leiding van de data dezer stukken. Het komt mij voor, dat onze ingezetenen niet alleen aanspraak hebben op,^ wal men noemt «goed recht", maar ook kunnen verlangen «snel recht". Nu dagteekent het verzoek in dezen van 6 September, terwijl wij heden 16 November hebben. Het geldt hier toch niet zulk een ingewikkelde en moeilijke zaak dat men 2 maanden noodig heeft om haar te onderzoeken. Zou niet by deze en andere eenvoudige zaken eene snellere behandeling mogelijk zijn? De Voorzitter. De eene zaak heeft meer onderzoek noodig, dan de andere. Deze zaak is zeer uitvoerig onderzocht, met het oog op de antecedenten, die betrekking op deze zaak hadden. Eerst was de bedoeling afwijzend op het verzoek te beschikken, doch by nader onderzoek is ons denkbeeld gewyzigd. De heer Drucker. Ik kan moeielijk er over oordeelen, hoe ge wichtig en uitgebreid dit onderzoek is geweest, doch in 2 maanden kan men veel onderzoeken. Er staal in het verzoek, dat men medio October het gebouw zou openen, terwijl^ de afwezigheid van een hek dan bepaald gevaarlyk zou worden. Er was dus wel eenige aanleiding tot spoed. De Voorzitter. Deze, uwe vrees had u wel kunnen temperen want er heeft een voorloopig of noodhek gestaan gedurende dien tyd. De beraadslaging wordt gesloten en op het verzoek zonder hoof delijke stemming gunstig beschikt. X. Idem van H. Neeuwveld, om terugbetaling van [schoolgeld, lager onderwijs. (Zie Ing. St. n". 299.) XI. Idem van het Bestuur van de Muziek en Tooneelvereeniging Nut en Vermaak, omtrent het gebruik van een lokaal in het voor malig Gymnasium in de Lokhorststraat. (Zie Ing. St. n°. 300.) Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. XII. Verzoek van verschillende personen omtrent vermindering van schoolgeld voor het bezoeken van de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. n#. 302.) Op deze verzoeken wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming conform het voorstel van Burg. en Weth. beslist. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkery van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 3