62 N®. asi. Leiden, 15 September 1893. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens ter vaststelling aan te bieden een staat van af- en oversehrijving op de bcgrooting voor dit jaar, strekkende tot verhooging van Volgn. 12a Kosten voort vloeiende uit bet nemen van maatregelen ten behoeve van den open baren gezondheidstoestand met f 1000, te vinden door afschrijving van dat bedrag van den post voor Onvoorziene Uitgaven. De verhooging dient tot bestrijding van meerdere kosten voor maatregelen als bovenbedoeld wegens arbeidsloon voor desinfectie, desinfeeteermiddelen, onderhoud van bet cholera-hospitaal enz. Te zijner tijd zal eene opgave geschieden van liet alsnog benoodigde wegens den aanleg van duinwaterbuizen in poorten en stegen, liet maken van pulten voor de plaatsing van watermeters en de aan schaffing van eenige voorwerpen voor het cholera-hospitaal. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 352. Leiden, 16 September 1893. Ter vervulling der vacature die is ontstaan tengevolge van het aan Mejuffr. A. C. Brouwer verleend eervol ontslag, hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht aan te bieden ter be noeming van eene derde onderwijzeres aan de school der 3e klasse n®. 2, op eene jaarwedde van 550. Die voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondissements- Schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd der school en als volgt samengesteld: 1°. Mejuffr. Christina Maria Van der Heyde, 2®. Mejuffr. Maria Francina Johanna De Vries en 3®. Jacoba Albertha Rodbard, de beide eersten werkzaam aan de school 3e klasse n®. 4 en de laatste aan de school 3e klasse n°. 1. Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken in de leeskamer ter inzage zijn nedergelegd, verzoeken wjj U thans tot eene benoe ming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden N®. 253. Leiden, den 13 September 1893. De Gemeente-Verordening van den 5 Juni 1879, regelende het getal leeraren verbonden aan het Gymnasium te Leiden en het bedrag hunner jaarwedde bepaalt in art. if de jaarwedde van den leeraar in de wiskunde op f 2000 en alzoo gelijk aan die der leeraars in de oude talen (art. 4c) en in de Nederlandsche taal- en letterkunde, geschiedenis en aardrijkskunde. Deze regeling komt ons niet billijk voor. De taak van den leeraar in de wiskunde is zwaar en veel omvattend. Hij heeft niet alleen het grootst aantal lesuren doch bovendien zijn die uren gelijk niet met andere leeraars het geval is verdeeld over alle klassen. Daarbij komt, dat die klassen allengs talrijker worden en het dien tengevolge voor den leeraar in de wiskunde uiterst moeilijk is, zich goed te vergewissen omtrent de vorderingen der leerlingen. Om die te beoordeelen is het maken van schriftelijk proefwerk zeer dikwjjls noodzakelijk. Het nauwkeurig beoordeelen van dat werk kost den leeraar veel moeite en inspanning. Eindelijk is de leeraar in de wiskunde voor een groot deel betrokken in alle toelatings- en over gangsexamens, terwijl de beteekenis van de wiskunde als leervak en de verantwoordelijkheid van den leeraar met het oog op het eind examen van de leerlingen afdeeling B, niet gering mag worden geacht. Om al deze redenen zijn wij van oordeel, dat de jaarwedde van dien leeraar niet is in overeenstemming met het door hem te ver richten werk en te laag in vergelijking tot de jaarwedde van de leeraars in de oude talen, in de Nederlandsche taal- en letterkunde en in de geschiedenis en aardrijkskunde. Naar het ons voorkomt verdient de leeraar in de wiskunde eene plaats tusschen den con rector en de andere leeraars en moet dienovereenkomstig zijne jaar wedde worden bepaald op f 220Ü. De Inspecteur der Gymnasia, wiens advies wij omtrent deze aan gelegenheid inwonnen, antwoordde ons het volgende: »Ik ben het geheel met Uw College eens, dat de taak van den leeraar in de wis kunde zwaar en veelomvattend is, in vele opzichten zwaarder, dan die van de leeraren in de oude talen en in de Nederlandsche taai en letterkunde, geschiedenis en aardrijkskunde, die eene even liooge bezoldiging genieten. Het koint mij alleszins billijk voor, aan dezen verdienstelijken leeraar die in verhouding tot het aantal zijner les uren, van alle leeraren het geringste tractement geniet, eene verhoo ging toe te kennen. Een voorstel om zijne jaarwedde op 2200 te brengen, zal ik dan ook gaarne ondersteunen". Uit dit antwoord l$an worden afgeleid, dat aan een besluit tot wijziging der verordening in den bovenomschreven zin de goedkeu ring der Hooge Regeering niet zal worden onthouden, tengevolge waarvan slechts de helft der meerdere kosten door de gemeente zal moeten worden gedragen. Wij hebben mitsdien de eer Uw College voor te stellen de bedoelde verordening te wijzigen in dien zin, dat de jaarwedde van den leeraar in de wiskunde zal worden bepaald op 2200. Aan den Gemeenteraad Curatoren van het Gymnasium te Leiden, van Leiden. P. L. Rijke, l'. President. O. W. Sipkes, Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 4