53
1893, strekkende om de sommen begrepen in het batig saldo der
rekening van 1892 en betalingen betreffende welke vóór het sluiten
van de rekening over dat jaar niet konden plaats hebben (zie ons
rapport Ingek. St. n*. 185), op de begrooting voor 1893 over te
brengen, in on'.vangst op den post «Gedeelte van het vermoedelijk
batig saldo van den dienst 1892" ad f 13215.975, en in uitgaaf op den
post «Onvoorziene Uitgaven", tot gelijk bedrag. Een staat, als bedoeld
wordt bij art. 14 der voorschriften betreffende de gemeenterekening,
waarbij lol directe betaling van deze uitgaven uit den post «Onvoor
ziene Uitgaven" wordt besloten, is mede hierbij gevoegd. Ten op
zichte van het restant der geldleening van 2501)00, ten bedrage
van f 26331.08s begrepen in liet batig saldo der rekening, geven wij
U in overweging dit eveneens op de begrooting van 1893 over te
brengen, (evenals zulks geschied is ten vorigen jare) door vaststelling
van den suppletoiren staat van begrooting, dienst 1893, in ontvangst
«Geldleening ter voorziening in de kosten van buitengewone werken",
ad 26 331.085, en in uitgaaf «Aankoop van inschrjjving op de Groot
boeken der Nationale Schuld" tot geljjk bedrag.
Het batig slot der rekening over 1892 bedraagt alsdan, na aftrek
van de vorenbedoelde sommen, f 8001.94, en wordt als lste post
van Ontvangst in de Begrooting voor het jaar 1894 gebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N*. 203. Leiden, 3 Augustus 1893.
W(j hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat de post
«Renten van de tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte
aan kasgeld", (Volgn. 154 der begrooting van dit jaar), niet meer
toereikende is om daaruit te voldoen de rente en kosten van een
accept, groot J 20.000, op den 4den Juli 11. afgegeven en den 4den
October a. s. vervallende. Dit accept betreft de op 2 Maart van dit
jaar opgenomen 20.000. Het tekdrt op den post bedraagt thans
f 12.49.
Aangezien den lsten September en den 22sten September e. k.
eveneens accepten tot genoemd bedrag komen te vervallen, welke
waarschjjnljjk zullen moeten worden verlengd, waarvan de renten en
kosten ongeveer f 430 zullen bedragen, stellen w(j Uwe Vergadering
voor Volgn. 154 der begrooting met f 450 te verhoogen, ten einde
de voldoening der rente geene vertraging te doen ondervinden, en
dit bedrag te vinden door afschrijving van den post «Onvoorziene
Uitgaven", waartoe een staat, model B, ter vaststelling hiernevens is
gevoegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden.
N°. 204. Leiden, 3 Augustus 1893.
Naar aanleiding van de discussien in de Raadszitting van 15 Juli jl.
omtrent ons voorstel in zake de verplaatsing van de asch- en vuilnis
belt naar het terrein aan de Slaagsloot. zijn wij in overleg getreden met
den pachter van het ophalen van de asch en het vuilnis, het baggeren,
de faecale stoffen verzameld volgens het Liernurstelsel en met den
pachter van den afval van en het leveren der benoodigdheden voor de
Beestenmarkt over eene verlenging van de pacht.
De pachter van de haardasch enz. P. Van Ulden heeft zich bereid
verklaard de pachten te verlengen tot uit. Maart 1894 onder de be
staande voorwaarden, met de mededeeling dat het voornemen bestaat
het hem loebehoorend terrein te gebruiken voor de bewaring van
asch en vuilnis ook gedurende de wintermaanden en dat hij vertrouwt
dat de Gemeenteraad, wanneer hem later de pacht niet mocht worden
gegund, alsdan de billijkheid zal inzien van eene evenlueele schade
vergoeding voor de kosten van de proefneming bovenbedoeld.
De pachter van den afval van de Beestenmarkt heeft zich bereid
verklaard de pacht te verlengen tot uit. December a. s. tegen betaling
van f 400 en over de maanden Januari, Februari en Maart 1894
tegen betaling van f 50.
Met dit laatste aanbod kan o. i. in geen geval genoegen worden
genomen, met het oog op de vroeger betaalde pachtsom van f 1400
per jaar en de verlenging krachtens Raadsbesluit van 15 December jl.
der pacht na 1 Januari tot uit. Augustus 1893 tegen betaling van
f 800, met welk bedrag de thans geboden pacht van f 50 voor drie
maanden niet in verhouding staat.
Wjj meenen. daarom deze pacht slechts te moeten verlengen tot
uit. December a. s., zullende alsdan vóór dien tijd omtrent de
verdere behandeling dezer aangelegenheid gedurende de maanden
Januari, Februari en Maart 1894, zoo noodig, eene nadere beslissing
moeten worden genomen.
W(j geven Uwe Vergadering alsnu in overweging de pacht van
de haardasch, het vuilnis en het puin, van het baggerwerk binnen de
grachten, singels en singelslooten, en van de faecale stoffen verzameld
volgens het Liernurstelsel te verlengen tot uit. Maart 1894 onder de
bestaande voorwaarden en de pacht van en de levering der benoo
digdheden voorde Beestenmarkt te verlengen tot uit. December 1893
tegen betaling van f 400 door den pachter en verder onder de be
staande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N*. 205. Leiden, 3 Augustus 1893.
Op Zaterdag 29 Juli, brak 's avonds een der trapleuningen der
Stads-Gehoorzaal geheel af, welk ongeval ons een onderzoek naar de
overige op dezelfde wijze geconstrueerde leuningen deed instellen.
Het resultaat van dit onderzoek was dat alle op één na ge
vaarlijk bleken te zijn en het maken van hulpleuningen noodig
was. Voorziening in dezen toestand is dus alleszins gewenscht,
zoodat wij den Gemeente-Architect hebben opgedragen, eene begrooting
op te maken voor de herstelling en voorziening der bestaande leu
ningen en pilasters. Hiervoor zal noodig zijn een som van ongeveer
f 350.
Daar in de hoofdzaal een paar gestukadoorde hoofdliggers ge
scheurd zijn, deden wij een onderzoek instellen naar de constructie
van de kap en het plafond. Dit voorloopig onderzoek deed het ver
moeden ontstaan dat de kapconstructie der groole zaal geen voldoende
waarborgen oplevert voor de veiligheid en die constructie zelve zeer
veel te wenschen overlaat.
Het is daarom dat wij Uwe Vergadering in overweging geven,
ons College te machtigen, een uitgebreid onderzoek te doen instellen
naar de constructie van kap, gebouw enz., in verband met de
gebruikte materialen, en wij wenschen hiervoor uit te noodigen
twee deskundigen, en aan die heeren toe te voegen den tegen-
woordigen Gemeente-Architect, ten einde hun met raad en daad te
kunnen dienen.
Wij zouden dit onderzoek gerustelijk aan den Gemeente-Architect
alleen durven opdragen, doch meenen dat het voegzamer is, dien
verdienstelijken Gemeente-Ambtenaar niet te noodzaken het werk
van zijn voorganger in het publiek te criliseeren.
Wij stellen U mitsdien voor:
1°. Ons College een crediet van f 350 toe te staan, voor het
vernieuwen der trapleuningen.
2*. Ons te machtigen twee deskundigen te benoemen, ten einde
met den Gemeente-Architect na te gaan of en in hoeverre de constructie
der kap voorziening behoeft, ook in verband met de gebruikte mate
rialen.
3°. Aan die deskundigen levens op te dragen hunne bevinding te
openbaren, wat betreft den geheelen bouw der Gehoorzaal, uit een
technisch oogpunt beschouwd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N*. 206. Leiden, 7 Augustus 1893^
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen den
in hare handen gestelden suppletoiren staat van begrooting betreffende
de jaarwedde van den concierge van het Archiefgebouw en adviseert
U dien goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N*. 207. Leiden, 7 Augustus 1893.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen legen den
suppletoiren staat van begrooting van het Gereformeerd Minne- of
Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, dienst 1893, strekkende lot be
legging van het batig saldo der rekening van gemelde inrichting van
het jaar 1892 en adviseert Uwe Vergadering dien staat goed te
keuren, in ontvangst en uitgaaf ad f 1634 74.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N'. 208. Leiden, 9 Augustus 1893.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede
te deelen dat zij geene bedenkingen heeft tegen de voorstellen van
Burg. en Weth. van 21 Juli jl. tot de aanschaffing van een viertal
schoolbanken met 2 zitplaatsen voor de Jongensschool 2e klasse en
van 3 Augustus jl. tot verhooging van den post: «Renten van de
tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte aan kasgeld,"
met 450.
Zjj stelt U derhalve voor de overgelegde stalen van af- eu over
schrijving op de begrooting dienst 1893, respectievelijk tot een bedrag
van f 52 en f 450 vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N*. 209. Leiden, 10 Augustus 1893.
Evenmin als bij het hoofd der school bestaat er bij ons bezwaar
legen de inwilliging van het verzoek van J. J. Meukema, om ontslag
uit zijne betrekking van derden onderwijzer aan de school 4e klasse
n'. 1, zoodat wjj Uwe Vergadering in overweging geven dat ontslag eervol
te verleenen ingevolge zjjn verzoek, met ingang van 1 September a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren!
Ondergeteekende, Jacobus Johannes Menkema, 3e onderwijzer aan
de Openbare Lagere school 4e klasse n'. 1 in Uwe gemeente, neemt
hiermee de vrijheid te verzoeken hem met ingang van 1 September
1893 uit zijne betrekking eervol ontslag te willen verleenen, wegens
zijne benoeming tot onderwijzer voor het Duitsch aan het Instituut-
Prins te Haarlem.
Hoogachtend,
UEdelAchtb. Dienstw. dnr.
Leiden, 5 Augustus 1893. J. J. Menkema.
Leiden, 8 Augustus 1893.
Ter voldoening aan het verzoek vervat in Uwe apostille van den
7den 11. n*. 2979 heb ik de eer U te berichten, dat er bij mij geene
bezwaren bestaan tegen de inwilliging van het verzoek van den 3en
onderwjjzer J. J. Menkema en dat hem derhalve met ingang van 1
September a. s. het door hem gevraagd ontslag eervol zou kunnen
gegeven worden.
Aan HH. Burg. en Weth. Het hoofd der O. S. 4e kl. ns. 1,
van Leiden. P. G. Hocks.