DONDERDAG 13 JULI 1893. 59 meesters ieder op een tractement van 800. Thans is door ons een andere weg ingeslagen en zullen in plaats van die twee keur meesters, de rijksambtenaren der belastingen daarmede belast worden, als de Minister van Financiën zulks ten minste goedkeurt. Hierdoor krijgen wij eene regeling veel beter en goedkooper dan zulks in vele andere gemeenten het geval is. Voor de vleeschkeuring zal de ge meente dus geene groote uitgave hebben; een eerste vereisehte is nu evenwol dat wij een zeer bekwaam persoon hebbendie de ambte naren zal kunnen instrueeren en op wien wij volkomen kunnen ver trouwen. Wij hebben nu een zeer bekwaam man op het oog, gere commandeerd door een autoriteit op veeartsenijkundig gebied. De heer Dekhuizen. Ik wensch nogmaals warm aan te bevelen, ons die f 200 niet te ontzeggen. Wij hebben een man noodig van onbetwiste bekwaamheid; op wiens karakter wij kunnen steunen. Geschikte ambtenaren moeten door hem tot keurmeesters worden opgeleid. Door deze som te weigeren, zou de Raad het traktement niet voldoende maken, dat de eerste keurmeester naar zijn stand zou kunnen leven. Wat nu de instru menten betreft; deze moeten worden aangeschaft; wanneer wij de uitgave zéér ruim berekenen, zal zij, f 800, hoogstens f 1000, be- loopen, doch dit is slechts voor eens en voor altijd. De overige dagelijksche benoodigheden zijn alle zeer laag in prys. De heer Drucker. Over die instrumenten wordt nu hier waarlijk een geheel nieuw gezichtspunt geopend, waarschijnlijk niet alleen voor mij! Ik heb echter het woord gevraagd om mijne stem te raotiveeren, die ik vóór het voorstel zal uitbrengen. Met den heer Dekhuizen ben ik het geheel eens, dat wij een man moeten benoemen die voortreffelijk is in zijn vak. De heer Verster heeft gezegd, dat hiertoe niet altijd microscopisch of bacteriologisch onderzoek noodig is. Dit nu mag waar zijn over het algemeen, maar de Inspecteur moet toch met dergelijke instru menten kunnen omgaan. Een sprekend voorbeeld is nog onlangs te Rotterdam voorgekomen, ten bewijze hoe moeilijk het in sommige omstandigheden kan zijn, een onderzoek in te stellen. Met een zuiver praclisch onderzoek kon men daar onmogelijk komen tot een gewenscht resultaat; geen wonder dat men zeer verheugd was een deskundige te hebben, die met de nieuwste wetenschappelijke metho den wist te werken. De Nieuwe Rotlerdamsche Courant had hiervan een uitmuntend verslag. Er valt in deze zaak derhalve niet op een kleine uitgave te zien, waar het geldt een man aan te stellen, die in alles voor zyn taak berekend is. De heer Was. Over één punt ben ik nog niet gerust. In zijn eerste rede heeft de heer Dekhuyzen gezegd, dat de te benoemen keurmeester een groot gedeelte van zijn praktijd verliest, waaruit ik afleid, dat hem is toegezegd, dat hij zijn praktijk mag blijven uit- uitoefenen. In zyn tweede rede, zegt hij echter, dat hem niets beslist was L zou ik van Burg. en Weth. gaarne de zekerheid ontvangen, dat aan dien inspecteur niet wordt toegestaan particuliere praktijk uit te oefenen. Die praktyk zou te omvangrijk kunnen zijn, zoodat de man het grootste gedeelte van zijn tijd daaraan zoude besteden. Doch niet alleen dat, maar de keurmeester moet ook onafhan kelijk zyn. Een drukke omgang met verscheidene personen als vakman zou hem in moeilijkheden kunnen brengen om bij het keuren zijn onaf- hankeljjkheid te bewaren. Ik stem alleen voor, wanneer ik de uitdrukkelijke zekerheid ver- krjjg, dat het hem verboden wordt particuliere praktijk uit te oefenen. De heer Dekhüyzen. In antwoord op het zoo even door den heer Was gesprokene diene, dat de te benoemen keurmeester zijn praktijk elders zal moeten opgeven, en de provinciale toelage als veearts zal verliezen, wanneer hij hier wordt aangesteld. Ik wil hierbij voegen, dat ik het met den heer Was geheel eens ben, dat ambtenaren hier ter stede veel onafhankelijker zijn, wanneer zij zich van particuliere praktijk onthouden, maar er is geen reden hun te verbieden een consultatieve praktijk uit te oefenen. In ieder geval zal de persoon in quaestie zelf daarover geraadpleegd dienen te worden. De heer Van Moeken. De heer De Sturler heeft er met nadruk op gewezen, dat door Burg. en Weth. de zuinigheid zoozeer betracht was door in plaats van 3 of 4 keurmeesters landsambtenaren te ver- kiczcDa Ik geef dit volkomen toe, maar zou de zuinigheid nog niet meer betracht zijn, wanneer dit werk aan den heer Sleygerwald werd op gedragen, die reeds een salaris .van f 400 geniet. Wanneer daar f 1000 werd bijgelegd zou de man een aardig inkomen hebben. Ik weet niets omtrent zijne bekwaamheid, maar wij hebben in dien persoon een Leidenaar en geven minder uit, dan wanneer wy iemand benoemen op een inkomen van f 1600 hetgeen met de 400 aan den heer Steygerwald een uitgave maakt van 2000. De heer De Goeje. Ik wil gaarne mijne stem geven aan het voor- stel van Burg. en Weth. Met den heer Was wil ik echter vooraf de zekerheid hebben, dat den te benoemen inspecteur de praktijk als veearts verboden zal zijn. De man zal hier veel te doen hebben en moet dus afzien van andere bezigheden, waardoor hij bovendien nog gevaar loopt zijne onafhan- kelijkheid te verliezen. Al zijn krachten moet hij der gemeente wijden. Is zijn traktement daarvoor niet voldoende, laten wij het dan ver- hoogen, maar de man moet geheel aan de gemeente toebchooren. De Voorzitter. Het is moeielyk iedereen het naar den zin te maken. Nu wij eerst met iemand hebben geraadpleegd, voor hem te benoemen, is het weer niet goed. Wij hebben tegen den persoon in quaestie gezegd, dat wy hem gaarne wilden benoemen, doch dat hij aanvankelijk geen praktijk mocht uitoefenen Daarin heeft hij toegestemd, doch gezegd: later, wanneer de zaak geheel geregeld is, en ik dus meer vrijen tijd zal hebben, zal men mij toch niet weigeren de consultatieve praktijk uit te oefenen. Zoo staan de zaken thans. Hij is nog niet benoemd, alleen zijn voorloopige besprekingen gehouden. De heer Was. M. d. V.! Uwe mededeeling dat hij aanvankelijk geen particuliere praktijk zal mogen uitoefenen, maakt voor mij het stemmen vóór het voorstel onmogelijk. Ik vind het uitoefenen van die praktijk in principe verkeerd, en kan mij dus niet met eene voorloopige onthouding daarvan tevreden stellen. De Voorzitter. Ik kan het verkeerde of bedenkelijke van con- sultieve praktijk niet inzien; die is veel minder omvangrijk dan de gewone dagelijksche praktijk. De heer De Goeje. M. d. V.! Ik zou willen vragen waarom die praktijk moet worden toegelaten. Is het omdat de man anders te weinig tractement heeft, laten Burg. en Weth. dan den moed hebben voor te stellen hem nog f 200 of zelfs f 400 meer te geven. Dan verkrijgen wy ten minste een ambtenaar die zich wydt aan hetgeen hem bij de «verordening is opgedragen, die werkelijk voor eene goede keuring zorgt. Hij zal toch, dunkt mij, genoeg te doen hebben, doordat hij niet alleen zelf moet keuren maar ook het toezicht moet uitoefenen op een geheelen staf van ambtenaren. De heer Jota. Wanneer de Inspecteur de consultatieve praktijk wil uitoefenen in eene afgelegen provincie of waar ook, dan zal hij daartoe toch altijd eerst noodig hebben de vergunning van Burg. en Weth. En deze zal zeker niet verleend worden, zoo Burg. en Weth. van meening zijn dat daardoor de keuring in Leiden benadeeld zal worden. Is hij een paar jaar hier geweest en de zaak volkomen geregeld, dan lijdt het geen twijfel of hij zal veel meer vrijen tijd hebben dan in den aanvang. En waarom hem dan niet in de gelegenheid gesteld zijn tractement wat te vermeerderen zonder bezwaar voor de ge meentekas. Consultatieve praktijk valt niet te vergelijken en komt niet in concurrentie met de gewone, dagelijksche praktijk. Alleen in moeielyke gevallen zal hy in consult worden geroepen. Ik zie geen enkele reden om hem dat niet toe te staan. De heer De Stürler. Die consultatieve praktijk levert bovendien ook nog het voordeel op dat daardoor de kennis van dien ambtenaar steeds zal vermeerderen, meer dan wanneer hy alleen voor de keuring blijft aangewezen en dus van interessante gevallen buiten de stad geen kennis zoude kunnen nemen. De heer Dekhüïzen. De quaestie ware wellicht op te lossen wanneer de Raad de bevoegdheid aan zich hield, om later den eersten keurmeester permissie tot het uitoefenen van consultatieve praktyk te verleenen; voorloopig hebben Burg. en Weth. geen plan het uit oefenen van praktijk te vergunnen. De man in quaestie is hier niet tegenwoordig; wij kunnen, voordat wij hem gesproken hebben, den Raad hieromtrent geen toezegging doen. De heer De Goeje. Met andere woorden, wordt hem op dit oogen- blik alle praktijk verboden, en dus geheel voldaan aan hetgeen wij wenschen De heer Was. Nog moet ik doen uitkomen, dat het mij niet wen- schelijk toeschijnt dezen weg op te gaan. De Raad kan altyd later verlof verleenen om de consultatieve praktijk uit te oefenen, maar wanneer het verbod om dit te doen, met dit vooruitzicht plaats heeft dan bindt zich daardoor eenigermate de Raad en zal zijne toestem ming later niet wel kunnen weigeren. Ik zou het absoluut willen verbieden. De Voorzitter. Op die wijze krijgen wy nooit een bekwaam man. Wanneer wij het op een koopje willen doen, zooals de heer Van Hoeken voorstelt, dan maak ik mij sterk iemand voor f 800 te vinden Doch daarom is het niet te doen; wil men een zaak, dan moet men haar goed willen, anders gooit men het geld weg. Een absoluut verbod tot hel uitoefenen der consultatieve praktijk, zonder vooruitzicht dat dit wordt toegestaan, wanneer de man iets meerdere vryheid heeft, is niet te verkrijgen. De heeren moeten niet zoo gering denken over het voordeel, dat de praktijk den veearts opbrengt. Hij offert derhalve een groote.som op. Men moet zich van dien aankoop van instrumenten ook niet te veel voorstellen. De man heeft natuurlijk eigen instrumenten; nu moet de gemeente hem ook wel een en ander bezorgen, doch dit loopt zoo hoog niet. In elk geval is dit een uitgave in de toekomst en moeten wy toch zorgen een bekwamen veearts te krijgen. De heer Zaalberg. M. d. V.! Zou de zaak niet zoo zijn te regelen, dat de Inspecteur telkens als hij in consult werd gevraagd, daartoe eerst vergunning van Burg. en Weth. moest hebben? Burg. en Weth. zullen toch steeds bekend zijn met de werkzaamheden van den In specteur en zij zullen het beste kunnen beoordeelen of het belang der gemeente veroorlooft, hem een kort verlof te verleenen of niet. De Voorzitter. Wanneer eene dergelijke bepaling in de instructie wordt opgenomen, lieb ik er geen bezwaar tegen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. om aan den te benoemen eersten keurmeester den titel te geven van Inspecteur, wordt in stemming gebracht en aangenomen met 19 tegen 2 stemmen, die van de heeren Van Hoeken en Van Reenen. Het voorstel om de jaarwedde van den Inspecteur te bepalen op f 1600 en 5 pCt. van de opbrengst der keurloonen op vee en vleesch, wordt aangenomen roet 11 tegen 10 stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 5