56 DONDERDAG 13 JULI 1893. van erfdienstbaarheid van licht ten laste van het in eigendom af te stane stuk grond, henevens het recht van erfdienstbaarheid van verbod om op het af te stane stuk grond (hooger) te houwen, waardoor bovenbedoeld licht zoude kunnen verloren gaan of belemmerd worden," dan zouden hierdoor, naar het mij voorkomt, de belangen van A. Alt en diens opvolgers in den eigendom beter gewaarborgd worden, dan dit door het voorstel van Burg. en Weth. gedaan wordt. Aan het voorstel, zooals hel thans luidt, zal J. G. Langeveld zich wel houden; doch het zal de vraag zijn, of zijn opvolgers dit eveneens zullen doen. Oan zou toch de quaestie kunnen ontstaan of de ge meente dit weder ongedaan kon maken óf wel, dat A. Alt er zich tegen zoude kunnen verzetten. Volgens mijn voorstel daarentegen is het recht van erfdienstbaar heid van licht toegekend aan hel perceel en zullen dus, noch J. G. Langeveld noch zjjne opvolgers in den eigendom ooit een bouw of werk kunnen maken, waardoor tegen de bedoelingen van A. Alt zoude gehandeld worden. De Voorzitter. Burg. en Burg. nemen het amendement van den heer Van Hamel over. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming gunstig op het verzoek beschikt. VII. Voorstel omtrent het gebruik van de Gehoorzaal voor tentoon stellingen van teekeningen der Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n#. 166 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VIII. Verzoek van J. H. Van den Broek, om vrijstelling of terug betaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n'. 167.) IX. Idem alsvoren van H. H. B. Vos. (Zie Ing. St. n*. 169.) Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. X. Voorstel omtrent de pensioenregeling voor den concierge van Archiefgebouw. (Zie Ing. St. n°. 468.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XI. Idem omtrent het verzoek van B. M. Duyser, pachter van het buffet der Gehoorzaal, om vermindering van pacht. (Zie Ing. St. n\ 171.) De heer Druckbr. Over het tarief wenschte ik wel een enkel woord in het midden te brengen. Daargelaten de verdere verdiensten van de wijziging, komt het m(j voor, dat er in dit tarief één punt is, dat nog al bezwaar blijft op leveren, namelijk voor diegenen, welke in de Gehoorzaal namiddag vergaderingen willen houden. Wanneer men toch eene vergadering uitschrijft tegen 2, 2L 3 uren, kan men er zeer moeilijk voor instaan, dat zij vóór 4 uren zal zijn afgeloopen. Men ziet er dus tegen op de Gehoorzaal te huren tot 4 uren, om dat men er niet op kan rekenen tegen dien lijd klaar te zijn, terwijl men van den anderen kant ook niet de zaal voor den geheelen dag wil huren, daar dit zeer kostbaar is. Om deze reden zal de zaal voor de talrijke namiddagvergaderingen niet of zeer weinig gebruikt worden. Vroeger, toen deze zaak hier in den Raad ter sprake kwam, is er gezegd, dal dit niet anders kon, oindat, wanneer de een tot 4 uren, de ander van 5 uur af, de zaal huurt, men den tijd moet hebben, om het lokaal te ontruimen en schoon te maken. Doch dit bezwaar komt mij voor niet overwegend te zijn. Vooreerst toch zou het al zeer toevallig z(jn, dat dezelfde zaal èn voor den middag èn voor den avond ware afgehuurd, maar al ware dit het geval, dan nog zouden de beide partijen het allicht met elkander kunnen schikken: de een zal niet precies tot dat uur blij ven; de ander zal niet verlangen, dat op klokslag van het bepaalde uur de zaal ontruimd moet zijn. Ik zou dus wel in overweging willen geven te lezen in plaats van >4 uur"; »voor den namiddag tot 5f"; en in plaats van »van 5 uur af', »van 5y uur af". Ik geloof dat daardoor het verhuren der zaal voor namiddagverga deringen zeer zou worden bevorderd. Het amendement wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter. Ik heb nog eene wijziging in het tarief voor te stellen. De meerderheid van het Dag. Bestuur stelt voor het tarief te verminderen met 40 pCt., ik stel voor het te verminderen met 50 pCt. Keurt de Raad dit goed, dan komen wij op nagenoeg hetzelfde tarief van de oude zaal. Dit komt mij beter voor omdat dan alle voorwendselen weggenomen worden voor het niet gebruiken van de nieuwe lokalen. De heer Was. M. d. V.! Hetgeen de pachter in zijn laatste adres aanvoert komt mjj niet zoo geheel verwerpelijk voor. Het komt mij voor dat het voor de gemeente oneindig voordeeliger zoude zijn wanneer de bevoegdheid om de lokalen te verhuren werd toegekend aan den pachter. De pachter toch is de man die steeds met het publiek in aanraking komt en daardoor het best in staat om te be- oordeelen wat men voor elk lokaal over heeft. Dit is zoo verschillend dat niemand beter dan de pachter zoo iets kan regelen, en voor de gemeente is die regeling ook voordeeliger omdat daarnaar de pacht kan worden verhoogd. Ik begrijp zeer goed dat het moeielijk is thans tjjdens het loopende contract iets te veranderen, maar wjj hebben van den pachter zelf de uitnoodiging ontvangen om dien weg op te gaan. Mocht het denkbeeld in den Raad ondersteuning vinden, dan zou met den pachter in onderhandeling kunnen worden getreden over eene ontbinding van het contract aan het einde van het jaar, met eene nieuwe ver pachting en nieuwe voorwaarden. De gemeente zou zich natuurlijk het recht moeten voorbehouden om zoo dikwijls zij dit noodig heeft, van de zalen tegen een vastgesteld tarief gebruik te kunnen maken, en er zou ook een maximnm tarief moeten worden vastgesteld boven hetwelk de pachter niet mag gaan, en in het contract kan verder worden bepaald op welke voorwaarden de gemeente gebruik zou kunnen maken van de lokalen. En opdat de pachter niet willekeurig te werk zou gaan tegenover de ingezetenen, zou tevens de bepaling kunnen worden opgenomen, dat weigering om deze lokalen te ver huren afhankelijk is van de toestemming van Burg. en Weth. Gaat de Raad met mijn denkbeeld mede dan zal de behandeling van het voorstel van Burg. en Weth. dat ons nu bezig houdt, moeten worden uitgesteld, en met den pachter in onderhandeling worden getreden over eene ontbinding van het contract of over het opnemen van nieuwe bepalingen. En omdat ik gaarne zoude zien dat de Raad zich hierover uitspreekt, stel ik de volgende motie voor: de Raad het wenschelijk achtende dat met den pachter in nadere onderhandeling worde getreden ten einde de Gehoorzaal en bloc te kunnen verhuren onder waarborg van de rechten der gemeente, noodigt Burg en Weth. uit in onder handeling te treden met den tegenwoordigen pachter hetzij over ontbinding, hetzij over wijziging van het bestaande contract, en be sluit de behandeling van hel aanhangige voorstel van Burg. en Weth. uit te stellen. De Voorzitter. Ik geloof dat het altijd min of meer gevaarlijk is wijzigingen van eenigszins ingrijpenden aard te maken in een nog loopend contract. Wanneer de 5 jaren om zijn dan is het, dunkt mij, eerst de tijd om deze zaak te bespreken. Dan kan een nieuw contract met nieuwe voorwaarden worden gemaakt. Nu zijn wij al-4 tjjd min of meer gebonden tegenover den pachter. De heer Was. Dat bezwaar heb ik ook gevoeld, en ik zou dit denkbeeld dan ook niet ter sprake gebracht hebben, wanneer de pachter ons niet was tegemoet gekomen door hetzelfde denkbeeld in overweging te geven. Van den pachter hebben wij dus nooit een beroep op de bestaande huurovereenkomst te vreezen. Hetzij de onderhandelingen niet tot het gewenschte doel leiden hetzij w(j aan dcnzelfden pachter op andere voorwaarden de zaal aanbesteden, of tot eene nieuwe openbare verpachting komen, er is in beide gevallen niets bedorven. Blijft het contract bestaan, dan kunnen wij het tarief, ons thans door Burg. en Weth. voorgelegd, nader in behandeling nemen. Wanneer het denkbeeld goed is, en de meerderheid er zich mede kan vereenigen dan is er echter geen bezwaar eenigen tijd met de tariefswijziging te wachten en inmiddels Burg. en Weth. uit te noodigen met den pachter in onderhandeling te treden. De Voorzitter. De heer Was zal moeten erkennen, dat wjj altijd eene minder zuivere beslissing krijgen, wanneer wij volgens dat denkbeeld handelen. De pachter is vast aan zijn contract. Wanneer wjj nu dezelfde tarieven invoeren die wij vroeger Jiadden, dan krijgen wij denzelfden toestand, behalve dat de zaal veel mooier is en er dus veel meer kans bestaat op verhuren dan vroeger; maar toch zal men altjjd ge vaar loopen dal de andere inschrijvers zeggen: Als wij dat geweten hadden, dan hadden wij het ook wel voor dien prijs willen doen. Ik geloof dus werkelijk, dat wjj een zeer ontjjdig besluit zouden nemen. De heer Was. Hetzelfde zou kunnen gelden voor de wijziging, die Burg. en Weth. voorstellen op de tarieven. Het zou kunnen zijn, dat de andere inschrijvers hierop ook zeiden; Wjj zouden ook wel zooveel gegeven hebben, wanneer wij geweten hadden, dat de tarieven zoo zouden verlaagd worden. Wanneer mijn denkbeeld juist zal zijn in 1896, zal het ook nu in 1893 juist zjjn. Nu zie ik niet in, dat wij, met de medewerking van den pachter, niet zouden terugkomen op eene dwaling, die wjj begaan hebben, en dan die dwaling niet liever terstond herstellen, dan er nog mede te wachten, in strijd met den wensch van den Raad, wanneer de meerderheid zich er voor verklaart, en tegeljjkertijd ook met den wensch van den pachter. Wjj zjjn toch niet zóó gebonden, dat wij geen verandering kunnen maken. Ik beweer ook niet, dat wij absoluut met dezen pachter tot die verandering moeten komen, doch op andere en betere voorwaarden, zouden Burg. en Weth. een nieuwe inschrijving kunnen houden. De Voorzitter. Veranderingen in hel tarief hebben wjj ons voor behouden. Daarover kan dus nooit iemand eene aanmerking maken. Ik denk, dat de pachter van de gelegenheid gebruik zal trachten te maken om het pachtcontract, dat hij nu heeft aangegaan eenigs zins te verlagen. Wij kunnen niet zoo precies nagaan als hij, hoe het contract werkt. De heer Was. Maar wanneer nu het resultaat van de onderhan deling ongunstig blijkt te zijn, dan houden wij ons weder aan het oude contract met het gewijzigd tarief; dan hebben wij niets ver loren en in sommige opzichten zelfs er bij gewonnen. De heer Dekhüyzen. Ik geloof, dat wij ons zoo langzamerhand op een gevaarljjk terrein gaan begeven. Wat toch is het geval? De Gehoorzaal is gebouwd voor het geld van de burgerij. Daarom moet het ons streven zijn, de localen binnen het bereik van zooveel mogelijk menschen te brengen. Wjj verlagen het tartef en hopen, dat alsdan een groot getal vereeni- gingen gebruik zal maken van de Gehoorzaal. Daaraan is echter het nadeel verbonden, dat sommigen, die goed kunnen betalen ook van die lage tarieven zullen profiteered

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 2