50
DONDERDAG 22 JUNT i893.
kelijk maakt om op andere wijze van haar huisvuil af te komen, en
haar tevens door de leiten duidelijk maakt dat het ernst is met het
verbod tegen het werpen van vuil in de grachten, zich voor een
groot deel zullen onderwerpen aan de bestaande voorschriften.
Ik vrees dat haar de gelegenheid 0111 haar huisvuil op andere wijze
kwijt te raken zal hebben ontbroken, en in elk geval dat het toe
zicht wel eens wat te wcnschen zal hebben overgelaten.
Voor een deel is dit zeker daaraan toe te schrijven dal de politie
niet zoo sterk is als zij zou moeten zijn 0111 overal op de goede
naleving der Politieverordeningen toe te zien. Doch zal versterking
van politie eenig geld kosten, demping van gi achten zeker niet min
der. Redenen genoeg dus voor het Dag. bestuur oin binnen den
kring zijner beschouwingen op te nemen de vraag: in hoeverre aan
het bestaande euvel ware te gemoet te komen door een beter politie
toezicht, en door een hetere gelegenheid lol afvoer van vuil.
(De heer Fockema Andreae verlaat de Vergadering.
De heer Verhei van Wijk. M d. V De heer Van Hamel heeft
in overweging gegeven om ook de Uiterstegracht in hel onderzoek
op te nemen.
Ik kan mij daarmede zeer goed vereenigen, want ik geloof dat
deze gracht het wat vuilheid betreft nog wint van hel Levendaal
Ik kan er nog bijvoegen dat verschillende industrieelen die hunne
inrichtingen aan die gracht hebben, mij hebben gemachtigd hier te
verklaren dat, hoewel hunne belangen door demping der Uiterslegracht
zullen worden geschaad, en hoewel het vervoer, per as belangrijk
meer zal kosten dan hel aanvoeren van hunne benoodigdheden per
schuit, zij het toch zullen toejuichen wanneer tot die demping wordt
overgegaan
(Applaus.)
De heer Dekhuizen. In de allereerste plaats een welgemeend
woord van dank voor den lof door verschillende sprekers aan het
rapport gebracht. Ik wensch onmiddellijk daarbij te voegen dat het
niet mogelyk ware geweest de onderzoekingen te doen noch hel
rapport samen te stellen zonder de buitengewone welwillendheid
van Rijnland en speciaal van den Ingeuieur. Ik behoef niet te ver
zekeren dat de heer Van Dissel ook aan dat rapport zijne medewer
king heeft verleend.
Wat nu aangaat de conclusiën van hel rapport en de voorgestelde
motiën, het zij mjj vergund om daaromtrent nog enkele opmerkingen
in het midden te brengen
De heer Zaaijer heeft het in de eerste plaats zoo betreurd dat er
slechts eenc enkele proefneming heeft plaats gehad, en had meerdere
proefnemingen gewenscht. Hieromtrent meen ik het volgende te
moeten doen opmerken.
De kosten van uitmaling gedurende f dag zjjn vrij hoog, ongeveer
f 200, terwyl het aantal keeren dat Rijnland uit eigen beweging uit-
maalt, daartoe door zjjn boezemstand genoodzaakt, zoo groot is, dat
ik juist met hel oog op de groote kosten weinig behoefte heb ge
voeld aan het College van Burg en Weth voor te stellen voor reke
ning van Leiden eene uilmaling te doen plaats hebben Niet alleen
echter om de kosten maar ook en vooral omdat hel zoo groote
moeite kost geschikt personeel te krijgen ten einde den invloed van
de spuiing op den toestand der grachten na te gaan, zooals dit 9 en
40 September is geschied. Toen zijn voor de strooniopnemers ge
kozen de bekwaamste der stadswerkliedcn, doch die daartoe uit
hunne gewone bezigheden moeten worden geroepen.
Bovendien moest men hulp hebben van wetenschappelijke menschcn
als Dr Bakhuis Rooscbooui en de heer G. Romijn, die in vacantietijd
gemakkelijk bereid worden bovonden hun hulp te verleenen, maar
wier andere werkzaamheden hen niet altijd veroorloven dergelijke
veelomvattende wetenschappelijke onderzoekingen voor ons te doen.
Eene enkele maal heb ik aanleiding gevonden om het uitmalen op
kosten der gemeente ter sprake te brengen, en dat was juist op den
dag toen de heer Van Heukclora in de Raadsvergadering vroeg of
het rapport niet spoedig kon worden tegemoet gezien. Ik was toen
juist 's morgens bij den heer Van Dissel geweest, omdat ik mij in
het belang onzer grachten verplicht rekende eene oflicieusc aanvraag
tot uitmaling bij Rijnland te doen, hoewel ik met het oog op den
zeer lagen waterstand het antwoord wel vooruil kon zien. Het ant
woord luidde dan ook zooals ik bad verwacht: wij kunnen nu geen
water missen.
Door deze opmerking zal, hoop ik, tevens de heer Van Reenen
gerustgesteld zijn. In l(jden dat het water zeer laag is, is Rijnland
ook niet te bewegen tot spuien. Toch is de zorg voor boezemver-
verscbing l»ij dat waterschap zoo groot dat eenige dagen geleden de
sluizen by Katwijk nog gedurende 8 a 9 uren zijn geopend; men
kon dit toen doen omdat het zeepeil niet zooveel lager was als het
peil van het binnenwater.
Hoewel ik mij dus gaarne bereid verklaar de uitmalingen voort te
zetten maak ik groot bezwaar tegen het doen van verdere stroora-
opnemingen huilen de stad. In dit opzicht levert het rapport naar
ik meen vrjj voldoende gegevens. Het is gebleken dat onder gun
stige omstandigheden uitmaling zoowel als natuurlijke loozing, van
uiterst groot belang is voor onze grachten, maar tevens ook dal
onder sommige omstandigheden, bijv. bij sterken tegenwind en wan
neer de polders belangrijke hoeveelheden water op den boezem
brengen de invloed van uitipBling op onze grachten zoo gering is,
dat het inderdaad moeilijk aangaat daarvoor een paar honderd gulden
te geven.
Dat de toestand van het Levendaal onhoudbaar is, dit ben ik zeker
met den heer Zaaijer eens. Hoe dit te verhelpen zal zijn heb ik
ook reeds gezegd; er zal niet veel anders overschieten dan dempen.
Verwijding van den mond van hel Levcndaal en verdieping van den
zuidelijken Rijnarm zoude inderdaad hier een doekje voor het bloeden
zijn en slechts eene zeer geringe verbeteriug aanbrengen.
Gaarne geef ik toe dat de uitdrukking in ons rapport gebezigd:
»of een nog zoo scherp politietoezicht in staal zal zjjn dit euvel (het
werpen van vuil in de grachten) te beperken, mecnen wij met grond
te mogen betwijfelen" iets te sterk gekozen is. De bedoeling was
meer dat wij er aan twijfelen of een nog zoo scherp politietoezicht
het euvel zal doen ophouden. Die twijfel is gegrond op tweeërlei
omstandigheden.
In de eerste plaats zou er geene enkele reden zijn om hel scher
per politietoezicht alleen toe te passen op het Levendaal, feitelijk zou
tiet dus moeten geschieden op alle grachten.
In de tweede plaats moei men daarbij rekening houden met de
lengte onzer grachten en wel dubbel beregend, want men moet het
toezicht doen uitoefenen aan twee kanten van eene gracht, en die
lengte bcdaaagl zoo ongeveer 20 kilometer. Nu moge men beweren
dat grachten door de meer gegoede ingezetenen bewoond niet zoo
bewaakt behoeven te worden, op die grachten komen dikwerf zoo
veel straatjes, stegen of sloppen uit, dat van beperking van toezicht
inderdaad geen sprake zoude kunnen zijn.
Ik heb daaromtrent eens een onderzoek ingesteld in sleden waar
men grachten heelt analoog met die voor Leiden, sleden die aan
groote rivieren liggen, waar dus een sterk verval van water is, en
waar grachten loopen door buurten als hier ook worden aangetroffen,
buurten bewoond door de lagere klassen der bevolking en in welke
grachten ook fabrieken loozeu.
Welnu, die grachten zijn bezaaid met allerlei huisvuil; de menschen
denken zelfs niet aan vuilnisbakken. Er is een uitstekend politie
toezicht door eene talrijke politie uitgeoefend. En toch werd mij
door aanwonenden die hel water niet kunnen missen voor het ver
voer gezegd dat zij maatregelen nemen ten einde hunne inrichtingen
te verplaatsen, omdat zij overtuigd zjjn dal de grachten binnenkort
zullen moeten worden dichtgemaakt ten einde aan de vervuiling paal
en perk te stellen.
Politietoezicht is niet voldoende, de menschen weten hun vuil
spoedig genoeg in de gracht te werpen.
En wat nu de Uiterstegracht betreft, laat ik den Raad het verzoek
doen om in de motie ook op te nemen het ondernoek naar die gracht,
dan gaat het in eene moeite door. Een votum van den Raad, waarin
Burg en Weill tot een onderzoek worden uitgenoodigd, praejudicieert
niets over de demping zelve.
Bij dal onderzoek zijn gemoeid groote belangen der industrieelen
en ik wcnsch het hun zoo gemakkelijk mogeljjk te maken; vooraf
zou ik met hen de middelen willen beramen om geen fabrieksvochl,
waarin voldersaarde gesuspendeerd is of zeepwater of dergelijke
eventueel in een riool te brengen, omdat men dan veel meer last zou
kunnen krijgen van verstopping dan nu van grachten die wij telkens
moeten uitdiepen Den industrieelen, die hier bij monde van den heer
Verhey van Wijk hebben verklaard legen de demping der Uitersle
gracht geenerlei bezwaren te maken hoewel zij eenige financieele
schade daardoor zouden lijden, kan ik niet nalaten een woord van
oprechten dank te brengen voor dit groote bewijs van belangstelling
in de volksgezondheid.
Ik wensch thans in enkele woorden mede te deelen hoe ik zou
meenen dat het onderzoek het best zoude in te richten zijn.
Gedeeltelijk zal hel zjjn een. als ik 't zoo eens noemen mag, actiei
onderzoek, d. w. z. een onderzoek gepaard met kleine experimenten.
Ik zoude nl. wenschcn aan te brengen in den wal van het Levendaal
enkele putten waarin de fabrieken hun water, waarin voldersaarde
gesuspendeerd is, kunnen loozen, ten einde daardoor te kunnen na
gaan of die putten zoo kunnen worden ingericht dat de voldersaarde
niet in de gracht komt. Gelukt dit, dan is dit in zekeren zin een
nadeel voor de voorstanders van demping, omdat de gracht dan beter
schoon gehouden kan worden; allerminst praejudicieert dan ook dit
onderzoek op een later uit te brengen stem voor de demping.
Verder wenschte ik dat actief onderzoek gaarne te zien uitgestrekt
tot het Liernurstelsel.
Er komt toch in het rapport van Burg. en Weth. een uitdrukking
voor, waarop men tot mijne verbazing niet is teruggekomen, nl. waar
gesproken wordt over het Liernurstelsel. Wanneer er ééne reden
pleit voor hel onderzoek van de Levendaal-quaestie, is het wel om
dat men daar heeft het Liernurstelsel. Men heeft daar niet te doen
met het eigenlijke stelsel waarbij de privaten zelve aangesloten zijn,
maar met het oneigenlijke, omdat het eene aansluiting heeft aan het
riool met beerputten in de gedempte Zijdgracht. In die beerputten
bezinken de zwaardere bestanddeelen van het rioolvocht en worden
daaruit weggepompt door middel van het Liernurstelsel in schuilen.
Nu is echter de vraag of bij eene eventueele demping van het
Levendaal de machine wel in slaat zoude zyn het riool in de plaats
van de gracht komende uit tc pompen.
Het Levendaal bestaat uit twee deelen, het oude smalle en het
nieuwe, breede gedeelte, het laatste 300 jaren na het eerste gegra
ven, tegelijk met de Heerengracht. En wel schijnt men min of meer
in tegenstelling met het Oud-Levendaal er een soort gala-gracht van
te hebben willen maken. Alle huizen aan het breede gedeelte
rioleeren dan ook uit naar de Hoogewoerd of Binnenvestgracht. Eerst
in lateren tjjd is vermoedelijk het Nieuw-Levendaal verbonden met
het samenhangend rioolstelsel der omgevende straten. Leggen wjj
nu aan een stuk riool van 30 meter lengte tusschen dat in de Kal-
verstraat en dat van de Zijdgracht, dan is daardoor het gehëfele
zuidelijke gedeelte van het Levendaal aan het Liernurstelsel aange
sloten. Ik vermoed dat de kosten daarvan zullen bedragen een
300. Dan heeft men verder niets te doen dan de verschillende
uitmondingen der riolen in het nieuwe Lcvendaal een voor een te
sluiten met tijdelijke schuiven, en zal men kunnen zien of de aan
sluiting voldoende zal zijn, de riolen overal onverstopt, en of de
machine het werk zal aan kunnen.
W(j gaan dus zeer langzaam vooruit, er werden niets dan verbete
ringen aangebracht en niemand is ten aanzien van z(jne later uit te
brengen siein gepraejudicicerd. Ik zon dus gaarne zien dat de
motie in den zin als door mij is aangegeven, werd gewijzigd.
De heer Zaaijer. M. d. V.! Na den door den heer Dekhuyzen uit-