DONDERDAG 8 JUNI 1893. 45 III. Verzoek van H. K. W. Weijland, om terugbetaling van school geld, lager onderwjjs. (Zie Ing. St. n®. 127.) IV. Idem als voren van J. Hegt. (Zie Ing. St. n®. 129.) Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. V. Voorstel tot wijziging van de verordening op de Kweekschool van onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. n®. 128.) De heer De Goeje. M. d. V.! Ik wenschte U wel te vragen waar om dit deel van de voorstellen der Plaatselijke Schoolcommissie welke door Burg. en Weth. in hun geheel ondersteund worden, nu ter af doening wordt voorgesteld. Waarom nu ook niet tegelijk het ge- heele voorstel tot regeling van het lager onderwijs aan de orde gesteld De Voorzitter. Omdat men gaarne deze regeling met 1 Juli a. s. wilde invoeren en het geheele voorstel is nog niet zoover gereed. De heer De Goeje. Bestaat er dus geen kans dat de geheele regeling betreffende het lager onderwijs met 1 Juli zal worden in gevoerd De Voorzitter. Daar twijfel ik aan. De heer Dekhuyzen. Dat zal afhangen van de onderhandelingen welke tusschen de Schoolcommissie en het Dag. Bestuur plaats hebben. De heer De Goeje. Ik dacht dat die onderhandelingen al lang waren afgeloopen. De heer Van Hamel. Ik hoor met verbazing, dat er onderhande lingen plaats hebben tusschen de Schoolcommissie en het Dag. Be stuur. Indien ik mij niet ten eenenmale bedrieg is het tydstip der onderhandelingen al lang voorbij. De heer Dekhuyzen. Ik verbaas mij ten hoogste over de verbazing van den heer Van Hamel. Sedert mijn optreden als W ethouder is er met de Schoolcommissie onderhandeld, geconfereerd, zijn er brieven over en weer geschreven terwijl de laatste brief was van de Schoolcommissie. Dit alles heeft geleid lot vrij groote wijzigingen in het oorspron kelijk voorstel, op den laatsten brief van de Commissie moet nog geantwoord worden. De onderhandelingen zijn dus nog niet afge loopen. De heer De Goeje. M. d. V.! Het was myne vaste meening dat de onderhandelingen waren afgeloopen. De Schoolcommissie werd in kennis gesteld met eenige bezwaren van den Wethouder tegen hare voorstellen en heeft haar best gedaan aan die bezwaren tegemoet te komen. Ik wist werkelijk niet dat er al weder een antwoord bij de Schoolcommissie moest inkomen; ik heb er zelfs geen flauw denkbeeld van wat in dat antwoord moet staan. De heer Dekhuyzen. Wanneer ik even uit de school mag klappen, dan wil ik nu wel zeggen dat in het laatste schryven van de School commissie aan enkele onzer bezwaren werd tegemoet gekomen, maar op andere punten meende de Commissie hare opinie te moeten hand haven. Welnu! op dien brief moet nog een antwoord worden ver zonden. De heer Vak Hamel. Na het medegedeelde door den Wethouder, wanhoop ik ér aan dat er een einde zal komen aan de briefschry- verij tusschen Schoolcommissie en Dag. Bestuur. Sedert anderhalfjaar zyn wij daarmede reeds bezig, behalve de talrijke vergaderingen en conferentien van Schoolcommissie en Subcommissie daarvan met den Wethouder. Op die wijze komt de zaak nooit tot een einde. De heer Dekhuyzen. Ik kan mij de wanhoop van den heer Van Hamel niet begrijpen. Er heeft nog geene enkele conferentie plaats gehad, of daarin werden verbeteringen aangebracht in het voorstel. Toen Burg. en Weth. eens uitrekenden wat de nieuwe Verordening zoude kosten, zette de Schoolcommissie groote oogen op. Behalve de bedenkingen van financieelen aard had bet Dag. Bestuur ook be zwaar tegen de verdeeling der gelden, die door de besparingen vrij komen onder de verschillende categoriën van onderwijzers. Eriseene geheele categorie van onderwijzers, juist de minimumlijders, voor wie in het voorstel der Schoolcommissie veel minder goed gezorgd wordt dan in ons voorstel. De onderhandelingen zijn nu in vollen gang en ik kan den Voorzitter van de Schoolcommissie de verzekering geven dat spoedig onzerzijds een nieuw voorstel zal worden ingediend. De heer Drucker. M. d. V.In de toelichting tot het voorstel komt eene uitdrukking voor, die eenigszins eupheraistisch is gekozen. Ik lees daar nl.: »en komt voor onder de door haar voorgestelde wyzigingen van de Verordeningen op het Lager Onderwijs waarvan een exemplaar voor eenigen tijd aan de leden van den Gemeenteraad is toegezonden". Dit «voor eenigen tijd" is ten minste 6 of 7 maanden In het begin der voordracht komt eene tweede dergelijke uitdruk king voor. »In verband met de eerlang in te dienen voorstellen tot wyziging" enz. Ik wensch de hoop uit te spreken, dat dit «eerlang" niet zoo lang zal duren als het «eenigen tjjd''. Het is my bekend, dat de per sonen die by de zaak belang hebben, zich nu wel niet ongerust gaan maken, maar er toch aan gaan twijfelen, of de zaak met behoorlijken spoed wordt behandeld. En voor dien twijfel bestaat eenige reden. Ik hoop dus, dat dit «eerlang" op te vatten is in de gewone be- teekenis van dat woord. De heer Dekhuyzen. De reden van vertraging ligt ik wil gaarne schuld bekennen voor een deel bij mij, maar d gebruikte tijd is volstrekt niet verloren. Met de Schoolcommissie is er met de grootste moeite en inspanning naar gestreefd om tot eene bevredigende op lossing te komen van de aan beide zjjden gerezen bezwaren en beden kingen. De gevolgen van een dergelijk voorstel te overzien is uiterst moeielyk, herhaalde besprekingen en becijferingen zijn daar voor noodig geweest. Maar zoo een deel van de vertraging op mijne rekening komt voor het overblijvende, niet geringe deel heeft de Plaatselijke Schoolcommissie de schuld te dragen. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. De Voorzitter. Ik kan nog mededeelen dat later een voorstel zal worden gedaan om zonder vermeerdering van kosten, les in het vioolspelen te blijven geven. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VI. Staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1893 ad 125 (herstelling dak Bank van Leening.) (Zie Ing. St. n°. 132 en 142.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. VII. Verzoek van A. Dieben Wz., om een brug te verplaatsen over de Zoeterwoudsche singelsloot. (Zie Ing. St. n®. 133.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. VIII. Idem van J. W. Ouwerkerk, om eene loozing te leggen naar de Heerengracht. (Zie Ing. St. n®. 133.) De heer Du Ried. M. d. V.! Ik heb altjjd gehoord en dit komt overeen met den aanleg der riolen in de Langestraat en de Veste- straat, dal voor de wolindustrie geen riolen in de Heerengracht uit- loopen. Nu vraag ik of voor de nog bestaande industrie het wel doelmatig is dat kelderwater dat niet erg zindelijk is, daarin worde gebracht of levert het afvoeren daarvan geen bezwaar op. De heer De Sturler. Voor zoover my bekend is zal het afge voerde water zonder schadelijke organische stoffen zijn. De beraadslaging wordt gesloten. Op het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. IX. Staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1892, ad f 5337.39 tot dekking van eenige tekorten. (Zie Ing. St. n®. 136 en 145.) De Voorzitter. De Commissie van Financien heeft de staat on derzocht en heeft geen bezwaar tegen de goedkeuring. De heer Verhey van Wijk. M. d. V.! Bij Volgn. 99 is een post uit getrokken voor brandstoffen en loon van den stoker in de Gehoorzaal. Nu is het mij al meermalen voorgekomen dat de schoorsteen van de Gehoorzaal zeer onvoldoende is, ten minste op de dagen dat de Gehoorzaal wordt gebruikt. De schoorsteen walmt verbazend en door de buren is mij medegedeeld dat zij daarvan veel last ondervinden. Is het niet mogelijk de schoorsteen wat hooger op te trekken? De Voorzitter. Wij zullen de zaak brengen onder de aandacht van wien het aangaat. De beraadslaging wordt gesloten, en de staat zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Thans stel ik nog aan de orde het verzoek van den heer Mr. H. L. Drucker, om eene leiding voor afvoer van hemel water te doen maken door den tuin van het perceel Rapenburg 61 naar het stadsriool in de Doelensteeg. (Ing. St. n®. 139.) Op dit verzoek wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord? De heer Jota. Uit het Leidsche Dagblad van Vrijdag 26 Mei ver nam ik dat in de laatste Raadsvergadering, welke ik verhinderd was by te wonen, mededeeling was gedaan van het inkomen eener nota van den beheerenden vennoot der Leidsche Bankvereeniging, als antwoord op mijn schrijven van 20 April 11. Aangezien die nota in hoofdzaak gericht was tegen den Wethouder van Financiën, en het bekend was dat ik van het inkomen dier nota, en dus ook van haren inhoud onkundig was, bevreemdde mij zeer het voorstel om die nota voor kennisgeving aan te nemen. De inhoud dier nota is mij zeer tegengevallenimmers na de ver klaring van den heer Gerlings in zijne missive van 2 Mei 11. dat hij de juistheid der beweringen zijner eerste memorie in allen deele tegen mijn betoog van 20 April zou bewijzen, mocht een zakelijk, en voor een ieder begrijpelijk antwoord verwacht worden. Doch in die nota zijn de door mij geconstateerde feiten en data's niet wederlegd, maar is m. i. door uitweidingen en veelheid van woorden getracht het gebrek aan steekhoudende argumenten te be mantelen. Gaarne leg ik mij dan ook neder bij het besluit uwer vergadering om de nota voor kennisgeving aan te nemen; alleen wensch ik mede te deelen dat ik mij vóór 20 April 11. overtuigd had dat de bewuste promesse ad f 20000 den 29sten Juui 1892 door de Leidsche Bank vereeniging bij het sub-agentschap der Ned. Bank alhier was gedis conteerd tegen een disconto van 3 pCt. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Ik zou het voorstel willen doen om dit ter gelegenertjjd te behandelen, om in de Verordening be trekking hebbende op de benoeming van ambtenaren, de bepaling op te nemen dat zij met hun gezin moeten wonen binnen de gemeente Leiden. De Voorzitter. Wanneer de grensuitbreiding onzer gemeente tot stand is gekomen, is het ons voornemen een voorstel in den geest van het voorstel van den heer Van Hoeken te doen. Niemand verder het woord verlengende wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 3