88 N*. 150. Leiden, 12 Juni 1893. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van de Wed. J. G. Hij mans, hebben wij de eer U mede te deelen dat de zoon van adres sante, H. Ilijmans, eerst op I Juni tol de Hoogere Burgerschool voor Jongens is toegelaten. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan adres- santé vrijstelling of terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor haren zoon, leerling der Hoogere Burgerschool voor Jongens, over de eerste drie kwartalen van den cursus 1892/93. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Ondergeteekende, Mevr. Wed. J. G. Hijmans, geb. Van Lissa, woon achtig te Oegstgeest, Aloëlaan 39, verzoekt U voor haren zoon, Hen drik Hijmans, leerling in de eerste klasse der Hoogere Burgerschool voor Jongens te Leiden, vrijstelling van betaling der drie eerste kwartalen van hel leerjaar 1892/93, daar zij tot 1°. Mei 1893 te Wijk bij Duurstede gewoond hebbende, in Mei met hare kinderen zich te Oegstgeest metterwoon gevestigd heeft, haar zoon, Hendrik Hjjmans, dientengevolge niet voor den Islen Juni 1893 als leerling der Hoogere Burgerschool is ingeschreven en toegelaten. Oegstgeest, 9 Juni 1893. Mevr. de Wed. J. G. Hijmans, geb. Van Lissa. N'. 151. Leiden, 11 Juni 1893. Ten vorigen jare is krachtens de bepaling van art. 157 der Algem. Politieverordening een onderzoek ingesteld naar den toestand der woningen, gelegen aan de Brandewijnsgracht en in de Brandewijnspoort. Uit de naar aanleiding daarvan opgemaakte processen-verbaal, in gewonnen rapporten van de geneeskundigen enz. is ons gebleken; lu. wat betreft de woningen aan de Brandewijnsgrachl, kadastraal bekend 11". 1 en 2 ten name van de Wed. J. O. De Vries, geb. Filippo, n'. 3 en 4 ten name van F. Filippo, en nw. 5 en 6 ten name van de Wed. D. Hagemans, geb. S. Filippo, dat die woningen alle, zonder uitzondering, zeer bekrompen zjjn en enkele dezer, wegens den slechten staat waarin zjj zich bevinden door gebrek aan onderhoud, er zeer vervallen uilzien; dat de bewoners met nog andere gezinnen allen gebruik moeten maken van één privaat aan het einde van genoemde gracht, daar in geen der bedoelde huisjes een afzonderlijk gemak aanwezig is; dat het houtwerk in die woningen verveloos en de vloeren meeren- deels van roode tegels zijn, terwjjl de bekapping dermate onvol doende is, dat wegens de daardoor aanhoudend veroorzaakte lekkages de zolders onbruikbaar zijn en de vocht zelfs in de wanden der vertrekjes en bedsteden dringt; en 2". wat betreft de woningen in de Brandewijnspoort n". 4—10, kadastraal bekend ten name van de Wed. D. Hagemans geb. S. Filippo; dat die huisjes, waarvan één onbewoond is, terwjjl de overige negen tot huisvesting van 56 personen strekken, eene oppervlakte be slaan ter breedte van 2.75 M. en 4.50 M. in de lengte, terwijl de hoogte onder den zolder slechts 2.50 M. bedraagt; dat de gelegenheid tot afvoer van laecalien en ander vuil aldaar alleszins te wenschen overlaat, aangezien er en wel aan het einde van de poort voor de 9 gezinnen slechts een sekreet is, in welks onmiddellijke nabijheid zich een kolk bevindt, die het hemelwater en allerlei afval moet bevatten, doch geen voldoende uitloozing heeft en daarom gedurig verstopt is, ten gevolge waarvan het vuil zich over de straat verspreidt en, terwjjl het daarbij een walgelijke lucht van zich geeft, den toegang tot het sekreet vaak verspert, zoodat de bewoners genoodzaakt zjjn de kolk op gezette tijden leeg te scheppen en den inhoud daarvan in de naastbijzjjnde gracht te werpen; dat wegens de flauwe bekapping ook van deze huisjes zich hier dezelfde gebreken vertoonen als die welke ten aanzien van de woningen aan de Brandewijnsgracht zjjn geconstateerd, ook wal aangaat de vloeren en het houtwerk. Een en ander heeft ons overtuigend bewezen, dat een toestand geljjk die hierboven beschreven is, in het belang van de openbare gezondheid niet langer raag voortduren, integendeel dringend ver betering eischt; in aanmerking genomen nog bovendien de door de stadsgeneeskundigen in het verslag hunner bevinding dienaangaande afgelegde verklaring, volgens welke alleen reeds door de hoogstge- brekkige wijze van faecaliën-afvoer bedoelde woningen uit een hygië nisch oogpunt onbewoonbaar zjjn, terwijl het nader verslag van rooimeesters het vroeger door hen opgemaakt proces-verbaal in allen deele bevestigt. Het komt ons derhalve noodzakelijk voor dat door den Raad in deze worde gebruik gemaakt van de bjj art. 164 der Algem. Politie verordening toegekende bevoegdheid, opdat aan de wegens slechte inrichting en gebrek aan onderhoud, als voor de gezondheid nadeelig gequalificeerde toestand van alle bovengenoemde woningen een einde worde gemaakt. Aan ieder der betrokken eigenaars dier perceelen is, nadat hun het proces-verbaal van de in art. 158 der aangehaalde Verordening aan gewezen ambtenaren bjj deurwaarders-esploit was beteekend en aan gezien door geen hunner een plan tot verbetering was ingediend of een nieuw onderzoek was verlangd, gerechtelijk aangezegd geworden om binnen den door ons vastgestelden termijn van ééne maand tot ontruiming of slooping van de bewuste perceelen over te gaan, terwijl hun bovendien tot tweemalen toe, op hun verzoek, om verschillende redenen uitstel werd verleend voor de indiening van plannen tot verbetering hunner panden. Kort na het verstrijken van bedoelden termijn werd door slechts één hunner, de Wed. HagemansFilippo, een plan tot verbouwing van hare huisjes in de Brandewijnspoort ingezonden, dat evenwel Daar ons oordeel, voor de daar inwonende gezinnen al evenmin vol doende lucht en ruimte aanbiedt, en alzoo aan de billijkste eischcn van bewoonbaarheid niet tegemoet komt. Inmiddels is uit een nader ingesteld plaatselijk onderzoek geble ken dat een dezer huisjes naar behooren wordt hersteld en dat de andere huisjes op dezelfde wijze kunnen worden bewoonbaar ge maakt en dat door het bijbouwen van nog twee privaten aan het einde der poort de toestand aldaar veel zal verbeteren. Wij hebben de eigenaren dier huisjes in de Brandewjjnspoort uit- genoodigd bovenbedoelde veranderingen alsnog binnen drie maanden aan te brengen, zoodat, wanneer daaraan behoorlijk wordt gevolg gegeven, ten aanzien van deze huisjes geene onbewoonbaarverklaring behoeft te worden uitgesproken. De bovengenoemde huisjes aan de Brandewijnsgracht zijn evenwel voor bewoning te klein, terwijl noch aan de aanzegging tot ontruiming of slooping noch aan het alternatief van den last tot verbetering door de eigenaren dier woningen binnen den bepaalden termijn is voldaan en alzoo op grond van het voren staande die perceelen onbewoonbaar moeten worden geacht, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven te besluiten dat deinden hoofde dezer nader omschreven perceelen aan de Brandewijnsgracht worden verklaard te zijn ongeschikt tot verdere bewoning. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N*. 152. Leiden, Juni 1893. Door Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken is ons ten vorigen jare medegedeeld dat door Curatoren der Rijks-Universiteit alhier en door de bij de zaak betrokken Hoogleeraren sinds geruimen tjjd wordt aangedrongen op de stichting van geheel nieuwe Laboratoria voor Pharmaceutiek en voor Organische en Anorganische Scheikunde. Om dezen wensch te bevredigen op eene wijze welke met de tegenwoordige eischen der wetenschap overeen stemt, zullen aan zienlijke sommen besteed moeten worden en de Regeering zou alleen be reid zijn daartoe over te gaan, indien hel voor de gebouwen benoodigde terrein tot eene grootte van ongeveer 9000 centiaren kosteloos aan het Rijk, dat in Leiden over geen voldoend terrein meer kan be schikken, door de gemeente Leiden werd afgestaan. Op dien grond heeft de Minister voornoemd verzocht te worden onderricht of de gemeente Leiden ter wille van de Universiteit, waarvan de bloei en de ontwikkeling ook voor haar van groot be lang zijn, bereid wordt bevonden, oin, evenals zij zulks vroeger reeds meermalen deed, en ook door andere academiesteden gedaan is, het bovenbedoelde bouwterrein aan het Rijk te schenken. Wij hebben daarop een onderzoek ingesteld of de gemeente terrein in eigendom had hetwelk geschikt is voor de oprichting van de be doelde laboratoria; dat onderzoek leverde echter geen gunstig resul taat óp. Wel werd onze aandacht gevestigd op het land in den Peslhuispolder onder Oegstgeest dat aan de gemeente behoort, doch bij nadere overweging bleek de ligging allerminst voor het doel geschikt en werd hel bovendien het wenschelijkst geacht een terrein te verkrijgen van een regelmatigen en liefst ongeveer vierkauten vorin. Bij nader onderzoek bleek ons dat de eigenaren van Vreewijk be reid zouden worden bevonden een gedeelte van dat terrein te ver- koopen en wel twee strooken grond, gescheiden door den weg, waarvan het eene groot 2684 centiaren en het andere groot 3827.50 centiaren, beide gelegen aan de zijde van den Vliet. De ligging en de vorm van deze perceelen droegen de goedkeuring weg van de Regeering. De koopsom werd voorloopig bepaald op 1.50 per centiare, zoodat de aankoop behalve de overdrachts-kosten, zoude bedragen een som van f 9762.75 Sedert zijn nadere onderhandelingen gevoerd met de Rcgcering omtrent de voorwaarden waaronder de grond ter beschikking van het Rijk zoude worden gesteld, en zulks 0. m. ten einde zekerheid te bekomen dat met de oprichting van de gebouwen niet te lang zoude worden gedraald, niet alleen in het belang van de gemeente maar ook in dat van de eigenaars van Vreewjjk? die er hoogen prijs op stellen dat het over te dragen terrein niet te lang braak blijve liggen. De Regeering heeft dan ook erkend dat, wanneer de gemeente in het belang van den bloei der Universiteit, welke voor de gemeente van het uiterste gewicht is, overgaat tot het schenken van den be- noodigden grond aan het Rijk, de gemeente zooveel zekerheid moet hebben, dat het terrein voor het beoogde doel zal gebezigd worden, als de Regeering redelijkerwijze bjj machte is te verstrekken. De Minister heeft zich alsnu bereid verklaard in de overeenkomst te bepalen dat voor den bouw van een Pharmaceutisch Laboratorium spoedig, immers zoodra de ontwerpen voor deze stichting zullen zjjn vastgesteld, op de Slaalsbegrooting gelden zullen worden aangevraagd en voorts dat, zoo deze gelden door de vertegenwoordiging niet mochten worden toegestaan, het geheele terrein of, zoo binnen de vjjf jaren geene gelden zijn uitgetrokken en toegestaan voor den bouw der twee andere laboratoria, die voor Organische en Anorganische Chemie, het voor deze bestemde terrein kosteloos aan de gemeente behoort te worden teruggegeven. De Minister heeft tevens daarbij opgemerkt dat in het onverhoopt geval eener nietbeschikbaarstelling van de voor den bouw der labo ratoria aangevraagde gelden financieele schade voor de gemeente kwalijk valt te vreezen, daar het immers te verwachten is, dat de waarde dezer bouwterreinen met der tjjd eer zal stijgen dan dalen. Door de eigenaren van Vreewijk zijn verder eenige conditiën ver bonden aan den eventueelcn verkoop, als: alle schade aan de straten of eigendommen van derden tengevolge van den bouw toegebracht komt voor rekening van het Rijk, kolken en riolen op het terrein Vreewijk liggende mogen in gebruik worden genomen, mits de aansluiting geschiede onder toezicht en overeen komstig aanwijzing van de eigenaren van Vreewijk of hunnen ge machtigde, aan de eigenaren van Vreewijk zal worden vergund kosteloos aan te sluiten ten behoeve van de huizen van Vreewjjk aan de op het over te dragen terrein eventueel te leggen gasleidingen in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 2