30 DONDERDAG 20 APRIL 1898. ook voor zyn om het bestaande gebouw af te breken en eene nieuwe school ie slichten. Doch dit is een nieuw element in de raak, eene hoofdquaestie echter; die voor alles dient opgehelderd en opgelost te worden. Oe heer Juta. De meening van de twee leden waarop de heer De Goeje doelt, is woordelyk overgenomen uit het rapport van den toenmaligen Architect, die speciaal met het oog op de uitbreiding de school heeft geïnspecteerd. De heer De Goeje meent dat ik heb aan gedrongen op de oprichting van eene nieuwe school 4de klasse. Dit heb ik echter in het midden gelalen, daaromtrent kan de Baad later beslissen. De hoofdvraag is nu wat in het financieel belang der ge meente is: thans ten koste van eene vry aanzienlijke uitgaaf een paar lokalen by te bouwen met het vooruitzicht over een paar jaren toch eene nieuwe school te moeten bouwen, of tot dit laatste nu in eens over te gaan. Wat aangaat hel beweren van den heer De Goeje dal de toename van leerlingen van de scholen 4de klasse niet zoo groot is, heb ik reeds met cijfers aangetoond dat die toename wel aanzienlijk is, maar dat een groot gedeelte dier leerlingen moet gezocht worden op de scholen 3de klasse. Dij den heer Brouwer zijn 75 leerlingen die eigenlijk thuis bchooren op scholen 4de klasse en van wier ouders het dikwerf de grootste moeite kost hel schoolgeld te krijgen. Was er nu een derde school 4de klasse, ik twijfel er niet aan of er zou den zeker een 400 leerlingen over zijn, die bepaald op een dergelijke school geplaatst zouden moeten worden. Wat ten slotte echter hel wenschelijkst is: de nieuwe school te rangschikken onder de 4de of 3de klasse, dit kan de Raad later altyd nog beslissen. De heer Was. M. d. V.! Wanneer de statistiek van den heer Juta omtrent de schoolbevolking juist is, dan zal by den bouw van eene nieuwe school deze noodwendig moeten worden bestemd voor onver- mogenden, omdat anders de overbevolking van de school in de Brandewynsteeg niet zal kunnen worden geplaatst. De heer Dekhuyzen. De reden waarom ik my geschaard heb aan de zijde van de meerderheid in het Dag. Bestuur is deze. Hel komt mij inderdaad voor dat er op den duur behoefte zal ontstaan aan 3 ssholen 4de klasse. Gaat men op de scholen 4de klasse de verdeeling der leerlingen in de klassen na, dan blijkt het dat bet getal kinderen in de hoogste klasse veel te gering is, in verhouding tol de lagere klassen. Op het oogenblik zijn er byv. in de school 4de klasse n'. 1 in de 1ste klasse 68 leerlingen, 2de klasse 83, 3de klasse 87, daaren tegen in de lide en 12de klasse gecombineerd slechts 35. Wanneer het nu eventueel tot invoering van leerplicht komt, het geen toch zeker niet onmogelijk is, of het meer en meer in de zeden doordringt dat de kinderen niet te vroeg van de school worden ge nomen, dan kan het niet anders of de ruimte voor de onvermogende kinderen zal te klein zijn. Rekent men dat er op de school 4de 'klasse n#. 1 plaats is voor 600 kinderen, op de school n®. 2 voor 400, terwijl nu reeds het aantal onvermogende leerlingen 1300 bedraagt, dan kan inen zeker niet onderstellen dat by de verdere toeneming van de schoolbevolking, op den duur 2 scholen 4de klasse, die elk slechts 600 kinderen mogen bevatten, voldoende zullen zyn. Daarom geloof ik dat het beter is niet over te gaan lot uitbreiding van de school n°. 2, maar te besluiten tot oprichting van eene nieuwe school 4de klasse, omdat dit op den duur toch onvermijdelijk is. De heer Juta. Ik wil niet zoover gaan als de heer Dekhuyzen. De beslissing of de nieuw te bouwen school zal zijn van de 3de of de 4de klasse, wensch ik over te laten aan eene nadere beslissing van den Raad. De heer Was. Zou ik den beer Juta mogen vragen of het in zijne bedoeling ligt om, wanneer tot den bouw van eene nieuwe school werd besloten, alsdan de school aan de Brandewynsteeg te doen verlaten De heer Juta. Neen, die zou ik willen laten zooals zij is. De heer Was. Het cenige bezwaar tegen de school aan de Bran- dewijnsteeg is de ligging. Daaraan zou echter tegemoet te komen zyn door de hinderlyke elementen in de omgeving te verdrijven. Dat die oude school in zoo slechten toestand zoude verkeeren, heb ik nooit gehoord, evenmin als de heer De Goeje. Doch de school is te klein geworden, omdat het altjjd het streven van de Schoolcommissie is geweest om het getal scholen voor onvermogende kinderen te be perken tot 2 scholen. Het moge waar zyn, dat er in de scholen 3de klasse kinderen zitten, wier ouders met de grootsie moeite de weinige centen schoolgeld betalen, in elk geval doen zij het en dit is nog zoo kwaad niet. Betaling van eenig schoolgeld is over het algemeen ook beter omdat daardoor het onderwijs beter geappre cieerd wordt. Het verschil tusschen scholen 3de en 4de klasse, tus- schen on- en minvermogenden hangt niet geheel van het vermogen af; eene groole factor is voor vele ouders ook, oi de school in de nabyheid hunner woning is Er zullen dus op de scholen 4de klasse ook wel een aantal kinderen zitten, die daar niet, maar op de scholen 3de klasse thuis behooren, wier ouders best eenig schoolgeld kunnen betalen. Waar de grens tusschen de vermogens zoo gering is, is dit ook met het beste toezicht niet te voorkomen; het is altijd zeer moeielyk aan te toonen of de ouders in dien stand een weinig schoolgeld kunnen betalen. Doch het streven moet zyn de kinderen zooveel mogelyk te plaatsen op de scholen 3de klasse. Jaren lang is het getal scholen 4de klasse dan ook beperkt tot twee, en daarin zal, wordt het voorstel der Schoolcommissie aangenomen, gedurende eenige jaren nog geene verandering worden gebracht. Het accres van de bevolking zal er ons na eenige jaren zeker toe moeten doen be sluiten eene nieuwe school te bouwen, maar tot zoolang zoude ik de onvermogenden willen plaatsen op de twee daarvoor bestemde scholen, en dit kan geschieden door uitbreiding met 4 lokalen. De heer De Goeje.' Ik herhaal wat ik straks heb gezegd: de hoofdquaestie is nu of de bestaande lokalen in de Brandewynsteeg in betrekkelijk goeden staat verkeeren, dan wel of zy bouwvallig zyn. Is dit laatste het geval, dan ware het veel beter in eens eene nieuwe school te bouwen. Doch dan in plaats van, niet naast de bestaande school Tegen dit laatste toch heb ik groot bezwaar, omdat het ons op groole onkosten zal komen. Want het geldt niet alleen het bouwen van eene nieuwe school, maar er moet dadelijk ook bij zijn een geheel nieuwe staf van ouderwijzers, terwijl by uitbreiding van de bestaande school misschien sleehts een enkele ouderwyzer meer noodig zal zyn. Tenzy ik meer afdoende argumenten mocht hooren, kan ik niet inzien dal hel voorstel van den heer Juta zich aanbeveelt door goed koopheid. De heer Hasselbach. M. d. V.! Een enkel woord over den be weerden slechten toestand der school aan de Brandewijnsteeg. Als leden van de Commissie van Fabricage hebben de heer Van Hoeken en ik de school bezocht, geïnspecteerd en informatiën ingewonnen by het hoofd. Daarby bleek het ons dat van slechte lokalen of slechte ventilatie geen sprake was. Ik geloof dat de vorige Gemeente- Architect in dit opzicht wel wat te pessimistisch was, wellicht omdat hij pas twee prachtige nieuwe scholen geheel aan de nieuwste cischen voldoende, gebouwd had en deze hem te veel voor den geest zweefden Ik geloof dan ook dat de heer De Goeje zich gerust kan stellende lokalen zyn zeer goed bruikbaar. Na het bezoek van den Architect zyn bovendien ook vele verbeteringen aangebracht. De heer Fockeha Andreae. Omtrent een punt door den heer Juta aangevoerd heb ik het oordcel der Schoolcommissie nog niet ver nomen. De heer Juta heeft nl. ook bezwaar gemaakt tegen uitbreiding van de school aan de Brandewijnsteeg op grond van de plaats waar zy gelegen was. Dit is een inderdaad zeer gewichtig bezwaar. Wanneer ik mij het plan goed herinner zal de ingang van de school worden verlegd naar de andere zijde, zal de speelplaats komen in een zeer bedenkelijken hoek en zal er geventileerd moeten worden naar eene zijde van waar men niet de meest stichtelijke gesprekken te hooren krjjgt.Ongetwijfeld zal de Schoolcommissie op deze zjjdc van het vraagstuk wel hare aandacht gevestigd hebben, en ik zou dus gaarne van haar vernemen of het inderdaad te verantwoorden is, wanneer wij de school op die plaats gaan vergrooten. De heer De Goeje. Hoewel ik niet namens de Sehoolcommissie mag antwoorden, kan ik als lid daarvan den heer Fockema Andreae wel verzekeren, dat men iu de lokalen nooit den minsten last onder vindt van hetgeen er op straat gebeurt of gesproken wordt. Kail men nu een beleren toegang krijgen, dan zou de toestand zoo goed mogelyk zyn, want de lokalen en speelplaats zyn door hooge muren aan alle kanten van de omringende huizen afgescheiden. Het is byna een klooster. Of de nieuwe lokalen in dezelfde gunstige positie zullen komen weel ik niet juist, maar tegenwoordig is het eenige gebrek dat de toegang minder goed is. Het is zeer te betreuren dat men de gelegenheden om dien te verbeteren ongebruikt heeft gelaten. De heer Do Rieu. M. d. V.! Het advies nu door den heer Juta gegeven wijkt zoo merkbaar af van de voorstellen verleden jaar in gediend, dat ik wel in overweging zou willen geven om heden geene beslissing te nemen, doch eerst aan den Raad over te leggen eene becyfcring van kosten die het plan van den heer Juta tengevolge zoude hebben. De opmerking van den heer De Goeje toch is zeer juist. Komt er eene nieuwe school, dan moet er ook een aantal nieuwe onderwijzers worden aangesteld, hetgeen alles te zamen eene aanzienlijke uitgaaf zal vorderen. Ik zou dus wenschen dat de zaak werd uitgesteld en dat eerst door Burg. en Weth. werd ingediend eene duidelyke uiteenzetting, waartoe de Raad zich verbindt ingeval het voorstel van den beer Juta werd aangenomen. De heer Van Hamel. M. d. V.! Ik zou het zeer betreuren wan neer de Raad zich vereenigde met het denkbeeld van den heer Du Rieu. De zaak die ons thans bezig houdt is niet eerst kort geleden aanhangig gemaakt maar al sedert etlelyke jaren. De Schoolcom missie heeft reeds 6 jaren lang in hare verslagen aangedrongen op verbetering. De tegenwoordige toestand kan noch mag zoo langer voortduren. Het schooltoezicht kan onmogeljjk vrede hebben met het voortdurend verblijf houden van drie klassen in het soephuis. De raad door den beer Juta gegeven vind ik ook ten eenenmale onaannemelijk. Het is niet alleen, mjjns inziens, een zeer duur plan maar het zou ook weder leiden tol onbepaald uitstel. Wij staan hier nu voor voorstellen verleden jaar ingediend en waarvan de behandeling telkens is verdaagd. Wij zijn allen vol doende op de hoogte; wat belet ons dus nu eene beslissing in den eenen of anderen zin te nemen. My zou wellicht het meest toe lachen plan D, doch dit laat ik daar, als er nu maar eene beslissing wordt genomen. De heer Juta heeft gezegd dat het over een paar jaar zal blijken dat er plaatsruimte tekort is, het tegendeel kan echter ook bljjken. In elk geval is het een onafgewerkt voorstel, dat licht een uitgaaf van een f 50.000 zal vorderen. De Voorzitter. In de eerste plaats een woord over het voorstel vair den heer Juta om eene nieuwe school te bouwen. Dat klinkt zeker heel mooi als het maar niet zooveel geld kostte. En waar zou men die school willen bouwen? Daarvoor zal dan toch wel eersteen terrein moeten worden gekocht. De heer Dekhuyzen schudt ontken nend, ik heb nog geen terrein hooren noemen waar men zou kunnen bouwen. Er zyn maar twee plaatsen open die eigendom van de ge meente zijn. De eene plaats is waar nu de aschschuur staat, die waarschynlyk zal verplaatst worden; maar dat is vlak by de ketel makerij vun de Grofsmederij; de andere plaats is aan het einde van de Verversstraat tegenover het huis van den heer Leembruggen, en dan zal daar een straat overblijven van uog geen 3 meter breedte. En al waren die plaatsen voor het beoogde doel geschikt, dan zou

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 6