DONDERDAG 20 APRIL 1893. 29 De Voorzitter. Ook hier zal achter «kennisgeving" moeten volgen: door den belanghebbende. De heer De Goeje. M. d. V.! Kan men het bedrijf van vischhan- delaar ook uitoefenen op de markt? De Voorzitter. Ja wel. De heer De Goeje. Dan kan men toch niet spreken van in een lokaal. De Voorzitter. De vischmarkt is er voor aangewezen. De heer De Goeje. Men kan toch moeielijk zeggen dat iemand verkoopt in een lokaal genaamd de markt. Ik heb overigens weinig bezwaar tegen de bepaling. De heer Dn Ried. Worden onder lokalen ook begrepen die schuiten of kleinere bommen die panharing uit de Zuiderzee aanbrengen, bij de Waag, en waarvan ik onlangs minder goede berichten vernam De Voorzitter. Ik zou die schuilen lokalen noemen. De beraadslaging wordt gesloten en art. 2 zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. De artt. 3 tot en met 11 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De geheele Ontwerp-Verordening wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. In behandeling komt de «Ontwerp-Verordening op het veil bieden en verkoopen van ooft.'' De artt. 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 3, alsnu luidende: »Het ooft, dat schadelijk .vordt geacht voor de gezondheid, wordt afgekeurd, in beslag genomen en voor menscheljjk gebruik ongeschikt gemaakt. De houders zijn verplicht dit toe te laten." De heer De Goeje. M. d. V.! In de memorie van toelichting lees ik:, »in den regel is voor herkenning der onrijpheid of van het bederf geen onderzoek door bijzondere deskundigen noodig, maar kan dit door de ambtenaren der politie plaats hebben." Is hiervan geen misbruik van macht van wege de politie-ambtcnarcn te vreezen De Voorzitter. Ik kan er natuurlijk niet voor instaan dat nooit eens misbruik van macht zal gemaakt worden; maar dat geldt eveneens voor elke andere keuring. De heer Fockema Andreae. Het ongeschikt maken voor menschelijk gebruik zal niet door de politicagenten zeiven geschieden. Die nemen het ooft alleen in beslag en laten het vervolgens naar het Commis sariaat van politie vervoeren. Voor misbruik van macht vrees ik dus in dit opzicht niet. De beraadslaging wordt gesloten en art. 3 zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. De artt. 4, 5 en 6 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De geheele Ontwerp-Verordening wordt daarna zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. VII. Voorstel betrekkelijk de verbouwing van het schoollokaal in de Brandewijnsteeg. (Zie Ing. St. n". 292 van 1892.) De heer Jota. Ik wensch eerst in herinnering te brengen welke bezwaren twee leden van het Dag. Bestuur volgens het Ing. Stuk n°. 292 van 1892 hadden tegen uitbreiding van de school in de Brande wijnsteeg. In de eerste plaats was de toestand dier school volgens het rapport van den toenmaligen architect die de school onderzocht, geheel on voldoende, zoowel wat afmetingen, verlichting en ventilatie der lokalen, de toegangen en de ligging, als wat den toestand der muren enz. betreft. Waar een dergelijk rapport werd uitgebracht door een des kundige, vonden wjj het niet raadzaam voorstellen tot uitbreiding te doen. Alleen in de uiterste noodzaaklijkheid en wanneer er absoluut geen ander middel was te vinden om leerlingen te plaatsen, zouden wy er toe kunnen overgaan. In de tweede plaats gold bij ons het bezwaar van de ligging der school. Het hoofd der school had reeds herhaaldelijk geklaagd over de ergerlijke tooncelen welke in de nabijheid der school plaats hadden. Wij meenden dus dat de voorgestelde uitbreiding verwerpelijk was wegens de plaats waar de lokalen zouden moeten komen; immers de ergerlijke taal en de gedragingen van somtnige bewoners en be zoekers van huizen in de onmiddellijke nabijheid van de voorgestelde nieuwe lokalen zouden alles behalve geschikt zyn voor de leerlingen, het onderwijs storen, en bijv. het openzetten van ramen verhinderen. In de derde plaats zou door den aanbouw met 4 localen een groot gedeelte worden weggenomen van hel pleintje, de eenige open plaats en luchtverversching in die buurt Deze toch bestaat uit een net van nguwe stegen en straatjes, het eenige open plekje is het bedoelde pleintje, en dat zou nu worden volgebouwd. Bovendien ben ik altijd van oordeel geweest dal. al bouwde men die 4 lokalen er bij, de ruimte toch al zeer spoedig blijken zou te klein te zijn met bet oog op het steeds aangroeiende getal leerlingen, en in zoover is het uitstel van de behandeling dezer zaak nuttig ge weest, omdat wij nu over een ruimer tijdperk de aanwas van de overbevolking der scholen kunnen beoordeelen. Mijne verwachting daaromtrent is vrij wel bewaarheid geworden. De toestand op 1 April jl. wat het getal leerlingen betreft was als volgt: Op de 2 scholen 4de klasse waren ruim 1100 leerlingen en het totaal der leerlingen op de 6 scholen 3de en 4de klasse bedroeg 3311. Nn is het getal leerlingen op de scholen 4de klasse in de laatste jaren niet toegenomen in verhouding tot het getal leerlingen op de scholen 3de klasse, eenvoudig omdat de scholen 4de klasse te vol waren. Herhaaldelijk kwam het voor dat kinderen op de scholen 4de klasse moesten geweigerd worden, en hunne ouders zich de opoffe ring moesten getroosten hunne kinderen naar scholen 3de klasse te zenden Het innen van de wekelijksche centen schoolgeld kostte dan ook dikwerf de grootste moeite aan de hoofden dezer scholen. Het gevolg is dat er thans op de scholen 3de klasse een vrij groot getal leerlingen is, dat eigenlijk thuis behoort op scholen 4de klasse. Op de scholen 3de klasse n° 1 en n". 2 zijn ruim 100 leerlingen die belmoren op de scholen der 4de klasse. Bovendien heeft de school 4de klasse n° 1 eene overbevolking van 68 leerlingen die nu in het Gymnastieklokaal geplaatst zijn, en de school 4e klasse n#. 2 eene overbevolking van 129 leerlingen in het Soephuis gevestigd, tezamen derhalve een surplus van ongeveer 300 kinderen die op de scholen 4dè klasse niet of met groote moeite geplaatst kunnen worden. Dank zij de betere hygiënische toestanden, de ijverige pogingen van de vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek, en het langer op school blijven van de kinderen, neemt het schoolbezoek steeds toe gemiddeld met 100 a 120 kinderen per jaar. Op 1 Januari 1887 bedroeg het getal leerlingen 2678, op 1 April 1893 3311, dus in ruim 6 jaren eene vermeerdering met 633 kinderen. In de laatste 15 maanden heeft die vermeerdering bedragen 204 kinderen. Wordt nu de school aan de Brandewijnsteeg vergroot bijv. dadelijk met 4 localcn, dan zal daardoor plaatsruimtie worden gevonden voor ongeveer 180 kinderen, waardoor al dadelijk een getal van 120 kin deren overblijft dat niet of niet zooals het behoort geplaatst kan worden, welk getal jaarlijks met ongeveer 100 zal toenemen. Niettegenstaande de vergrooting van de school aan de Brandewijn steeg zal men over een paar jaar toch eene nieuwe school moeten bouwen. Op die gronden acht ik het heter, en voor de gemeente geldelijk voordeeliger, nu reeds dadelijk tot den bouw van eene nieuwe school over te gaan, en aan Burg. en Weth. op te dragen de daartoe noodige voorstellen te doen. Daarmede zal zeer zeker eene groote uilgaaf gemoeid zijn, eene uitgaaf die echter niet kan worden voorkomen door uitbreiding van de school aan de Brandewijnsteeg, welke f 12000 k f 15000 zal kosten. Die groolere, onvermijdelijke uitgaaf zal voor ons bovendien een reden te meer zijn om zooveel mogelijk op allerlei uitgaven het lager onderwijs betreffende te bezuinigen en naar vermeerdering van inkomsten bjjv. door verhooging van schoolgelden te streven. Ware het voorstel tot uitbreiding der school afdoende, waren wij er af doende mede geholpen, ik zou, hoewel noode, met het oog op de ligging der school, er mij mede kunnen vereenigen, maar nu ik voor ray de overtniging heb dat wij nevens die groote uitgaaf voor de verbouwing van de school aan de Brandewijnsteeg toch over een paar jaar zullen moeten overgaan tot den bouw eener nieuwe school, nu acht ik het beter en zuiniger om dadelijk tot den bouw van eene nieuwe school te besluiten. De heer Do Ried. Voor hoeveel kinderen meent de heer Juta dat die nieuwe school dan zou moeten worden ingericht, met het oog op het toenemend schoolbezoek? De heer Jota. Ik zou meencn dat op de nieuwe school plaats ruimte zoude moeten zjjn voor ongeveer 600 kinderen. De heer De Goeje. M. d. V.! Het voorstel van den heer Wet houder van Financiën om naast of in plaats van de bestaande school n°. 2 der vierde klasse eene nieuwe school te bouwen komt m(j ge heel onverwacht, en ik zal mij voorloopig lot slechts enkele opmer kingen bepalen. Het is waar dat er oorspronkelijk was gerekend op 3 scholen voor onvermogenden. Wij hebben echter steeds gezien dat er bij de ouders eene neiging bestaat om zoo mogelijk iets voor het schoolgaan hunner kinderen te betalen, en aannemende dal het voor enkele hunner eene opoffering is, eenige centen voor de school voor minvermogenden te betalen, blijkt dit dan toch wel mogelijk te zijn. Het surplus dat er volgens den heer Juta zoude zijn op de scholen 3de klasse en dat eigenlijk zoude thuis behooren op de scholen 4de klasse, durf ik niet zoo dadelijk overnemen. Wat dc school 4de klasse n#. 1 betreft, na de laatste grensverleg ging heeft men daar een lokaal, te weinig; zoodra dit er is bijge maakt en het gymnastieklokaal weer zijne oorspronkelijke bestem ming krijgt, zal daar alles in orde zijn. Krijgt daarbij de school 4de klasse n°. 2 eene uitbreiding met 4 lokalen, dan zal werkelijk voor geruimen tijd in de behoefte zijn voorzien. De ondervinding heeft geleerd dat het accres van de onvermogende schoolbevolking niet groot is. In 1862 bij het ontwerpen van de verordening rekende men op 3 scholen voor onvermogenden, en wij hebben er nog altijd slechts twee; wel een bewijs dat het getal onvermogende leerlingen zich zeer langzaam uitbreidt, want in al die jaren ziju beide scholen slechts zeer weinig vergroot, Daarom geloof ik ook dat door de thans voorgestelde uitbreiding in de behoefte wel degelijk zal worden voorzien Dat er spoedig ergens weder gebrek aan ruimte zal zijn is mogelijk, maar daar kunnen wij nu niet voor gaan zorgen. Op dit oogenbiik zijn w(j voldoende en goed geholpen door uitbreiding van de school aan de Brandewijnsteeg. Een ding heb ik echter tot mijne groote verbazing gehoord. Ik heb nooit geweten dat de zinsnede voorkomende in Ing. St. n". 292 van 1892: «twee leden toch waren van oordeel dat de toestand der school geheel onvoldoende was. wat afmetingen, verlichting en ventilatie der lokalen, de toegangen en de ligging, als wat den toestand der muren enz. betreft", was het advies van den Gemeente-Architect. Ik meende altijd dat de lokalen goed waren, en dat zij, al zou men ze tegenwoordig niet meer zoo inrichten, toch hecht en sterk waren en nog vele jaren zouden kunnen gebruikt worden. Is het uu waar dat het bestaande gebouw bouwvallig is, dan vind ik alles wat er verder aan wordt besteed weggeworpen geld en zou er dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 5