DONDERDAG 6 APRIL 1893. 21 De heer Cock. Een enkel woord, M. d. V., naar aanleiding van een in te voeren weduwen- en weezenpensioen, uitsluitend ten behoeve van de bedoelde vaste werklieden en opzichters in dienst der gemeente; en dit niet zoozeer in antwoord op den vorigen spreker, dan wel in het nlgenieen. Optreden en strijden tegen pensioneeren van weduwen is een zeer ondankbaar iets. Mocht ik alleen aan de ingeving van mijn hart toegeven, ik zoude niets aangenamer vinden, dan dat wij rijk genoeg waren, niet alleen om de weduwen van verongelukten maar zelfs van hen, die een natuurlijken dood gestorven waren, te kunnen pen sioneeren. De weg, dien wij moeten inslaan, is ons door de Commissie van de Huishoudelijke Verordeningen, die niet wenscht te treden op het gebied der pensioenverordeningen, duidelijk aangewezen. Zij heeft in de gewisselde stukken op den voorgrond gesteld, dat zij niet anders beoogt dan een «tegemoetkoming." Ging men pensioneeren, zoo zou het ontwerp een gansch ander karakter moeten verkrijgen, men zou volgens een anderen maatstaf, volgens andere grondslagen te werk dienen te gaan. Intusschen men moet zich door zijn goed hart niet te veel laten leiden. Dit nu is Burg. en VVeth. in hun allerlaatst ontwerp gebeurd. In den beginne hadden z(j aan geen weduwen en weezen gedacht, doch, en ik moet erkennen, men kan van opinie veranderen; thans komen zij met een voorstel voor den dag, dat, onder meer, eene pen sioneering van weduwen en weezen invoert, uitsluitend ten behoeve der vaste stads-werklieden. met voorbijgaan van alle andere vaste stads-beambten, die even goed als deze vaste stads-werklieden voor zich persoonlijk aanspraak op pensioen hebben volgens de bestaande pensioen-verordening. Nu stel ik de vraag: komt dit hier te pas, waar het alleen geldt verzekering tegen ongevallen (in den vorm eener toelage in eens) van eiken arbeider, die op een gemeentewerk omkomt, onverschillig of hjj vast gemeente-werkman is, of wel in dienst van dezen of genen aannemer werkzaam is Besloot men in dien zin en pensioneerde men uitsluitend in bedoeld geval de weduwen en weezen van vaste stads-beambten, indien hunne echtgenooten ook eens door een ongeval in stadsdienst het leven verloren hadden? Die andere vaste beambten zijn talrijk. Onze pensioen-verordening geeft er 46 cathe- gorien van aan. Belooft men aan ééne dezer cathegorien pensioen, dan moet men dat pensioen ook aan de 45 overige cathegorjen toe zeggen. Had dan ook de laatste spreker, de heer Hasselbach, daaraan gedacht en had by onder meerderen ook de talrijke politieagenten medegerekend, dan zou hij tot een ander resultaat gekomen z(jn. Ik wensch thans niet te strijden tegen de goede bedoelingen, die Burg. en Welh. in deze trachten te bereiken; alleen wensch ik hen te wijzen op de gevolgen en op het irrationeele van het regelen dier goede bedoelingen in deze verordening en op deze wjjze. Voor namelijk tegen dit laatste kom ik op. Ik wees er reeds op in die bekende vergadering van Juni II., waarvan, gelukkig of ongelukkig, het verslag is verloren gegaan. Ik zeide toen ongeveer het volgende: indien gij besluit de weduwe en weezen van een vast stadswerker of opzichter, die in dienst der gemeente, dus op hun werk, het leven verliest, te pensioneeren, dan moet gij het ook de weduwen en wezen doen van alle andere vaste sladsbeambten, die in hetzelfde geval om komen. Zeer zeker zullen dan ook in aanmerking moeten komen de talrjjke politieagenten, de brugwachters, die een vrij gevaarlijk werk verrichten, de machinisten bij de stoombrandspuitcn, die van het Liernurstelsel en nog zoo vele anderen. Vooral de politieagenten verrichten een werk, dat hen aan vele ongevallen bloot stelt. Zij behoeven nu niet juist op hun werk zelf een plolselingen dood te vinden; door hun langdurigen dienst bij nacht en onlijden kunnen zij ziekten opdoen, die een spoedigen dood ten gevolge hebben. Nog heb ik in die vergadering van Juni er aan herinnerd, dat voor zoo ver ik weet Leiden de eerste gemeente van gansch Nederland zou zijn, waar ook voor weduwen en weezen pensioen zou zijn ingevoerd. Men heeft mij dit niet tegengesproken. In dpze discussiën is er op gewezen, dal het Rijk onlangs begonnen is weduwen en weezen uit het burgerlijk pensioensfonds (niet uit Rijks schatkist) te pensioneeren, die daarop vroeger geen aanspraak hadden. Ik heb dit feit met groote vreugde begroet, doch heriuner: eerstens dat dit pas kort geledep is ingevoerd, en tweedens dat dit hoofdzakelijk het gevolg was van de omstandigheid, dat het pensioenfonds uit de bijdragen der ambtenaren ontstaan ontzagljjk was opgeloopen en zoo rjjk was geworden, dat men met het geld bijpa verlegen was. Doch onwillekeurig dwaal ik van de hoofdzaak af. Wij handelen heden niet over eene wijziging van onze pensioen-verordening. Van pensioen is geen sprake, alleen van «tegemoetkoming" in bepaalde gevallen bij ongelukken op geipeentewerken. Er is van niets anders sprake dan van het nemen voor rekening en voor risico der ge meente doch op veel milder wjjze van die geldelijke «tege moetkoming", tot welker uitbetaling anders, bij voorb. bjj Rijkswater- staatwerken, assurantie-maatschappijen zich, tegen eene vrij hooge premie verbinden. De heer Fockema Andreae. Slechts een vraag, M. d. V., die ons allen wellicht eenig licht zal verschaffen; Naar aanleiding waarvan discussieeren wij op het oogenblik? In ons voorstel is van het pensioneeren van weduwen van stads- werklieden geen sprake. Een amendement in dien geest is niet in gediend. En al ware dit het geval, zou dit dan werkelijk als een amendement mogen worden beschouwd, waar het een onderwerp raakt geheel vreemd van het aanhangig ontwerp? Maar ik herhaal, het Dag. Bestuur heeft geen amendement inge diend ik ten minste heb hier niets van gehoord naar aan leiding waarvan wij thans zouden discussieeren over pensioneeren van weduwen en weezen. Willen wij, dat deze verordening tot stand zal komen, zoo is het noodzakelijk, dal wij voet bij stuk houden en de zaak niet ingewik kelder maken, dan z(j reeds is. De Voorzitter. Deze aanmerking zou, wanneer zij gegrond was, toch wel wat laat komen. De discussie heeft plaats naar aanleiding van een amendement, ingediend door den heer De Goejc. Ik heb daarna gezegd, dat wij dan tevens daarbij het belang der weduwen in aanmerking dienen te nemen, daar de werklieden, waarover hier sprake is in den regel stadswerklieden zijn. en dus de stad voor hun na te laten weduwen dient zorg te dragen. De heer Fockema Andreae. Mag ik dan, M. d. V., de redactie van dit amendement, waarover gediscussieerd wordt, nog eens hooren Volgt het achter littera a. De Voorzitter. Wij zijn eenvoudig overeengekomen het pensioen der weduwen ook tegelijkertijd te regelen. De heer Fockema Andreae. Maar dit is toch geen amendement! Laat ons toch voet bij stuk houdenDe heer De Goeje heeft naar uw zeggen voorgesteld littera b, te bespreken, doch terstond zijn w(j van littera b afgegaan en discusseeren weder over littera a. Ik beweer, dat de orde van zaken medebrengt, dat wij alleen kunnen discussieeren over hel artikel, zooals het daar slaat geschreven. Doen wij dit nu niet, dan voorzie ik nog, dat w(j weer zullen heen gaan zonder een stap verder te zijn gekomen. De Voorzitter.Het mag een gebrek in den vorm zijn, maar de Raad heeft er genoegen mede genomen en daarop is de discussie begonnen. De heer Cock heeft, zoover als ik hem heb kunnen verstaan, een zaak uit het oog verloren, dat nl. eene weduwe niet zal worden gepensioneerd bij het overlijden van haar man, lenzjj dat overlijden een gevolg is van een in en door den dienst der gemeente bekomen ongeluk. Burg. en Weth. hebben tegenover de weduwen van werklieden in dienst der gemeente eene bijzondere regeling voorgesteld, omdat er lusschen die werklieden en de gemeente een zekere band bestaat. Zij zijn voortdurend in onzen dienst en wij hebben daarom tegen over hunne weduwen en kinderen een zekere verplichting, welke niet bestaat tegenover werklieden in dienst van een aannemer. Tegenover de weduwen van die werklieden kunnen wij er af met hen in eens zekere som te geven. Voor een pensioen voor de weduwen van onze vaste werklieden te zorgen is eene moreele verplichting. Daardoor richten wij nog geen pensioenfonds op. Laat men het pensioen, uilkeeriug of bijdrage noemen, hoofdzaak is dat het alleen wordt uitgekeerd wanneer de man overljjdl tengevolge van een in en door den dienst der gemeente bekomen ongeluk. De heer Was. Bij aanneming van het stelsel van Burg. en Weth. wordt de bedoeling van ons ontwerp geheel miskend. De Commissie wil ook voor de betrekkingen zorgen van den werk man die in dienst is van een aannemer van gemeentewerken, omdat die werkman, zij het dan ook zijdelings, toch in dienst der gemeente is. Ik heb natuurlijk ook veel meer sympathie voor de vaste werk lieden der gemeente, die wij bijna dagelijks zien, dan voor menschen in dienst van aannemers; maar de grondslag van ondersteuning moet voor beide categoriën van werklieden gelijk blijven. Wij willen als algemeenen regel dat by een accident niet zal worden gegeven een vergoeding op den duur, maar alleen eene tijdelijke tegemoetkoming; wij willen dan met den werkman, hetzij hij in vasten of tgdelijken dienst der gemeente is, in eens afrekenen. Doen wij dit niet, dan komen wij in het stelsel van Burg. en Weth. die verschillende categoriën van werklieden aannemen. Naarmate iemand dan meer traclement heeft, moet hij ook meer vergoeding by een accident ontvangen. Dat ligt geheel buiten het bestek van eene tijdelijke tegemoetkoming. Wanneer wij speciaal willen zorgen voor de weduwen van stadswerklieden, dan moeten wij die zorg ook gaan uitstrekken tot de weduwen van alle andere stadsambtenaren. En hoeveel medelijden ik ook heb voor de weduwen van een gemeente ambtenaar die onverzorgd achterblijft, ik zou het zeer bezwarend en bedenkelijk vinden om den eersten slap op den weg van pensioucc- ring van weduwen van gemeente-ambtenaren te zetten. Toch zullen wij dit doen bij aanneming van het stelsel van Burg. en Weth., wanneer wij afwijken van het karakter van het onderwerp dat alleen beoogt tegemoetkoming bij ongelukken. De Voorzitter. Het laatste ontken ik. Wij zetten dien stap vol strekt niet, maar voorzien alleen in het geval, dat de vrouw weduwe wordt, door dat de man in en door den dienst het leven verliest, en dan alleen geven wij een vergoeding, ook al noemt nu de heer Cock nog een andere categorie op en verzekert hij, dat iedere vrouw in de termen zou vallen, wier man in den dienst komt te sterven. Ik zal thans de discussie sluiten over het gehcele artikel. De heer De Goeje. Over het geheele artikel? M. d. V., of slechts over littera a Ik vraag dit, omdat ik, in weerwil van de opmerkingen door den heer Was over de laatste alinea van littera a gemaakt, het stelsel van Burg. en Weth. toch blijf verkiezen, om namelijk in plaats van l" te lezen «een som te bepalen op een minimum van f 0.75", vooral ook omdat onderbazen enz. worden medegerekend, die, wan neer zij niet werken kunnen, grootere behoeften hebben, dan de ge wone werkraau. De heer Jota. Ik ondersteun ten zeerste het denkbeeld van den heer De Goeje, omdat het mjj ook zeer onbillijk voorkomt, dat werk lieden van alle rangen wat de uilkeeriug betreft, geheel gelijk worden gesteld. Iemand die het allerminste werk doet zal nu bij ongesteld heid evenveel krijgen als een onderbaas. Dat kan ik niet billijk vinden. Volgens het voorstel van Burg. en Weth. wordt voor f 1 gesteld 0.75 als minimum, zoodat naar gelang van rang meer kan worden gegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 5