20 DONDERDAG 6 APRIL 1893. Was dit mogelijkik zou het met alle kracht steunen. Dagelijks zien wij de heilzame werking der pensioenregeling voor weduwen en kinderen, door het Rijk ingevoerd, maar ik meen, dat het niet op den weg ecner gemeente ligt althans niet, tenzij zulk een ge meente buitengewoon rijk is zulk een algemeene regeling in te voeren. Ik blijf er bÜ> dal dit °nlwerP slechts moet beoogen eene tegemoetkoming in het verlies, dat een werkman en zjjn gezin komt te lyden, wanneer hem een ongeluk overkomt. Dit is dan ook de reden, waarom de Commissie bij hare redactie blijft volharden. Laten wij toch niet beginnen de pensioneering van weduwen in deze verordening op te nemen; zij zal later tot '_andere gevallen moeten worden uitgebreid en dit kunnen de gemeente-financiën niet dragen. Ik kom thans tot het tweede punt. De Commissie had in haar eerste ontwerp voorgesteld, dat bij overlijden van den werkman eene vergoeding zou worden toegekend aan de naaste betrekkingen. Nu is legen die redactie, ik meen door u, M d. V.! aan mg per soonlijk de opmerking gemaakt, welke wij juist achten, dal dan dikwijls de vergoeding zal worden uitgekeerd aan menschen. die door het verlies geen schade hebben geleden, of dat als iemand een weduwe en meerderjarige kinderen nalaat de vraag zou rijzen, aan wie dan de uitkeering zal moeten geschieden De Commissie heeft dit bezwaar erkend en de volgende redactie voorgesteld: «Aan door de hem nagelaten weduwe en verdere betrekkingen, wier verzorger bij was." Burg. en Weth. komen nu in hun nader ontwerp met een andere redactie, nl. weduwe of kinderen maar weduwe of kinderen is ook niet juist, want dan kan ook de vergoeding moeten gegeven worden aan kinderen, die reeds uit huis zijn en geen onderstand meer be hoeven. Nu willen wij de vergoeding alleen toekennen aan het gezin van den werkman, maar daaronder willen wij verslaan, niet alleen de weduwe en kinderen, maar ook ouders, zusters, of anderen, die als kinderen door den werkman in of buiten zijn gezin verzorgd worden. Er is geen enkele reden, waarom een oude moeder, die door een werkman verzorgd werd geen ondersteuning zoude krjjgen, wanneer dien man een ongeluk overkomt, evenmin als men die vergoeding mag onthouden aan zjjn gezin, wanneer dit bestaat uit zusters of anderen, wier verzorger hij was. Wil men nu wijzen op de verplichting tot onderhoud volgens het Burgerlijk Wetboek, zooals Burg. en Weth. doen, zoo zal men ver goeding moeten toekennen aan iemand, die door een ramp geen schade geleden heeft. Dit is toch het doel niet van deze regeling. Ik geloof, dal de uitdrukking nauwgezet is overwogen en onze redactie moet behouden blijven. De heer De Goeje. M. d. V.! Is de redactie door u aangegeven wel geheel in overeenstemming met hetgeen door den heer Was is gezegd Stel dat een werkman weduwe en kinderen achterlaat maar ook nog eene oude moeder of zusters die hjj onderhield, hoe moet die f 1000 dan worden uitgekeerd. Moeten zjj worden verdeeld tusschen de betrekkingen, of krjjgt de weduwe alles behoudens zekere ver plichting tegenover de moeder of zusters. Wellicht ware daarin te voorzien door te lezen: aan het door hem nagelaten gezin. Ik wil die redactie evenwel niet aanbevelen maar ik geloof dat de bestaande redactie in de praktjjk tot vele moéieljjkheden aanleiding zal geven. De heer Was. De Commissie wenscht quaesties zooals door den heer De Goeje zijn opgeworpen zoo roiaal mogelijk opgelost te zien. Bü het ontwerp wordt dan ook zeer veel aan de prudentie van Burg. en Weth. overgelaten. Zij zullen te beslissen hebben over alle voorkomende geschillen. En die beslissing is in goede handen. Deed zich nu het geval voor dat een werkman eene moeder achter liet die door hem ondersteund werd, dan zou deze zeker ook iets moeten ontvangen van de f 1000. De heer Van Hamel. Ik heb geen bezwaar om de beslissing over eventueelc geschillen over te laten aan Burg. en Weth.; die zullen wel naar billijkheid handelen, maar toch komt het mg voor dat de redactie aanleiding zal geven tot vele moeielijkheden. Zouden bgv. de nagelaten betrekkingen eene andere verhouding in de verdeeling der uitkeering wenschende geene actie kunnen instellen tegen de ge meente, zoodat Burg. en Weth. met de beste bedoeling niet naar billijkheid zouden kunnen handelen Zou dit wellicht door eene kleine verduidelijking van redactie niet te ondervangen zijn? De heer Was. Ik verwys den heer Van Hamel naar letter g van het ontwerp: «Over alle geschillen uit deze verordening of hare toe passing ontstaande, beslissen Burg. en Weth. Wil men de redactie nu gaan wijzigen, dan zou men moeten komen tot eene engere opvatting wat wij niet wenschen. Wg willen de vergoeding zoo ruim mogelgk toekennen binnen de grenzen der verordening. Het is, dunkt mij, voor Burg. en Weth. volstrekt niet moeielyk om over de daaruit ontstane geschillen recht te spreken. De heer Fockema Andreae. Uit de verordening zooals zij hier luidt kan de werkman of zijne nagelaten betrekkingen nimmer het recht ontleenen om eene actie volgens het burgerlijk recht tegen de gemeente in te stellen. Het geldt hier alleen eenige vaste regelen die de Raad aan zich zeiven en aan Burg. en Weth. stelt voor het geven van eene zekere vergoeding aan den werkman. De Voorzitter. Wij hebben voorgesteld weduwen en kinderen «fof den leeftijd van 18 jaar"waardoor reeds van zelf buitengesloten zijn kinderen die het niet meer noodig zullen hebben. De bezwaren tegen de pensioensregeling voor weduwen acht ik geheel denkbeeldig. Het is best mogelgk dat sommige weduwen ondersteuning zullen vragen, alleen omdat zjj weduwe zjjn geworden; maar dan worden zjj eenvoudig verwezen naar de bepalingen van de verordening, dat het pensioen alleen wordt uitgekeerd wanneer de man is overleden tengevolge van een in en door den dienst der ge meente bekomen ongeluk. Voor het bezwaar door den heer De Goeje geopperd is zeker ook wel iels te zeggen, en hel is zeer vercereud voor Burg. en Weth. dat men de beslissing over al dergelijke geschillen maar aan hen overlaat; doch hel is niet alleen eene vereerende, maar eene zeer lastige en bezwarende opdracht, waarvoor geen enkele regel geldt. Bjj het ontwerp van burg. en Weth. is in alle gevallen voorzien, dat de weduwe hertrouwt, weer weduwe wordt enz., maar zooals de redactie van de Commissie luidt is het bijna onmogelijk om de rege ling goed uit te voeren. De heer Was. M. d. V.! haalt weder twee zaken door elkander weduwen-pensioen en onderstand aan de nagelaten betrekkingen. Burg. en Weth. beperken den onderstand lot kinderen beneden 18 jaar; de Commissie wil verder gaan en ook ondersteunen de moeder of de zuster van den werkman als dezen bij zijn leven door hem verzorgd zijn, want hen treft het verlies dan evenzeer als de kinderen. Weduwen-pensioen is geheel iets anders, dat wil de Commissie in het geheel niet. Het komt mij voor dat de beslissing van Burg. en Weth. in de gevallen door den heer De Goeje genoemd, zeer gemak kelijk zal zijn. Men heeft slechts te rade te gaan met den feitelijken toestand. Wanneer de zaak in het geheel niet werd geregeld en een werkman overkwam een ongeluk/dan zouden Burg. en Weth. toch ook bij den Baad kunnen komen om in dat geval te voorzien. Het geldt hier slechts de verdeeling eventueel van eene som van f 1000; ik kan daarvan het groote bezwaar niet inzien. Wel heeft de Commissie groot bezwaar om de vergoeding te beperken tot de weduwe en kinderen, want wij wenschen ook hen te helpen, die verzorgd werden door den werkman wien het ongeluk trof. De heer Van Hoeken. Hoewel ik het gevoelen van de Commissie eerbiedig, die den onderstand niet wil beperken tot weduwe en kinderen, kan ik toch met haar ontwerp niet medegaan omdat ik het gcvaarljjk vind in eens aan de betrekkingen van een werkman 1000 uit te keeren. Ik zou het veel beter achten indien bijv. ge durende 50 weken iedere week f 20 werd uitgekeerd. Daarmede zouden de nagelaten betrekkingen veel meer gebaat zjjn dan met de f 1000 in eens. De ervaring heeft mjj geleerd dat zulke groote sommen minder goed worden besteed wanneer daarop geen toezicht wordt gehouden. De heer Was. In de opmerking van den heer Van Hoeken ligt iets waars. Aan zijn bezwaar ware wellicht te gemoet te komen door bij de verordening aan Burg. en Weth. de bevoegdheid te ver- leenen de som ook in termijnen uit te betalen. Wanneer de heer Van Hoeken in dien zin een amendement voorstelt, zal de Commissie daartegen wel geen bezwaar hebben. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Wanneer gjj u zoo bevreesd maakt voor den last Burg. en Weth. op den schouders gelegd door het ontwerp der Commissie, kan ik u, dunkt mij, gemakkelijk een hart onder den riem steken met het eigen ontwerp van Burg. en Weth. Daarin lees ik toch herhaaldelijk: «ter beoordeeling van Burg. en Weth." Daar kennen Burg. en Weth. dus wel hun eigen kracht. O. a. lees ik in het ontwerp van Burg. en Weth.: «ingeval de vrouw van den verongelukte vooroverleden is of bjj het overlijden of hertrouwen der weduwe, gaat de door deze genoten onderstand op de kinderen beneden den leeftijd van hoogstens 18 jaar over, geheel of gedeeltelijk naar omstandigheden, ter beoordeeling van Burg. en Weth." Volgens hun eigen voorstel zijn Burg. en Weth. dus zeer competent ter beoordeeling van zaken, waarvan ook door de Commissie de be oordeeling wordt gevraagd. De Voorzitter. Mag ik even doen opmerken dat de verordening door Burg. en Weth. is gemaakt ingevolge een door den Raad ge nomen besluit. Burg. en Weth. waren het niet eens met dat besluit maar het was nu eenmaal door den Raad genomen en Burg, en Weth. waren dus daaraan gebonden. De heer Was. Datzelfde geldt voor Burg. en Weth. ook bjj ons voorstel wanneer dit wordt aangenomen. De Voorzitter. Dat hangt er geheel van af welke voorschriften worden gegeven. Wordt er alleen gesproken van weduwen van werklieden in dienst der gemeente, dan kunnen Burg. en Weth. ge makkelijk de beslissing over eventueele quaesties op zich nemen maar het wordt veel moeielijker wanneer de onderstand wordt uit gestrekt tot de nagelalen betrekkingen van den werkman wier ver zorger hij was. De heer Van Hamel. Ik ben het met de bezwaren, door den heer Van Hoeken geopperd, wel eenigzins eens, maar van den anderen kant moet men niet uit 'toog verliezen, dat men soms met f 1000 in de gelegenheid wordt gesteld zich in een zaakje te steken. Qm dit bezwaar te ondervangen zou men bij een bepaling aan Burg. en Weth. de keuze moeten laten de som in eens of wel bij termjjnen te betalen. Er zjjn toch personen, wie men met de grootste gerust heid die som in handen zou kunnen geven, waaromtrent dus het be zwaar van den heer Van Hoeken niet geldt. De lieer IIasselbach. Van verschillende kanten worden bezwaren geopperd tegen het voorstel van den Burgemeester om een weduwen- pensioen in te voeren. Dat die bezwaren nu in werkelijkheid zoo groot zijn, kan ik niet beamen. Met een 40-jarige ondervinding kan ik mg slechts één geval her inneren, waarbij een werkman in dienst kwam te overlijden en een weduwe achterliet. Ik geloof dus, dat het oprichten van een weduwenfonds zulke Toote" offers niet zal eischen. Het is volstrekt geen dagelijksch geval, dat een werkman in en door den dienst het leven verliest en een weduwe met kinderen nalaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 4