19 3*. Om aan een en ander tegemoet te komen, wensch ik te ver zoeken: a. vergunning tot vergrooting der vensters op de bijgaande schets met een A gemerkt; b. idem tot het maken van twee deuren naar de zijde van de tegenwoordige stadswerf (zie schets); c. het in bruikleen afstaan van het gedeelte stadswerf, op de schets geel gekleurd; d. hel behoud van vr(j uitzicht over het Galgewater, waartoe de vergunning gevraagd wordt tot het stellen van een laag ijzeren hek, als afsluiting aan die zijde (zie schets de inktlijn); e. vergunning tot het plaatsen van een steenen scheidingsmuur met toegangsdeur (op de schets aangegeven), ten gebruike van de gemeente voor het verkrijgen van toegang tot het schuitenhuis, ten genoege van den Gemeenteraad. De Kolonel Leiden, den 29 Maart 1893. Garnizoens-Coinmandant, F. C. C. Bloem. N°. tO. Leiden, 27 Maart 1893. Bljjkens een ingesteld onderzoek omtrent het hierbij overgelegd adres van H. W. Hoogeboom, houdende klachten over hinder en last veroorzaakt door den aan de Oude Heerengracht geplaatsten buk voor de bewaring van sintels enz. van de Leidsche Zoutkeet, moeten die klachten als overdreven worden beschouwd. Voor de opruiming van de naast den bak geworpen voorwerpen wordt thans geregeld zorg gedragen, zijnde de pachter van het ophalen van de asch en vuilnis daarop attent gemaakt. Tegen overdekking van den bak bestaat bezwaar, terwijl het doen maken van een kaaimuur aldaar voorzeker gewenscht zoude wezen. Reeds meermalen was daarvan dan ook sprake, maar is daartoe met het oog op de daaraan verbonden kosten nog niet overgegaan. Het maken van een kaaimuur over eene lengte van 80 meters is by eene hoogte van 1 meter begroot op f 1400 en bij eene hoogte van 1.75 meter op f 2195. Bij het opmaken van de begrooting voor het volgend jaar kan in- tusschen ook dit punt in overweging worden genomen. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging aan adressant te kennen te geven dat er geen termen bestaan om tot opruiming of overdekking van den bedoelden bak over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. te Leiden. Aan HH. Leden van den Gemeenteraad van Leiden. Voor eenige weken werd aan HH. Burg. en Weth. het verzoek gericht, onderteekend door alle bewoners der Oude Heerengracht tot finale opruiming der aschbelt van de Zoutkeet. Tot antwoord ontving ondergeteekende een afschrift uit de notulen van het üagelijksch Bestuur, dal door ijs de opruiming was onmo- gelijk gemaakt, doch daaraan direct zou begonnen worden. De opruiming om den steenen muur is geschied, doch deze blijft in gebruik om koolasch etc. te bergen en met alle winden heen te waaien in de kamers der omwonenden; met het aanbreken van den dag komen kinderen daar spelen, schreeuwen, vechten, de groote stukken in het water werpen, en zelfs, nog hedenochtend, vuurtjes maken. Mag zulk een toestand blijven bestaan? Heeft de tegenwoordige Wethouder, tevens directeur der Zoutkeet geen macht en aesthetisch gevoel genoeg om uit zich zelf van zulk een iniddeleeuwsch erfpachtrecht afstand te doen, dan verzoekt on dergeteekende, alle andersdenkende leden samen te werken aan die onoogelijke buurt een ander aanzien te geven, door bijv. die aschbelt te overdekken en af te sluiten, de wallen te beschoeien, etc. 't Welk doende. Leiden, 1 Maart 1893. H. W. Hoogeboom. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 3