DONDERDAG 24 NOVEMBER 1892. 135 Xlttlag van Donderdag 34 November 1893, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de Heer L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1°. Voorstel tot het verleenen van eene toelage aan den Hoofdop zichter der Gemeentewerken. (347 en 357) 2°. Verzoek van C. A. J. Jacobs, om eene hardsleenen stoep te leggen vóór het perceel Mare n®. 48. (354) 3°. Idem alsvoren van J. Th. Perquin, vóór den ingang van het boven huis Garenmarkt n°. 4. (355) 4®. Idem van W. Köler Jr., om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs. (356) - 5®. Idem alsvoren van M. Van Kleeff. (360) 6®. Idem als voren van J. G. De Roever. (361) 7®. Idem alsvoren van S. Van Groningen. (362) 8°. Idem van Mej. J. H. Pel, om ontslag als derde onderwijzeres aan de school 4de klasse n°. 2. (363) 9®. Voorstel tot verkoop van eenige brandslangen en emmers. (359) 10®. Idem tot wijziging van de Reglementen voor de Bank van Leening en op de Hulpkantoren. (348, 364 en 369) 11®. Verzoek van A. H. Dros, om een stoep te leggen vóór het perceel Hooigracht n®. 79. (365) Tegenwoordig waren 23 leden, alsdebeeren: De Sturler, Dekhuyzen, Le Poole, Van Reenen, Van der Breggen, Fockema Andreae, Van Lidth de Jeude, Verhey van Wijk, Zaajjer, Drucker, Zilleseu, Was, Kaiser, De Goeje, Hasselbach, Zaalberg, De Vries, Koetser, Tieleman, Cock, Van Hoeken, Siegenbeek van Heukelom en Verster van Wulver- horst, alsmede de Burgemeester, Voorzitter. Afwezig met kennisgeving de heeren: Juta, Du Rieu, Van Hamel en Driessen, de drie eerstgenoemden wegens ziekte. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 10 November worden gelezen en goedgekeurd. (De heeren Le Poole en Van Hoeken komen ter Vergadering.) De Voorzitter deelt mede, dat zjjn ingekomen: 1°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 14/21 Novem ber jl„ B, n®. 1003, (2e afd.) G. S., n®. 118, ten geleide van de vast gestelde begrooting, dienst 1893, voor de dienstd. Schutterij. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 2®. Missive van Dr. W. N. Du Rieu en Dr. W. Pleyte blijkens welke door wijlen den heer P. Du Rieu Jr., een legaat van f 5000 is vermaakt aan de gemeente Leiden, ten behoeve van het Stedelijk Museum. De beschikking luidt als volgt: Aan de gemeente Leiden de som van vijf duizend gulden in contanten, om uit de renten daarvan de collectiën van het Leidsch Museum aan de Lakenhal aan te vullen, alsmede voor hetzelfde Museum het zilveren blazoen van de Kempenerbeurs, Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. t 3®. Bericht van de Gemeente-Commissie van het Nederd. Herv. Kerk genootschap, dat zjj bereid is het bedrag der kosten ad f 700 voor de herstelling van den toren Pieterskerk terug te betalen, wanneer mocht blijken dat de toren geen eigendom is der burgerlijke gemeente maar van het Ned. Herv. Kerkgenootschap. (De heer Siegenbeek van Heukelom komt ter Vergadering.) De heer Was. M. d. V.! Ik geloof, dat de Raad geen genoegen kan nemen met den brief van de Gemeente-Commissie, zooals die ons is voorgelezen. De Gemeente-Commissie zegt, dat zjj de 700 zal terug geven wanneer het mocht blijken dat de toren toebehoort aan het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap. Nu zal niemand beweren dat de toren kan behooren tot het Neder duitsch, liever Nederlandsch Hervormd Kerkgenootschap in het algemeen maar wel tot de plaatselijke gemeente Leiden, die wel een deel uit maakt van het gehcele kerkgenootschap, doch ook zelfstandig bestaat als de Nederduitsch Hervormde gemeente te Leiden Ik zou meenen, dat de voorwaarde door de burgerlijke gemeente gesteld, ook moet worden aangenomen zooals zjj is gesteld. De Voorzitter. Wjj zullen de Gemeente-Commissie met de opmer king in kennis stellen. De Voorzitter legt vervolgens over: I®. Verzoek van Dr. J. J. Prins, om eervol ontslag als regent van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis tegen 1 Januari 1893. 2®. Verzoek van K. De Lint, om afschrijving van Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1892, wegens vertrek naar het buitenland. 3°. Bezwaarschrift van A. J. C. Montijn, tegen zjjn aanslag in de Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1892, bij suppletoir kohier. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. Aan de orde is: L Voorstel tot het verleenen van eene toelage aan den Hoofdop zichter der Gemeentewerken. (Zie lng. St. 347 en 357.) De heer Vak Hoekek. Ik zal niets afdingen op de bekwaamheid van den heer Lancel, maar als het waar is dat hjj zich zoo bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt als waarnemend architect, dan moet daaronder toch zijn gewone werk eenigszins hebben geleden, welk werk weder door de andere opzichters zal moeten zjjn waargenomen. Nu vind ik de voorgestelde toelage van f 300 wel wat hoog voor de gepresteerde diensten, te meer omdat die diensten, mijns inziens, wel wat zjjn overschat. Ik meen, en ik heb die meening ook in de Commissie van Fabricage verdedigd, dat f 200 voor het gepresteerde werk eene voldoende belooning is. Ik stel dus als amendement voor om slechts eene toelage te geven van f 200. De Voorzitter. Wordt het amendement van den heer Van Hoeken ondersteund? De heer Fockema Akdreae. M. d. V.! Het komt mjj voor dat wjj niet goed in staat zijn om te beoordeelen of f 300 dan wel f 200 eene voldoende tegemoetkoming is voor het meerdere verrichte werk, omdat wjj niet met de bijzonderheden bekend zjjn, bijv. hoeveel meer arbeid is verricht. Nu dunkt mjj dat de discussie hieromtrent wel eenig licht kan geven, en dan kan het eerst bljjken of het amen dement al dan niet behoort te worden ondersteund. Ik zou dus wel eerst willen vernemen welke motieven er toe geleid hebben om juist f 300 voor te stellen. De heer Zillesek. M. d. V.! Ik deel niet het gevoelen van den heer Van Hoeken, evenmin als ik het eens ben met zijn uitgangspunt dat door het presteeren van werkzaamheden als waarnemend architect de heer Lancel een deel van zijn gewone werk zou hebben moeten overlaten aan de andere opzichters. Het komt mij voor dat wanneer een ambtenaar de betrekking van zijn onmiddelijken chef tijdelijk, in casu 3 maanden, vervult op eene wijze dat de boven hem gestelde autoriteiten het alleszins wenscheljjk, ja zelfs hoogst billijk achten hem daarvoor eene zekere gratificatie te geven, wjj leden van den Raad gerust de hoegrootheid van die gratificatie aan genoemde autoriteiten kunnen overlaten. Burg. en Weth. stellen voor dit bedrag te bepalen op f 300; als toelichting zeggen zij bjj hun voorstel dat de betrekking door den hoofdopzichter is waargenomen op hoogst loffelijke wijze, en dat hjj zich bijzondere bemoeiingen heeft moeten getroosten, omdat juist in dien tijd de vrees voor het uitbreken van de cholera verschillende werkzaamheden vorderde en bjjzondere maatregelen noodig maakte. De Commissie van Fabricage, althans de meerderheid, deelt die zienswijze van het Dag. Bestuur. Ik zeg «meerderheid" en ik betreur het dat hier wederom gesproken moet worden van eene meerderheid en eene minderheid. Ik dacht altjjd dat eene minderheid zich neder- leggen moest bij het gevoelen van de meerderheid, ofschoon zij zich natuurlijk het recht voorbehouden kan om, waalr het te pas komt, van haar afwijkend gevoelen te doen blijken en dit te rechtvaardigen. Intusschen bestaat omtrent het cjjfer den heer Lancel toe te kennen voor verleende diensten als waarnemend Architect, vrjj wel een stemmigheid. Ik wil er nu niet op wijzen dat zelfs bij aanneming van het voor stel de gemeente altjjd nog een groot geldelijk voordeel geniet, omdat, daar de vacature van Gemeente-Architect 3 maanden heeft geduurd, een vierde van de jaarwedde van den arehitect is uitgespaard ten bedrage van ruim f 600, waar tegenover staat eene uitgave wegens toe te kennen gratificatie van f 300. Ik zal om de bereids meege deelde reden mij dus gaarne vereenigen met het voorstel van Burg. en Weth. De heer De Stdrler. Ik wensch mijne stem te motiveeren die ik straks vóór het voorstel van het Dag. Bestuur hoop uit te brengen. Ik ben er voor geweest om den heer Lancel 300 toe te kennen, omdat hjj diensten heeft bewezen die hjj niet behoefde te bewijzen; het was dus een soort van cadeau van den heer Lancel aan de ge meente. En nu vind ik het nooit goed dat de gemeente een cadeau aannneemt van een zjjner ambtenaren, dat is, mijnheer de Voorzitter, de reden waarom ik zal stemmen vóór de 300 toelage aan den heer Lancel. De heer Hasselbach. M. d. V.! Een enkel woord slechts om mijne stem te motiveeren en den heer Fockema Andreae in te lichten. Wanneer wij de instructie lezen van den Gemeente-Architect en de instructie van den hoofdopzichter, dan blijkt daaruit duidelijk wal be hoort tot de verplichtingen van den architect. Vergeljjkt men daar mede hetgeen de hoofdopzichter moet verrichten, dan springt het in het oog dat hjj buitengewone werkzaamheden heeft gehad niet in zjjne instructie voorgeschreven. Ik wil er ook nog even terloops op wjjzen dat de gemeente in elk geval nog een geldelijk voordeel heeft genoten door de waarneming der betrekking van den architect. De heer Lancel heeft geheel het werk van den architect opgevat en het is niet gebleken ik heb er speciaal een onderzoek naar gedaan dat de andere opzichters weder zjjn werk hebben moeten verrichten. Dat is ook zeer moeieljjk en onmogelijk, want de hoofdopzichter is er juist om toe te zien op het werk van de opzichters, en deze zjjn weder verantwoordelijk voor hun werkvolk. Het werk door den heer Lancel verricht, kan dus onmogelijk door de andere opzichters zjjn gedaan, dan zouden zij zich zeiven moeten controleeren. De Voorzitter. Ik herhaal thans mijne vraag of het amendement van den heer Van Hoeken wordt ondersteund? Het amendement wordt niet ondersteund en kan derhalve geen onderwerp van beraadslaging uitmaken. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming gebracht en aangenomen met 22 stemmen tegen 1 stem, die van den heer Van Hoeken. II. Verzoek C. A. J. Jacobs, om eene hardsteenen stoep te leggen vóór het perceel Mare n®. 48. (Zie lng. St. n®. 354.) III. Idem als voren van J. Th. Perquin, vóór den ingang van het bovenhuis Garenmarkt n*. 4.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 1