180 DONDERDAG 10 NOVEMBER 1892. De heer Was. Het schrijven maakt op mjj den indruk, dat men de ƒ500.absoluut niet wil hebben. De Raad kan derhalve dat bedrag niet aanbieden en een ander voorstel is er niet. De Voorzitter. Wanneer dit het eenige bezwaar is, wil ik wel voorstellen om ƒ1000.— subsidie te verleenen. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik wensch mij te verklaren tegen uw amendement om 1000.te geven, evengoed als ik mjj tegen de 500.zou verklaren. Ik doe dit hierom, omdat ik niet inzie dat, zooals het afdeelingsbestuur blijkens zijne missive meent, het aan onze stad tot oneer zou strekken, indien de tentoonstelling niet gelukte. Het is toch inderdaad al een zeer zonderlinge bewering, wanneer eene bijzondere vereeniging, die eene zaak op touw zet en daarvoor subsidie vraagt, durft zeggen: «hel strekt de stad tot oneer wanneer er niets tol stand komt; wij willen wel en hebben u daarom geld gevraagd, maar gij hebt het niet gegevenHet zou zijn, alsof wij, ter eere van onze stad, subsidie moesten geven voor alles, waarvoor subsidie gevraagd wordt. Naar het mij voorkomt mogen wjj dit alleen dan, wanneer op goede gronden verwacht mag worden, dat werkeljjk de stad groot voordeel zal trekken uit datgene, waarvoor de subsidie wordt verlangd. En of dit nu hier wel juist hel geval zou zijn, betwijfel ik zeer. Maar er is meer: In het oorspronkelijk request staat, dat de ten toonstelling van groot belang is voor de alhier gevestigde kweekers. Nu betwijfel ik zeer of de gemeente Leiden wel zoovele bloemkwee- kers huisvest, ik heb daarentegen een sterk vermoeden, dat de meesten van hen even buiten de gemeente wonen. En wat nu bet ruim bezoek uit de omgeving betreft zooals bjj de landbouwtentoonstelling werkelijk te verwachten was, al moge het ook een bedenkelijk argument voor het geven van subsidie zjjn dergelijk ruim bezoek kan in verband met deze tentoonstelling zeer zeker niet verwacht worden. Het komt mij voor, dat wij voorzichtig moeten zijn met het stellen van antecedenten, zooals er misschien reeds al te veel gesteld zijn! Laat ons veeleer een einde trachten te maken aan den stroom van subsidiën voor alle mogelijke gevallen, die op hun beurt weder an tecedenten vormen, waarop men zich later kan beroepen. Het is daarom, M. d. V., alsmede om de motieven, door den heer Was aangevoerd, dat ik ernstig bezwaar heb tegen een subsidie van 500.— waaraan men toch niet schijnt te hebben en, a fortiori, tegen een subsidie van ƒ1000. De heer Was. M. d. V.! Ik wil alleen nog verklaren, dat ik het met den heer Fockema Andreae volkomen eens ben. Op de gronden zooeven door mjj aangevoerd ben ik tegen het subsidie van 500. en ook tegen een subsidie van ƒ1000.omdat ik niet weet, waartoe het geven van dergelijke subsidies eigenlijk noodig is. De Voorzitter. Het verzoek om subsidie is uitgegaan van het be stuur der Afdeeling Leiden en Omstreken der Maatschappij voor Tuin bouw en Plantkunde. De meeste bloemkweekerijen worden natuurljjk niet in de stad zelve gevonden, omdat deze daartoe niet de geschikte gelegenheid aanbiedt, maar ook buiten de stad behooren de bloem- kweekers toch tot de Afdeeling Leiden. Verleden jaar heeft men aan de Maatschappij voor Landbouw ƒ2500. subsidie gegeven; ik begrijp dus niet waarom wij nu aan deze Maatschappij geen subsidie zullen geven, temeer omdat men haar toch vroeger ook gesubsidieerd heeft met ƒ200.en de vrjje beschikking over de zaal. De tentoonstelling zal nu veel uitgebreider worden dan toenmaals, en daarvoor is ook meer geld noodig. In het voorstel tot het geven van een subsidie is de bepaling opgenomen, dat de Maat schappij de rekening moet overleggen, waaruit blijken zal of de 500. of ƒ1000.geheel noodig zijn geweest. De bloemkweekerijen vertegenwoordigen hier een belangrijken tak van nijverheid. De tentoonstellingen strekken om die nijverheid tot grooter bloei te brengen, en het voordeel dat de gemeente daaruit trekt is, dunkt mij, wel eene kleine opoffering waard. Daarbij komt nog dat wjj voor zaalhuur terugontvangen ƒ360.zoodat wanneer wij een subsidie geven van ƒ1000.dit eigenlijk gereduceerd wordt tot ƒ640.Ik geloof dat de Raad volkomen verantwoord is wanneer hij die som voor dat doel besteedt. De heer Was. M. d. V.! Mag ik nog even doen opmerken, dat er inderdaad groot onderscheid is tusschen het subsidie verleden jaar gegeven aan de Maatschappij voor Landbouw en dit voorgesteld sub sidie. Verleden jaar ging de zaak uit van de geheele Maatschappij voor Landbouw, deze tentoonstelling zal echter maar uitgaan van eene Afdeeling van de Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde en niet van die geheele Maatschappij. Was dit nu ook wel het geval, dan zou ik mjj kunnen begrijpen, dat een subsidie werd toegestaan, maar het geldt hier slechts een zeer klein onderdeel van de Maatschappij voor Tuinbouw. Deze aanvrage en die van de Maatschappij voor Landbouw verleden jaar, mag men dus niet met elkander vergelijken. De Voorzitter. De subsidies staan ook niet gelijk. Hier wordt be langrijk minder gevraagd. Bovendien is het bekend dat Leiden de ge wichtigste Afdeeling van de Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde is uit het geheele land. De heer Fockema Andreae. Een paar opmerkingen slechts, M. d. V., in antwoord op uw betoog: In de eerste plaats is door u aangevoerd, dat dergelijke tentoon stelling hier ongetwijfeld menschen brengt, waardoor de gemeente indirect voordeel geniet. Maar dan vraag ik: waar blijven wij, wan neer desgevraagd subsidie moet worden verleend aan ieder, die men schen herwaarts lokt! Wanneer hier een muziek-direcleur neem bijv. Strauss of een ander concerten komt geven, moeten wjj dan zeggen: »er zullen van buitenaf veel menschen komen luisteren, wan neer die man er dus om vraagt, zullen wij hem geen subsidie kunnen weigeren." Zie, M. d. V., wij kunnen toch niet alles subsidieeren, wat menschen in de stad brengt, en uw argument, wat het gemeentebe lang betreft, gaat dus niet op. In de tweede plaats wordt door u gezegdde tentoonstelling is voor de bloemen-nering en industrie ontwikkelend, en reeds daarom alleen moet er subsidie gegeven worden. Maar zou ditzelfde niet gel den van alle tentoonstellingen, die particulieren wel willen organi- secren om hunne industrie aanschouwelijk te maken voor het publiek en dit zoodoende tot koopen uit te lokken? Wanneer bijvoorbeeld de Firma De Vries en Stevens wat ik zeer toejuich eene expositie houdt van de in hare inrichting verkrijgbare verwarmings- en ver lichtingstoestellen, moet men dan zeggen: dit is goed voor de in dustrie en verdient daarom van gemeentewege gesubsidieerd te wor den? En dit, M. d. V., zou toch inderdaad de consequente toepassing van uw betoog meebrengen. Bovendien ben ik het volkomen eens met den heer Was, dat deze tentoonstelling, door een afdeelingsbestuur georganiseerd, allerminst op ééne Ijjn mag gesteld worden met de tentoonstelling der Maat schappij van Landbouw, wier vertegenwoordigers en afgevaardigden uit geheel Noord- en Zuid-Holland, en, naar ik meen, ook uit andere provinciën, tijdens die tentoonstelling hier samenstroomden. Ik zal dan ook tegen de beide voorgestelde subsidiën stemmen. De Voorzitter. Wanneer de heer Fockema kon bewijzen wat echter zeer zeker niet het geval is dat de tentoonstelling van de Firma De Vries en Stevens even uitgebreid was en evenveel nut stichtte als de bloemen tentoonstelling, zou ik hem kunnen toegeven, dat beide zaken gelijk stonden. Maar de zaken staan reeds daarom niet gelijk, omdat de Afdeeling Leiden der Ned Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde op veel grootere schaal werkt dan de ver- lichlings- en verwarmings-expositie. Zooveel is zeker, dat de bloemen handel door dergelijke tentoonstelling in groote mate wordt bevor derd en dat zij. zonder subsidie, onmogelijk kan worden tot stand ge bracht. De vergelijking met Strauss, die enkel afwacht, of bjj wat menschen naar zjjn concerten kan lokken, gaat hier dus in het ge heel niet op. Den heer Was heb ik, in antwoord op zijne opmerking, er reeds op gewezen, dat deze tentoonstelling uitgaat van de grootste Afdeeling van het geheele land, en dat trouwens het thans voorgesteld subsidie veel geringer is, dan dat in het vorige jaar aan de geheele Maat schappij van Landbouw is gegeven. Toen toch hebben wij ƒ2000. toegestaan aan de Maatschappij en ƒ500.enkel aan de Afdeeling Leiden dier Maatschappij, alleen om gelegenheid te geven de menschen door vermakelijkheden te kunnen lokken. Mij dunkt dan ook, dat wij volkomen gerechtigd zijn hier ƒ1000.te geven, waarvan ƒ360. reeds onmiddellijk in de gemeentekas terugkeeren. De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen mijn amendement om een subsidie te verleenen van 1000. De heer Drucker. Maar daarna toch het gewijzigde voorstel in zijn geheel De Voorzitter. Dat is, dunkt mjj, niet noodig. De heer Drucker. M. d. V.! Ik geloof dat dit wel noodig zal zijn. Ik kan mjj bijv. voorstellen, dat men meer geneigd is om een sub sidie van 1000.— dan van 500.— te verleenen, maar toch nog meer geneigd om niets te geven. Welnu! dan zal men stemmen voor uw amendement, maar ten slotte tegen het voorstel in zjjn geheel. De heer Cock. M. d. V.! Ik beaam geheel wat de heer Drucker zooeven zeide. Maar zou het daarom ook niet beter zijn eerst in stem ming te brengen het voorstel om iets te geven, en daarna de som te bepalen welke dan zal gegeven worden. Ik zal in elk geval stemmen tegen het verleenen van een subsidie. De Voorzitter. Wanneer men niets wil geven, kan men altijd eerst tegen het amendement en daarna ook tegen het voorstel stemmen. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Wanneer u uw amendement iormuleert zooals dit gewoonljjk plaats vindt, dan zal noodzakelijk de beslissing moeten worden genomen zooals die door den heer Drucker is aangegeven. Het amendement zal dan aldus moeten luiden: om in het voorstel van het Dag. Bestuur te lezen 1000 in plaats van 500. Bjj verwerping van dit amendement kan toch het voorstel van het Dag. Bestuur niet als aangenomen worden beschouwd. De Voorzitter. De gemaakte opmerkingen komen mjj niet onge grond voor. Ik zal dus eerst in stemming brengen mjjn amendement om 1000 te geven, en daarna het voorstel van het Dag. Bestuur in zjjn geheel. Het amendement van den Voorzitter wordt in stemming gebracht en verworpen met 16 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren: Zillesen, De Vries, Van Reenen, Fockema Andreae, Van der Breggcn, Van Lidth de Jeude, Zaaijer, Dekhuyzen, De Sturler, Juta, Was, Zaalberg, Koetser, Cock, Van Hoeken en Verhey van Wjjk. Voor stemden de heeren: Drucker, Le Poole, Siegenbeek van Heukelom, Tieleman, Hasselbach, Kaiser en De Goeje. Het voorstel van het Dag. Bestuur wordt daarna verworpen met 16 tegen 7 stemmen. Voor stemden de heeren: Zillesen, Hasselbach, Van Reenen, Dek huyzen, De Sturler, Juta en Koetser. III. Verzoek van J. Loeber, ter bekoming van gemeentegrond aan het Rapenburg. (Zie Ing. St. n'. 329 en 342.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdeljjke stemming gunstig op beschikt. IV. Voorstel tot het doen wegbreken van eenige stadspompen, (Zie Ing. St. n». 337.) *11J «amS nlnnlrlinn Am .1 1 A nni/DPhOlM t At

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 2