DONDERDAG 13 OCTOBER 1892. 103 lijke gemeente, maar van een verder onderhoud, dat daarvan op de kerkelijke gemeente als eigenares moet rusten, wilde zij niets weten. De Commissie van Financiën deed daarmede een zeer billijk voorstel, dat ook door den Raad is aangenomen, maar door de Gemeente- Commissie verworpen. Was de Raad vrij om een dergelijk aanbod te doen, de Gemeente-Commissie bleei natuurlijk even vrij om dit aanbod te weigeren. Nu is er bij die gelegenheid wel gesproken over amotie van den toren en over de bevoegdheid van de burgerlijke gemeente om daartoe over te gaan, en door vele leden van den Raad is de meening uitgesproken, dat de burgerlijke gemeente inder daad die bevoegdheid beeft, doch de incidenteele quaestie was na de weigering van de Gemeente-Commissie om bet voorstel van de bur gerlijke gemeente aan te nemen tot een einde gekomen. Wij staan dus nu weder op denzelfden bodem als waarop wij vroeger stonden toen op de begrooting was uitgetrokken eene som van 700 voor herstel van den toren. Dit heeft de beer Van der Breggen betoogd en met die meening kan ik mij zeer goed vereenigen. Ik geloof dat wij zonder eenig nadeel voor de gemeente kunnen besluiten het incident als afgedaan te beschouwen en tot de oorspronkelijke quaestie terug te keeren. Ik ondersteun derhalve het voorstel van den beer Van der Breggen om aan te nemen het primitieve voorstel van Burg en Weth., om nl. een bedrag van f 700 te besteden voor herstel van den toren. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik wensch ook aan te dringen op aanneming van liet voorstel van Burg en Weth. Wanneer het inderdaad waar was hetgeen de heer Drucker zeide dat geen enkel gemeentebelang het voortbestaan van den toren wensehelijk maakt, dan zou ik stellig geneigd zijn met het voorstel van de Commissie van Financiën mede te gaan. Maar ik geloof wel degelijk dat een gemeentebelang het voortbestaan van den toren vordert, zij het dan ook geen materieel belang. Wij hebben toch in de laatste jaren bij herhaling gelden gevoteerd voor openbare werken, in de overtuiging, dat een gedeelte daarvan zou worden gebruikt om aan gebouwen een fraai uiterlijk te geven. Of dit nu ook altijd inderdaad gelukt is, laat ik daar, maar het was toch in ieder geval de bedoeling, om op die wyze den schoonheidszin van de Lcidsche burgerij te ontwikkelen. En waarom staat nu hier die kleine toren op dat lange dak. Mijns inziens met geen ander doel dan om de lange daklijn te breken. Het is trouwens, naar ik meen, eene bekende zaak in de architectuur, dat met hetzefde doel versieringen werden aangebracht b. v. dak vensters om het groole vlak te breken. Men zal zich herinneren dat ze hier nog niet lang geleden in groote hoeveelheid tot dat doel zijn aangewend. Waar dus de toren werkelijk bestemd is tot verfraaiing van het kerkgebouw, zou ik, alleen ter besparing van eene zoo luttele som, niet gaarne tol de afbreking daarvan willen medewerken. Ik zal dus vóór het voorstel van Burg. en Weth. steramen. maar wcnsch hun echter wel in overweging te geven om, wanneer de toren is hersteld, te laten onderzoeken, of het herhaalde klokgelui in dien toren de kosten van onderhoud ook verzwaart. Zoo neen, dan zou ik zeggen; laat de klok hangen, want dan zou het wegnemen daarvan noodelooze plagerij zijn. Blijkt dit echter wel degelijk het geval te zyn, dan zou ik die schade op geld willen laten brengen en de ker kelijke gemeente verzoeken eene jaarlyksche retributie tot dat bedrag te betalen, en weigerde zij dit, aan de klok een plaats in de Lakenhal geven. De heer Zillesen verkrijgt voor de derde maal het woord en zegt: M. d. V.! Ik wenschte enkel op eene onjuistheid in de redevoering van den heer Was te wijzen. Bedoelde heer heeft namelijk wel de waarheid, maar niet de geheele waarheid gezegd, toen hjj betoogde, dat Burg. en Weth., ten opzichte van de Commissie voor de Nederd. Hervormde gemeente geheel op dezelfde wijze handelen als in 1873 ten opzichte van hel bestuur der Hooglandsche Kerk. Dit is echter niet geheel en al waar, want hij vergat iets, waarop in de laatste Vergadering herhaaldelijk gewezen is, namelijk dat aan genoemd be stuur is overgegaan een schat van 2500. Op die waarde toch is de klok, die vroeger gemeenteeigendom was, door deskundigen begroot. De heer Was Ik wensch hierop alleen te repliceeren, dat de meer dere waarde aan klokkenspijs van de klok der Hooglandsche Kerk, waarop de heer Juta indertijd met zooveel klem heeft gewezen, mij niet ontgaan was Maar of het eigendom, dat wij aan het kerkbestuur afstonden eene grootere of kleinere waarde vertegenwoordigde, doet tot de zaak ten principale niets af. Dit is reeds in eene vorige Raads zitting aangetoond Daarbij komt nog, dal de klok in quaestie door het kerkbestuur niet mag vervreemd worden, zoodat ik dat argument dan ook als volkomen waardeloos buiten beschouwing kon laten. De heer Drucker Wanneer het denkbeeld van den heer Fockema Andreae ingang mocht vinden, wordt daardoor aan het verlangen van de Finanlieele Commissie zoover tegemoet gekomen, dat vóórhaarde aanleiding zou vervallen om haar voorstel langer te handhaven. De heer Van Hoeken. Na al het reeds gesprokene zal ik zeer kort kunnen zijn. Alleen wensch ik op te komen tegen de bewering van de Financieele Commissie, dat de Commissie voor de Nederd. Her vormde gemeente geen prijs zou stellen op hel behoud van den toren. Trouwens een dergelijke onverschilligheid kan natuurlijk niet verwacht worden van eene Commissie, die zich zoovele moeite geeft om het kerkgebouw te onderhouden en in zyn oorspronkelijken stijl terug te brengen. Ik zou het dan ook zeer betreuren, wanneer de Raad zich met het denkbeeld der Financieele Commissie vereenigde. De Voorzitter. Aangezien de post voor Onvoorziene Uitgaven is uitgeput, zal later een voorstel worden gedaan tot dekking van de uitgaaf. Het voorstel van Burg. en Weth. tot het doen herstellen van den toren voor eene som van f 700 wordt aangenomen met 24 stemmen tegen 1 stem, die van den heer Verster. De heer Du Ried. M. d. V.! Kan nu met de herstelling van den toren onmiddellijk een aanvang worden gemaakt of moet daarmede gewacht worden lot het aanstaande voorjaar? Dc Voorzitter. Wij zullen laten onderzoeken of de stelling nog dienen kan, maar ik geloof wel dat zij te zwak zal blijken. XI. Vaststelling van het Eerste Suppletoirc Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1892. (Zie Ing. St. n». 312.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd tot een bedrag van /"2888.51. XII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1892, ad /633.12s. Uilkeering aan het Rijk van het aandeel in de kwade posten. (Zie Ing St. n°. 313 en 316.) XIII. Idem alsvoren ad ƒ297.94. Rente van de tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte aan kasgeld. (Zie Ing. St. n°. 314 en 316.) Deze staten worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoof delijke stemming goedgekeurd. XIV. Voorstel betrekkelijk de helling van schoolgeld aan de Kweek school voor Onderwijzers en Onderwijzeressen. (Zie Ing. St. n°. 310 en 317.) De Voorzitter. In dit voorstel zullen een paar wijzigingen moeten worden aangebracht. De opmerking van de Commissie van Financiën dat bij de school gelden in art. 1 alinea 3 eene andere verhouding bestaat dan die bij art. 1 alinea 2, is juist. Wij wenschen dus in alinea 3 te stellen in plaats van 5.—f 3 75, 2.50 of /1.25 per kwartaal 5.—, 2.75, f2.of f 125." Art. 4 zal verder moeten gelezen worden: «Geen schoolgeld is verschuldigd voor hen die de acte volgens art. 56 b of 56 a der wet op het Lager Onderwijs bezitten, voorzoover zij aan eene openbare of bijzondere school in deze gemeente werkzaam zijn." Hierdoor zijn uitgesloten zij die werkzaam zyn op scholen in andere gemeenten. De artt. 1 tot en met 6 en daarna de geheele Verordening worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. Art. 1 van de Verordening regelende de invordering van school geld voor het bezoeken der Gemeentelijke Kweekschool voor Onder wijzers en Onderwijzeressen, en daarna de geheele Verordening wor den zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Niemand verder het woord verlangende wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 7