102
DONDERDAG 18 OCTOBER 1892.
Het gevolg daarvan is geweesi, dat door de Commissie voor de Ntder-
duitseh-Hervormde gemeente aan den Raad is te kennen gegeven,
dat zij den toren wel zou wenschen over te nemen, hetgeen natuur
lijk tot tijdelijke staking der herstellingswerken aanleiding heeft
gegeven.
Nu geef ik volkomen toe, dat, wanneer het mijns inziens zeer billijke
aanbod van den Raad door de Gemeente-Commissie ware aangenomen,
dit voorstel niet had behoeven gedaan te worden. Maar, aan den
anderen kant, gelool ik toch, dal de Financieele Commissie wel wal
al te ver gaat, waar zij ons thans adviseert, om van ons eenmaal
genomen besluit om den toren te herstellen, weder af te wijken.
Ik zeg nogmaals; gaarne wil ik aannemen, dat het dezerzijds ge
dane voorstel zeer billijk is, maar toch mag, naar het mij voorkomt,
het feit, dat die lusschentijds gevoerde onderhandeling tot geen
resultaat heeft geleid, ons niet lot een ander inzicht omtrent de prin-
cipieele quaeslie brengen.
Daarom moeten wij, dunkt mij, handhaven het vroeger door ons
ingenomen standpunt en zeggen: de onderhandelingen hebben tot
niets geleid, wij zullen dus nu gevolg geven aan ons eerste voor
nemen om den toren te herstellen.
Ik zou dus met veel genoegegen zien dat de Commissie van Financiën
haar voorstel thans introk.
De heer Zillesen. M. d. V.! Ik zou wel een enkel woord over
deze zaak in het midden willen brengen:
Ten eerste om op te komen tegen de conclusie in het rapport vai:
de Com. van Financiën.
Ten tweede om te ondersteunen het voorstel door het Dag. Bestuur
gedaan. Uit besprekingen met andere leden bleek mij dat mijne op
vatting van de geheele zaak eene andere was dan die van de meeste
leden van den Raad, een geacht lid meende mij zelfs te moeten zeggen
dat ik de zaak niet begreep. Niels zou mij dus aangenamer zijn ge
weest dan in deze behoorlijk te worden ingelicht, maar ik moet eerlijk
bekennen, dat de verschillende besprekingen mij niet tol eene andere
overtuiging hebben gebracht. Ik ben daarom zoo vrij in het kort
mijne zienswijze mede te deelen.
In den afgeloopen zomer heeft er een overleg plaats gehad tusschec
de Gemeente-Commissie van het Ned. Hervormd Kerkgenootschap en
het Dag. Bestuur, waarbij eerstgenoemde Commissie voorstelde haar
den toren in eigendom af te staan. Wanneer dit geschied was zou
een zuiverder en normaler toestand verkregen zijn, omdat dan toren
en kerk in eene hand zouden zijn gekomen.
Dit verzoek werd door den Raad verworpen, omdat de Gemeente-
Commissie eene schadevergoeding wenschte te ontvangen eerst van
1500.daarna van 1325.De Com. van Financiën stelde een
amendement voor om die som terug te brengen tot op ƒ700.Niet
tegenstaande de waarnemende Voorzitter, de heer Juta, wiens mecning
ik op dit punt geheel deel, zich legen de aanneming van het voorstel
van de Com. van Financiën verzette, bleek de meerderheid van den
Raad een ander gevoelen te zijn toegedaan dan het Dag. Bestuur, en
aan Burg. en Weth. werd opgedragen zich opnieuw in contact te
stellen met de Gemeente-Commissie om haar aan te bieden eene som
van ƒ700.ten einde zij zelve dan de noodige herstellingen zoude
kunnen uitvoeren, waarvoor de besleigcring reeds lang aanwezig is.
Hierop heeft de Gemeente-Commissie een weigerend antwoord ge
zonden, iets wat door den heer Juta reeds was voorspeld en wat mij
trouwens evenmin verwonderd heeft. Toen hebben Burg. en Weth.
hun oorspronkelijk standpunt weder ingenomen en aan den Raad
machtiging gevraagd om ƒ700 te besteden voor herstel van den toren.
De Com. van Financiën thans iets minder vrijgevig dan te voren
stelde hierop voor wel die ƒ700.te geven, maar verlangde tevens
dat de Gemeente-Commissie voortaan eene jaarlijkschc recognitie zoude
betalen van 22.of ƒ25.voor kosten van onderhoud.
Hierbij wil ik even releveeren, ofschoon dit voorstel is verworpen,
dat blijkens nauwkeurige inlichtingen door mij ontvangen, gebleken
is dat in de laatste 40 jaren door de gemeente, welke toch belast
was met het onderhoud van den toren, daaraan bijna niets ten koste
is gelegd; er werd in het geheel niet naar den toren omgezien. De
aanvankelijke eisch van de Gemeente-Commissie kan ik dus volstrekt
niet zoo onbillijk vinden. Ook het tweede voorstel van den Raad is
door de Gemeente-Commissie verworpen. Of het de krachten van de
kerkelijke gemeente te boven ging, ik weet het niet, maar in elk
geval is zij evengoed als de burgerlijke gemeente gerechtigd om een
aan haar gedaan voorstel al dan niet aan te nemen.
Over de redenen of overwegingen welke lot de niet aanneming
geleid hebben, hebben wij hier niet te beslissen. Nu trekt de Gom-
van Financiën uit de verwerping van hej voorstel door de Gemeente-
Commissie de volgende conclusie:
»Nu de Gemeente-Commissie van het Ned. Hervormd Kerkgenoot
schap, bij haar schrijven van 15 September, ook de thans door ons
voorgestelde alleszins billijke regeling verwerpt, blijkt naar onze
meening voldoende, dat het Kerkbestuur op het voortbestaan van den
toren geen prijs stelt, althans geen offer daarvoor wil brengen."
Tegen die interpretatie, waartoe, naar ik meen, geen recht bestaat,
kom ik op. Het kan hier toch zeer goed een beginsel gelden, of,
mogelyk, is de kas zoo slecht voorzien, dat zij tegen het aanbod van
den Raad, hoe aanlokkelijk dit overigens ook moge zijn, protest aan-
teekent Maar, hoe dit ook moge zijn, in ieder geval zie ik de juist
heid der conclusie, die de Financieele Commissie uit de weigering
meent te mogen trekken, alsof de Commissie der Nederd. Hervormde
Commissie op het behoud van den toren geen prijs blijkt te stellen,
volstrekt niet in. Het tegendeel blijkt trouwens reeds genoegzaam uit
de zorg door haar voor het onderhoud van het aan haar zorg toever
trouwde kerkgebouw besteed.
De Finantieele Commissie geeft verder in overweging, om den toren
af te breken, »zoodra hij gevaarlijk dreigt te worden voor naburige
eigendommen of voor de openbare veiligheid." Nu zou ik echter
peenen, dat, wanneer het voorstel der Financieele Commissie werd
aangenomen, men gevoegelijk vandaag nog met het afbreken een be-
1 gin zou kunnen maken. Immers, het steigerwerk, dat reeds lang heeft
gestaan, heeft in dien tijd natuurlijk veel windvang te verduren ge
had. En wat den toren zelf betreft, de toestand daarvan, die reeds
lang dringend verbetering eischte, zal er zeker ook wel niet beter op
geworden zijn.
Het is daarom, dat ik aan de Vergadering in overweging wil geven
het voorstel der Finantieele Commissie niet aan te nemen. Die Com
missie is begonnen met eene som van ƒ700 aan te bieden; bij hare
tweede offerte verlangt zij eene jaarlijkschc recognitie, en thans, in
het derde stadium, nu de quaestie weer lol haar oorspronkelijken
vorm is teruggekeerd, adviseert zij 0111 den toren in het geheel niet
te herstellen, maar dien eenvoudig af te breken, zoodra hij gevaar
loopt van in te storten.
De onbillijkheid van dit advies springt te meer in het oog, wanneer
men zich herinnert, dat, drie jaren geleden, voor rekening der ge
meente een lijdelijke herstelling van den Lodewijkstoren heelt plaats
gehad en vroeger ook de llooglandsche Kerk op dezelfde wijze is ge
restaureerd.
Naar mijne bescheiden meening dus misschien ben ik nog niet
op de hoogte maar zoover ik de zaak kan nagaan, bestaat er alle
aanleiding om met het voorstel van Burg. en Weth. mede te gaan.
De heer Drdckeh. M. d. V.De reden waarom ik even het woord
heb gevraagd, is deze, dat aan de Commissie van Financiën eene zekere
mate van inconsequentie is ten laste gelegd. Volgens den vorigen
geachten spreker zou zij namelijk al eene zeer vreemdsoortige ge
dragslijn gevolgd hebben, door ttrst veel te bieden, toen dat geweigerd
was wat minder, en ten slotte ijog weer wat minder.
Nu geloof ik, dat dit verwijt geheel onverdiend is, en ik zal trach
ten dit met een enkel woord aan te toonen. Het eerste advies der
Financieele Commissie waaraan ik persoonlijk geen deel heb
kunnen nemen is den 2en Augustus jl. ingekomen (Ing. St. n®.
257) en luidde in het kort aldus: Wij zullen aan de Commissie voor
de Nederduitsch Hervormde gemeente 700 betalen, maar daarvoor
zijn wij dan ook voorgoed van het onderhoud van den toren af, die
ons dus nooit meer een cent zal kosten. Die 700 zoo werd er
bijgevoegd kunnen wij gerust toestaan, want, doen wij dat niet,
dan zullen wij dat bedrag licht noodig hebben «hetzij voor reparatie,
hetzij voor amotie." Dat aanbod nu is door de betrokken Kerkelijke
Commissie geweigerd.
Toen is de Financieele Commissie met een ander aanbod voor den
dag gekomen. Wij gemeente zullen zoo zeide zij voor het onder
houd zorgen, niet gij, maar dan betaalt gij ons voor het genot van
den toren eene zekere jaarlijksehe. recognitie. Ook dit is geweigerd.
Ten slotte verklaart de Commissie van Financiën, bij haar laatste
advies het niet weuschelijk te achten om nu 700 voor den toren
uit te geven, en dan nog ten eeuwigen dagen met het min of meer
kostbare onderhoud belast te bljjven. Aan welke inconsequaentie zjj
zich daardoor zou schuldig gemaakt hebben, is mij niet duideljjk.
De zaak is op dit oogenblik eenvoudig deze: Aan de Commissie
voor de Nederduitsch Hervormde gemeente is gevraagd; welk recht
hebt gij om van ons te vorderen, dat wij den toren ten uwen ge
rieve herstellen, maar zij is met het aanvoeren van rechtsgronden
daarvoor in gebreke gebleven.
Blijft dus over de vraag, of de gemeente Leiden al dan niet belang
heeft bij het behoud van den toren, en die vraag meent de Financieele
Commissie in ontkennenden zin te moeten beantwoorden. Vandaar
ons schriftelijk toegelicht voorstel, om den toren niet te herstellen,
maar af te breken, wanneer deze gevaarlijk dreigt te worden.
De heer Zillesen. Den Voorzitter van de Commissie van Financiën
een woord van dank voor de gegeven inlichtingen, waaruit blijkt
dat ik in een geval heb gedwaald. Ik meende nl. dat de Commissie
van Financiën aanvankelijk had voorgesteld eene uitkeering van 700
maar tevens dat de burgerlijke gemeente belast zoude blijven met
het gewone onderhoud. Dit blijkt niet het geval te zijn geweest.
Voor het overige heeft mij dit toch geene aanleiding gegeven om
van gedachten te veranderen. Ik blijf het onbillijk vinden wanneer
verder niets aan den toren wordt gedaan, omdat de Gemeente-
Commissie de gestelde voorwaarden niet wil aannemen, waaruit zou
moeten blijken dat de kerkelijke gemeente geen belang stelt in het
voortbestaan van den toren.
De heer Was. M. d. V.! Hoewel ik mij over het algemeen met
alles wat de heer Drucker over deze zaak gezegd heeft kan vereenigen,
gevoel ik toch ook iets voor hetgeen door den heer Van der Breggen
is aangevoerd.
De heer Zillesen heeft gezegd dat een lid van den Raad tot hem
gezegd heeft, dat hij de zaak niet heeft begrepen. Dat lid was ik
zelf en door hetgeen de heer Zillesen zoo even heeft gesproken ben
ik in die meening versterkt.
Waarom kan ik nu wel medegaan met het voorstel van den heer
Van der Breggen dat een bemiddelend voorstel kan worden genoemd.
De burgerlijke gemeente, die verplicht is tot onderhoud van den
toren, had besloten om den toren, welke gebrekkig bleek te zijn, te
herstellen. Daartoe werd eene omsteigering gemaakt en eene be-
grooting van kosten ad 700. De gemeente voldeed hiermede aan
eene wettelijke op haar rustende verplichting.
Toen is gekomen en nu begint het incident de kerkelijke
gen.eenie en heeft gezegd: geef ons den toren in eigendom over,
geef ons daarbij niet alleen de som die gij meent noodig te hebben
om den toren in een behoorlijken staat te brengen, 700 dus, maar
voeg er ook nog bij een kapitaaltje waaruit wij later het onderhoud
van den toren kunnen bekostigen. Daarop heeft de Commissie van
Financiën en mijns inziens zeer terecht herinnert aan de geschiedenis
van den toren der llooglandsche kerk in 1873 en voorgesteld om nu
ook op dezelfde wijze te handelen. Zij heeft voorgesteld om den
toren geheel en al gerepareerd in eigendom af te staan aan de kerke-