94
het geval is zullen de poorten dus van duinwater verstoken blijven,
evenals de menschen die niet bepaald in de poorten maar in de
nabijheid er van wonen.
De Voorzitter. Wanneer eerst eenige eigenaars van poorten zich
willen verbinden om water te nemen, zullen de anderen van zelf wel
volgen.
De heer De Sturler. Ik kan er nog bijvoegen dat wanneer
eenmaal in een poort de buis van de waterleiding gelegd is, maat
regelen zullen worden genomen om de putten in die poorten te
dempen. Persoonlijk ben ik in verschillende poorten geweest en de
menschen hebben mij verklaard dat als de putten maar eenmaal ge
dempt waren, de huisbaas hen wel aan de waterleiding zou
aansluiten. Wanneer de bewoners eenmaal aan duinwater gewoon
zijn geraakt zullen zij geen ander water meer willen hebben, zoo
dat de eigenaars van zelf zullen gedwongen worden hunne woningen
bij de leiding aan te sluiten. Niemand kan door ons genoodzaakt
worden de leiding in zijn huis aan te leggen.
De heer Van Lidtu de Jedde. M. d. V.! Ik dank u zeer voor de
gegeven inlichtingen. Ik ben alleen bevreesd dat onder al die be
raadslagingen met de eigenaars der poorten, de bewoners zeer lang
zonder duinwater zullen zijn.
De heer Dekhuizen. Het groote bezwaar in deze is dat wij moeten
trachten te dwingen waar wij niet dwingen kunnen. Men moet dus
het aansluiten aan de leiding zooveel mogelijk bevorderen. Men kan
alleen dwingen om voor de gezondheid schadelijk water te verwij
deren. Wij moeten dus het gebruik van duinwater trachten te be
vorderen door den aanleg van hoofdbuizen in de poorten, terwjjl de
Duin watermaatschappij zorgen moet een eontractaat te vinden voor
de levering van water.
De heer Van Lidth de Jeude. Ik geloof dat wij elkander verkeerd
begrjjpen. Ik juich het natuurlijk zeer toe dat er pressie wordt uil-
geoefend op de eigenaars van huizen, maar oogenblikkelijke hulp kan,
mijns inziens, alleen verleend worden door het aanbrengen van stand
pijpen, een soort van openbare pompeD, waarvan iedereen kan ge
nieten, ook zij die niet in poorten wonen.
De Voorzitter. Ik geloof dat dit aanleiding zal geven tot allerlei
straatschenderij.
De heer Van Lidth de Jeude. Daartegen kan gewaakt worden!
De Voorzitter. Dat is gemakkelijk gezegd, maar het is doodeen
voudig onmogelijk. De menschen zullen bovendien geen straat ver
loopen om duinwater te halen, dan zullen zij liever het water ge
bruiken dat zij bij de hand hebben. Wij willen daarom juist een
afdoenden maatregel door de menschen het water in huis te brengen.
De heer Van Lidth de Jeude. M. d. V. 1 Wanneer wij het water
brengen in de nabijheid van de menschen zoodat zij er gemakkelijk
genoeg gebruik van kunnen maken, dan hebben wij in dit opzicht
onzen plicht gedaan.
De Voorzitter. Het besef dat wij onzen plicht hebben gedaan is
niet genoeg; wij moeten zorgen dat zooveel mogelijk iedereen duin
water in buis heeft.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Wanneer ik de bedoeling
van den heer Van Lidth de Jeude wel begrijp, juicht hij het voorstel
van het Dag. Bestuur zeer toe, keurt hij de handelwijze van Burg.
en Weth. goed, maar wenscht hjj, behalve de reeds genomen maat
regelen, ook hier en daar in buurten waar dit het meest nooöig is,
te plaatsen publieke kranen waarbij in tijden van cholera iemand zou
kunnen gesteld worden om tegen beschadiging te waken, en die
desnoods weder zouden kunnen worden afgesloten wanneer het dreigend
gevaar voorbij was.
Door die sluiting zou zoo noodig pressie kunnen worden uitgeoefend
op de eigenaars van omliggende perceelen om daarin de waterleiding
aan te brengen.
Ik weet niet of het praktisch uitvoerbaar is, maar ik geloof dat
het Dag. Bestuur dit denkbeeld van den heer Van Lidth de Jeude
wel in overweging mag nemen, om zoodoende buurten, waarin ook
geen poorten zijn die duinwater hebben, tijdelijk hulp te verleenen.
De Voorzitter. BHrg. en Weth. zijn volkomen bereid om alles te
overwegen, wat strekken kan ter bevordering van de gezondheid.
De heer Van Hoeken. Ik sluit mij geheel aan bij het geprokene
door de heeren Van Lidth de Jeude en Fockema Andreae. Mij dunkt
dat het denkbeeld van den heer Van Lidth de Jeude het eenige
radicale middel is om de menschen te helpen. De ervaring heeft
geleerd dat het altijd eenige weken duurt voor dat de quaesties
tusschen eigenaars van huizen en de Duinwatermaatschappij zijn be
slist. Plaatsen wij nu onverwijld standpijpen dan zijn wij verzekerd
maatregelen te hebben genomen in het belang van de openbare ge
zondheid. Aan het bezwaar van beschadiging der standpijpen hecht
ik niet zooveel, Voor een vast weekgeld kunnen wjj altijd wel
iemand vinden die daartegen waken kan.
De heer Juta. Ik geloof dat men zich een verkeerd denkbeeld
maakt van hetgeen er feitelijk geschiedt. De Duinwatermaatschappij
legt zooveel pijpen en standpijpen als zij maar eenigszins kan, zij kan
niet harder werken dan zij nu reeds doet. En de onderhandelingen
tusschen de Duinwatermaatschappij en de eigenaars van poorten duurt
ook geen weken, zooals de heer Van Hoeken vreest, want per dag
worden niet minder dan 3 of 4 pijpen aangebracht, en elke pijp kan
gemiddeld tien huizen voorzien. Daarmede wordt nu geregeld door
gegaan, maar alles kan niet in eens geschieden.
De heer Drucker. Naar aanleiding van hetgeen zooeven door den
heer Juta is gezegd een enkele vraag: Wordt de leiding alleen gelegd
wanneer de eigenaars van poorten gecontracteerd hebben met de
maatschappij I °f legt men de buizen al vast en houdt de kranen
dicht tot de eigenaar contracteert?
De Voorzitter. Dat moeten wij aan de Duinwatermaatschappij
overlaten.
De heer Drucker. Maar dat is toch eene cardinale quaestie. Als
voor onze rekening de pijp wordt gelegd, maar de kraan wordt
dichtgehouden omdat het contract nog niet is geteekend, dan hebben
wjj ons geld voor niets uitgegeven en niemand profiteert er van.
En wat de standpijpen aangaat, ik geloof toch niet dat het aan
brengen daarvan een werk is dat zooveel tijd behoeft te kosten; mij
dunkt dat met weinig moeite eenvoudig een standpijp kan worden
gezet op bestaande leidingen. In dit opzicht moet ik nog eens onder
steunen wat door verschillende vorige sprekers is gezegd.
De Voorzitter. Ik heb een onderzoek daaromtrent toegezegd, meer
kunnen Burg. en Weth. op dit oogenblik niet doen.
De heer Fockema Andreae.! M. d. V. Ik wil nog even wijzen op een
groot voordeel aan het aanbrengen van standpijpen verbonden. Zoodra
iedereen duinwater uit die pijpen kan halen, kan het Dag. Bestuur
overgaan tot het dempen van alle putten die schadelijk zijn voor de
gezondheid. Dat kan niet zoolang men niet de gelegenheid heeft
verschaft aan iedereen om goed drinkwater in de plaats daarvan te
bekomen.
De Voorzitter. Ik herhaal nogmaals dat wij die zaak zullen onder
zoeken. Wanneer de Raad ons echter een ongelimiteerd crediet toe
staat, dan moet hij ook iets aan ons overlaten. Wij zullen alle wenken
die ons gegeven worden ter harte nemen.
De heer Dekiiuyzen. Ik meen dat ik nog eene mededeeling kan
doen die niet van gewicht ontbloot is. In de laatste gehouden ver
gadering van Burg. en Weth. zijn verscheidene buiseigenaars opge
roepen om te zien of zij bereid zouden worden bevonden op de voor
waarde van aanleg door de gemeente, voor het nemen van duinwater
te contracteeren Voor een groot deel hebben zij zich daartoe mon
deling bereid verklaard, en op die wijze denken wij nu voort te gaan,
tot dat ook de anderen hunne toestemming zullen hebben gegeven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
XII. Verdeeling van den Raad in sectiën.
Bij loting worden de sectiën als volgt samengesteld:
In de eerste sectie zullen zitting hebben: als Voorzitter de heer
De Sturler, Wethouder; als lid van de Commissie van Fabricage de
heer De Laat de Kanter; als lid van de Commissie van Financiën de
heer Drucker; en als leden de heeren; Verster, Cock, Zaalberg, Zillesen,
Fockema Andreae en Siegenbeek van Heukelonm.
In de tweede sectie als Voorzitter de heer Juta. Wethouder; als
lid van de Commissie van Fabricage de heer Van Hoekenals lid van
de Commissie van Financiën de heer Verbey van Wijk; en als leden
de heeren Van der Breggen. Du Rieu, Zaaijer, Kaiser, Tieleman en
Van Hamel.
In de derde sectie als Voorzitter de heer Dekhuyzen, Wethouder;
als lid van de Commissie van Fabricage de heer Hasselbach; als lid
van de Commissie van Financiën de heer üriessen; en als leden
de heeren: Van Reenen, Koetser, De Goeje, Was, Le Poole en Van
Lidth de Jeude,
Niemand verder het woord verlangende wordt de Vergadering
gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré