GEUEENTËRAAI) V\\ LEIDEN.
69
N°.
Datum.
Uur.
Aantal.
Gemiddelde Eng. Standkaarsen.
I
Juli.
18
8.9.45
7
16.6
2
19
8.9.45
8
16.8
3
20
8.9.15
7
16.6
4
21
8.9.30
8
16.6
5
22
8.9.30
7
16.9
6
23
8.9.15
8
16.8
7
24
8.9.30
8
168
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 248.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
18—24 Juli 1892.
J»
N°. 24». Leiden, 27 Juli 1892.
Door den Rector van het Gymnasium is ons verzocht de jaarlijksche
promotie cn prijsuildeeling voortaan wederom te doen plaats hebben
in de Gehoorzaal, evenals vroeger toen de oude Gehoorzaal nog be
stond, terwijl na het verbranden van die zaal het gebouw der Loge
voor de promotie werd gebruikt.
Tegen de inwilliging van het verzoek bestaan bij ons geenerlei
bezwaren, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven ons te
machtigen de bovenzaal van de Gehoorzaal voortaan voor de promotie
en voor de prijsuitdeeling van het Gymnasium, zoolang de laatste be
houden blijft beschikbaar te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N". 251. Leiden, 26 Juli 1892.
Wij hebben de eer U mede te deeleu, dat de heer Dr. H. Van
Gelder, leeraar in de oude talen aan het Gymnasium alhier tot ons
het verzoek heeft gericht, hem van 1 September 1892 tol 1 September
1893 verlof te willen verleenen met het oog op zijnen gezondheids
toestand, die hem op uitdrukkelijk voorschrift van zijn geneesheer
noodzaakt, zich gedurende dien tijd van allen arbeid te onthouden.
Tevens heeft de heer Van Gelder ons verzocht, gedurende dien tijd
te zijnen laste een plaatsvervanger te doen benoemen.
Wij hebben gemeend dit verzoek te moeten inwilligen en gebruik
te maken van het belangeloos aanbod, door den heer Van Gelder
gedaan.
Naar aanleiding hiervan zal thans in de tijdelijke vacature moeten
worden voorzien. Ingevolge de ons bij art. 16 van de gemeente
verordening van 5 Juni 1879 toegekende bevoegdheid, zouden wij
ten deze geene oproeping van sollicitanten willen doen, daar wij
vermeenen voor deze betrekking van tijdelijken aard een zeer ge
schikt persoon te hebben gevonden in den heer Dr. D. A. II. Van Eek
alhier, die, naar ons is gebleken, gaarne deze taak op zich zoude
nemen. De heer Van Eek is ons door een onzer medeleden, Prof.
Van Leeuwen, hoogleeraar in de klassieke talen, als zeer geschikt
voor deze tijdelijke betrekking aanbevolen en heeft bovendien reeds
vroeger met goed resultaat gedurende eenige maanden aan het Gym
nasium alhier in de oude talen gedoceerd, zoodat wij van oordeel
zijn, dat deze keuze alleszins in het belang van het Gymnasium zoude
zjjn. Ook de Inspecteur der Gymnasia kan zich blijkens zijn hierbij
in afschrift overgelegd advies, volkomen met onzen wensch ver
eenigen.
Wij hebben mitsdien de eer U beleefd uit te noodigen tot eene
tijdelijke benoeming buiten bezwaar der gemeente te willen
overgaan en dragen U den heer Dr. A. H. Van Eek ter benoe
ming voor.
Aan den Gemeenteraad Curatoren van het Gymnasium te Leiden,
van Leiden. C. Cock, Voorzitter.
O. W. Sipkes, Secretaris.
N'. 252. Leiden, 25 Juli 1892.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van J. M. Obreen hebben
wij de eer U mede te deelen dat de zoon van adressant Justus Marius
den len Juni jl. tot het Gymnasium is toegelaten en sedert den 2en
Juni jl. de l«6sen geregeld volgt en dat de dochter van adressant
Johanna Helena in Mei de lessen aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes heeft bijgewoond en met 1 Juni jl. als leerling tot de school
is toegelaten.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging aan adressant
vrijstelling of terugbetaling te verleenen voor zijn zoon sedert 1 Junijl.
leerlingen van het Gymnasium over de eerste drie kwartalen van den
cursus 1891/92 en voor zijne dochter die in den loop van Mei tot de
lessen van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes is toegelaten over
de eerste twee kwartalen van den cursus 1891/92.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weill, van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Obreen, Justus Marius
kapitein bij het 4e regiment Infanterie in garnizoen te Leiden wonende
Stationsweg (gemeente Oegstgeest) dat zijn zoon Justus Marius na
afgelegd examen dén len Juni als leerling der le klasse tot de lessen
aan het Gymnasium is toegelaten;
dat zijne dochter Johanna Helena in de laatste helft der maand
Mei jl als leerlinge der 2e klasse van de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes is ingeschreven en na gehouden onderzoek tot de lessen aan
die school is toegelaten
dat hij voor den eerstgenoemde over het dienstjaar 1891/92 voor
het bijwonen der lessen in de plaatselijke belasting bij biljet G104
is aangeslagen voor het geheele jaar ad lüü;
dat hij voor de laatstgenoemde over hetzelfde dienstjaar voor het
bijwonen der lessen bij biljet HM9la 23 Mei Ia92 is aangeslagen
voor het geheele jaar ad 60
dat derhalve door beide zijne kinderen slechts een gedeelte van
een kwartaal van de lessen aan die iurichtingen van onderwijs is
kunnen worden gebruik gemaakt.
Weshalve adressant de vrijheid neemt UEdelAchtb. beleefdelijk te
verzoeken hem vrijstelling te verleenen en restitutie toe te slaan tot
zoodanig bedrag als door U zal vermeend worden te belmoren van
de betaling van hel schoolgeld over het dienstjaar 1891/92.
't Welk doende,
Oegstgeest, 12 Juli 1892. Obreen.
N°. 253. Leiden, 29 Juli 1892.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van B. W. T. Dagevos,
hebben wij de eer U mede te deelen dat de zoon van adressant met
1 Meijl. de Hoogere Burgerschool voor Jongens heeft verlaten wegens
verandering van studie.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan adressant
vrijstelling ol terugbetaling van schoolgeld le verleenen voor zijn
zoon, vroeger leerling der Hoogere Burgerschool voor Jongens, over
hel laatste kwartaal van den cursus 1891/92.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
Geelt met verschuldigden eerbied te kennen B. W. T. Dagevos, ge
neesheer te Rhijnsburg om niet betaling van schoolgeld voor zijnen
zoon brans, welke sedert April de Hoogere Burgerschool voor Jongens
niet heeft bezocht over de drie laatste maanden.
't Welk doende,
Rhijnsburg, 25 Juli 1892. B. W T. Dagevos.
N'. 254. Leiden, 28 Juli 1892.
Door de aannemers van den bouw der Gehoorzaal wordt geheele
afdoening verzocht van de door hen ingeleverde bijrekeningen ook op
grond dat zij wegens het overlijden van een der onderaannemers
tot betaling van het door hen verschuldigde zijn aangesproken.
Krachtens Raadsbesluiten van 31 Maart en 21 April jl. is reeds 2/3
van de rekeningen als voorschot aan de aannemers uitbetaald onder
voldoende borgstelling voor de teruggave van iets of alles wanneer
de Raad dat later noodig mocht oordeelen, zijnde in de verklaring
door de aannemers onderleekend opgenomen dat, niettegenstaande de
terugbetaling, de rechten van de aannemers om van de gemeente be
taling der bijrekeningen te vorderen en die van de gemeente om
tegenspraak daartegen te doen, geheel ongepraejudicieerd blijven.
Wij moeten bezwaar maken te adviseeren het geheele bedrag van
het nog onbetaald een derde gedeelte der bijrekeningen uit le be
talen, alvorens het rapport van de door Uwe Vergadering benoemde
Commissie ad hoc is ingekomen en daaromtrent een besluit is genomen.
Daarentegen zoude, onzes inziens, tot de uitbetaling kunnen wor
den overgegaan van hetgeen door de aannemers is verschuldigd aan
de erven van den in hel adres bedoelden overleden onder-aannemer,
hetwelk volgens opgave van de aannemers bedraagt f 954.12. onder
hetzelfde voorbehoud als bij de bovenaangehaalde Raadsbesluiten is
bepaald.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons College
te machtigen aan de aannemers van den bouw der Gehoorzaal als
voorschot alsnog uit te betalen een bedrag van f 954.12 onder vol
doende borgstelling voor de teruggave van dat bedrag geheel of ge
deeltelijk wanneer de Raad dat later noodig mocht oordeelen met
bijvoeging van de bovenaangehaalde verklaring dal de rechten van
de aannemers en van de gemeente niettegenstaande de terugbetaling
geheel ongepraejudicieerd blijven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geven eerbiedig te kennen de ondergeteekenden Iz. Van der Kamp
en S. Van Leeuwen, aannemers van den bouw der nieuwe Stads-
Gehoorzaal alhier;
dat zij hunne bijrekening van genoemd werk in het begin dezes
jaars hebben ingeleverd;
dat die rekening in Uwe Vergadering van den 3den Maart jl. aan
leiding gaf tot 't benoemen eener Commissie tot nader onderzoek daarvan;
dat thans daarna reeds meer dan 4 maanden zijn verloopen en het
resultaat van dat onderzoek nog niet is openbaar gemaaktwaardoor
de geheele uitbetaling hunner rekening, daarvan afhankelijk gesteld,
nog niet heeft plaats gehad;
dat zij het als aannemers ten zeerste betreuren, om die oorzaak
zoolang op de vereffening te moeten wachten, wat noodwendig veel
schade en zeer veel moeielijkheden, zoowel huu als hunne onder
aannemers, oplevert, daar aan deze laalsten ook nog niet geheele af
doening kan worden verstrekt;
dat zij wel het 3 gedeelte hunner vordering als voorschot hebben
ontvangen, doch zulks ontoereikend is tot 't voldoen aan de ver
plichtingen jegens hunne leveranciers;
dat zij thans van Rechtswege worden aangemaand lot betaling van
het nog verschuldigde aan de familie van een hunner (thans over
leden) onder-aannemers, ten einde tot boedelscheiding te kunnen
overgaan.
Redenen waarom zij eerbiedig en met vrijmoedigheid Uwen Raad
verzoeken hunnen billijken eisch tot geheele afdoening van hel bedrag
van den staat van meerder werk te willen inwilligen en spoedige uitbe
taling daarvan te willen gelasten.
't Welk is doende enz.,
Leiden, 14 Juli 1892. lz. Van der Kamp.
S. Van Leeuwen.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Mure