61 eenkomstig de voordracht behoort te worden besloten, wanneer Burg. en Weth. de verzekering gaven dat het thans voorgesteld werk deel uitmaakt van de blijvende verbetering die tegen 1893 is geprojecteerd. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N*. 211. Leiden, 23 Juni 1892. Naar aanleiding van de motie van den heer Dr. M. J. De Goeje, in de Raadszitting van 16 dezer aangenomen, hebben wij de eer het Ontwerp eener Verordening, betreffende de vergoeding aan werklieden, ingeval van ongelukken, zooals dit naar onze meening zoude moeten luiden, aan te bieden. Het is vergezeld door eene Memorie van Toelichting. Ontwerp. Art. 1. In geval aan werklieden middellijk of onmiddellijk in dienst van de gemeente, of in dienst van aannemers van gemeente werken, een ongeluk mocht overkomen, dat hetzij den dood, hetzij blijvende of tijdelijke ongeschiktheid voor den arbeid ten gevolge heeft, wordt door de gemeente aan den werkman, of hij diens over lijden ten gevolge van het ongeluk, aan de door hem nagelaten we duwe of kinderen, de volgende vergoeding uitgekeerd, met in acht neming van de hierna te bepalen voorschriften. Onder werklieden worden in deze Verordening ook begrepen de onderbazen en opzichters bij het werk gebezigd. Art 2. De vergoeding bedraagt: a. Voor werklieden in vasten dienst der gemeente of hunne we duwen en kinderen: ingeval het ongeluk levenslange invaliditeit ten gevolge heeft, voor den werkman de som waarop hij aanspraak kan maken ingevolge art. 2, III der Gemeente-Verordening van 4 December 1884 (Gemeen teblad n°. 5); ingeval het ongeluk onmiddellijk of binnen een jaar den dood ten gevolge heeft voor zijne weduwe de helft dier som; ingeval de vrouw van den verongelukte vooroverleden is of bij het overlijden of hertrouwen der weduwe, gaat de door deze genoten onderstand op de kinderen beneden den leeftijd van hoogstens 18 jaar over, geheel of gedeeltelijk naar omstandighedenter beoordeeling van burg. en weth.; ingeval de hertrouwde weduwe opnieuw weduwe wordt, treedt zij weder in het genot van den haar vroeger loegekenden onder stand, of, indien de tweede echtgenoot krachtens deze Verordening op eene hoogere uitkeering aanspraak konde maken van een, naar evenredigheid hoogercn onderstand. b. Voor de weduwen van werklieden, tijdelijk in dienst der ge meente, of onmiddellijk in dienst van aannemers van gemeente werken: ingeval het ongeluk den dood dadelijk of binnen een jaar ten ge- gevolge heeft, 1000: bij vooroverlijden der vrouw, voor de kinderen van den overleden werkman eene som, naar omstandigheden door Burg. en Weth. te bepalen, doch in geen geval f 1000 te boven gaande; ingeval het ongeluk levenslange geheeie invaliditeit ten gevolge heeft: voor den werkman f 1000: bij gedeeltelijke invaliditeit naar verhouding, ter bepaling door Burg. en Weth. Aan de werklieden, middellijk in dienst van den aannemer, of aan hunne weduwen of kinderen wordt geene toelage of onderstand ge geven, behalve in het geval in art. 3 bedoeld. Ingeval het ongeluk gedeeltelijke levenslange invaliditeit veroor zaakt, worden de uitkeeringen naar omstandigheden geregeld door burg. en weth.: Ingeval het ongeluk tijdelijke onbekwaamheid tot werken ten ge volge heeft wordt voor eiken werkdag dat werken den getroffene onmoge lijk is, lot een maximum van 180 dagen, eene door Burg. en Weth. te bepalen som uitgekeerd, welke minstens 0 75 bedraagt; behou dens verrekering zoo mocht bljjken dat geheel of gedeeltelijke inva liditeit het gevolg van het ongeluk ware. Art. 3. Vergoeding wordt toegekend: 1*. aan alle werklieden of hunne weduwen of kinderen, ook aan die welke middellijk in dienst der aannemers zijn, indien het ongeluk plaats heeft op het werk of in de werk plaatsen van den aannemer, bij het verrichten van daarmede in ver band staande werkzaamheden; 2®. aan de werklieden, of hunne weduwen of kinderen, die in vasten of tijdelijken dienst der gemeente of in onmiddellijken dienst der aannemers zijn, bij het lossen of laden van voor het werk bestemde bouwstoffen of hulpmiddelen of bij het vervoer van deze van of naar hel werk. Art. 4. Is het ongeluk te wijten aan den aannemer, ten gevolge van ongeschiktheidonbekwaamheid of dronkenschap van werklieden bij hem in dienst of ten gevolge van onvoldoend materiaal of van andere redenen, dan wordt door de gemeente op de aannemingssora de ver goeding gekort, of is dit niet meer mogelijk, op den aannemer verhaald. Art. 5. Is jiet ongeluk uitsluitend te wijten aan de grove schuld van den werkman, dan beslissen Burg. en Weth. of de vergoeding al dan niet zal worden uitgekeerd. Art. 6. In alle bestekken wordt bepaald, dat de aannemers zich onderwerpen aan de bepalingen dezer Verordening. Art. 7. Over alle geschillen uit deze Verordening of hare toepas sing ontstaande, beslissen Burg. en Weth. Memorie van Toelichting. Toen de Raad in zijne zitting van 31 Maart jl. besloot de werk lieden, middellijk of onmiddellijk in dienst der gemeente of van aan nemers van gemeentewerken, niet bij eene particuliere maatschappij te verzekeren tegen ongelukken, maar de door hem noodig geachte uitkeeringen rechtstreeks voor rekening der gemeente te nemen, heeft hij zich, naar onze bescheiden meening geen volkomen rekenschap gegeven van de moeielijkheden, die het gevolg zijn van de omstan digheid dat de werklieden te verdeelen zijn in verschillende catego- riën, die bijna elk eene afzonderlijke regeling noodig maken. In de eerste plaats hebben wij te zorgen voor de werklieden die in vasten dienst der gemeente zijn en c. q voor hunne weduwen of weezen. Wat deze werklieden zeiven betreft, zouden zip'in deze Verorde ning onvermeld kunnen worden gelaten. Immers de pensioens-veror- dening voorziet reeds in hunne behoeften, in de gevallen waarin zij in en door den dienst invalide worden. Toch hebben wij gemeend hen hierin te moeten vermelden, eerstens oradat'^de pensioens-veror- dening niet gewaagt van eenige te gemoetkoming aan weduwen en weezen, zoodat dezer belangen dan toch hierbij geregeld zouden moeten worden: en ten andere omdat daardoor duidelijker zoude uit komen de bedoeling, dat alleen in de gevallen waarin deze Verordening wil voorzien, aan eene uitkeering aan weduwen of weezen wordt ge dacht, en alzoo het gevaar te keeren waarvoor de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen vooral zeer beducht scheen (en naar het ons voorkomt niet geheel ten onrechte) dat andere weduwen van in vasten dienst der gemeente zijnde personen, ook bij overlijden van hare echtgenooten, aanspraak zouden willen maken op eenig pensioen, waarvoor eerder kans zoude bestaan, indien de belangen van de weduwen van verongelukte werklieden, in de pensioens-veror- dening werden geregeld. Eene tweede categorie van werklieden is die welke tijdelijk in dienst der gemeente zijn. In de meeste gevallen zijn deze op eene lijn te stellen met hen die in onmiddellijken dienst van den aannemer zijn. Zij kunnen geene aanspraken ontleenen aan de pensioens-ver- ordening, en kunnen dus op eene lijn gesteld worden met de derde categorie, de werklieden in onmiddellijken dienst der aannemers. Eene vierde categorie van werklieden, welke eene afzonderlijke bespreking eischt, ofschoon zij in onmiddellijken dienst van aannemers zijn, vormen zij die bij doorloopende aannemingen van onderhoudswerken of leveringen hunne diensten presteeren. Wij behoeven deze beide soorten van aannemingen slechts te noemen, om te doen uitkomen hoe bezwaarlijk om niet te zeggen ondoenlijk het in de meeste gevallen zal zijn te beslissen of een, aan een werk man overkomen ongeluk hun inderdaad plaatst in de termen van deze Verordening. Eene vijfde categorie is die van de werklieden die in middellijken dienst der aannemers zijn. Bij ieder eenigszins belangrijk aangeno men werk, wordt een gedeelte daarvan in den regel aan een of meer onderaannemers toevertrouwd. De belangen van de bij dezen in dienst zijnde werklieden mogen niet geheel onverzorgd blijven. Toch gaat het niet aan hen geheel op eene lijn te stellen met de andere genoemde calegoriën: controle zoude in de meeste gevallen zoo goed als on- megelijk zijn. Ten aanzien van deze categorie van werklieden hebben wij daarom gemeend ons te moeten bepalen tot het toekennen eener vergoeding in geval hun op het werk, bij het verrichten van hiermede in verband staande werkzaamheden of in de werk plaatsen van den aannemer een ongeluk treft. Een niet gering te schatten bezwaar ontstaat uit het geval dat de aannemer van een gemeentewerk zijn bedryf in eene ver van Leiden verwijderde plaats uitoefent. Bjj voorbeeld wanneer een elders wonend fabriekant aanneemt voor deze gemeente eene brug te maken, welke uit den aard der zaak aan zijne fabriek wordt ver vaardigd en welker zamenstellende deelen naar hier moeten worden vervoerd en hier ineengezet. Controle is in zoodanig geval alleen mogelijk wanneer permanent door de gemeente een opzichter aan de fabriek wordt geplaatst, om op het werk en de daarmede belaste werklieden, aanhoudend toezicht te houden. De daaraan verbonden kosten zullen zeker niet gering zijn en waarschijnlijk eenige malen de premie overtreffen, welke bij assurantie bij eene maatschappij te betalen zoude zijn. De Raad zal uit het vorenstaande ontwaren welke een menigte be zwaren het gevolg zijn van het door hem aangenomen beginsel'van niet-assureeren. De Commissie wenscht een naar het ons voorkomt weinig doelmatig middel voor te schrijven om die bezwaren te ont zenuwen, ni. door eenvoudig de afwikkeling van alle moeielijkheden aan Burg. en Weth. op te dragen. Wij zijn natuurlijk zeer vereerd met dat vleiend blijk van vertrouwen, maar zouden toch wensehen van die eer verschoond te blijven, waardoor wij in tal van gevallen voor het dilemma zullen worden gesteld om zonder voldoende ge gevens in den een of anderen zin te moeten beslissen. Indien b. v. de knecht van den aannemer voor de levering van zand aan de gemeente bij het vervoer van zand van Katwijk naar Leiden over boord valt en verdrinkt, dan zullen wij hebben uit te maken of juist dat vervoer de aangenomen levering of een ander doel betrof. Of wanneer een werkman van den aannemer voor het onderhoud van gebouwen in de werkplaats een ongeluk overkomt, zullen wij te beslissen hebben of de man voor de gemeente of voor een ander werkzaam was. Het zoude weinig moeite kosten deze voorbeelden met nog een aantal andere te vermeerderen, maar wij achten ze voldoende om de ge wichtige bezwaren, uit het aangenomen beginsel voortvloeiende, aan te toonen .en tevens te doen uitkomen dat het niet billijk zoude zijn den last daarvan uitsluitend op onze schouders te leggen. Wat nu de onderdeden van. het voorstel der Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen aangaat, wij hebben uit haar voorstel letter a, niet overgenomen de woordenen verdere betrekkingen wier versórger hij was, doch daarvoor in de plaats voorgesteld: of kinderen. Er bestaat onzes inziens voor de gemeente geene verplichting om hare zorg verder uit te strekken dan tot het huisgezin van den werkman in de gewone beteekenis van het woord, indien de Raad van een ander gevoelen is, dan zoude toch, naar wij meenen, het voorstel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 3