68 nieuwe Commissie benoemde, die zich een nieuwen deskundige nssu- i meerde, men weer van andere punten van verschil zou hooren. Omtrent de sluiting verschil niet alleen ik, maar het geheele Dagelijksch Bestuur en de Commissie van Fabricage met prof. Henket van gevoelen Bet gevaar, dat die sluiting zal worden beschadigd is veel grooter wanneer wij zijn plan volgen, dan wanneer wij ze laten zooals zij hier de gemeente bij alle bruggen is: het zou dikwijls met hevigen wind onmogelijk zijn de brug zoo voorzichtig te be wegen als noodig is, wanneer men de sluiting aanbrengt, zooals de hoogleeraar Henket die wil. Overigens hebben de heeren gezien, dat wij voorgesteld hebben de andere punten van het rapport over te nemen. De kosten, welke vereischt worden, zullen ongeveer ƒ4 10 bedragen, en wanneer de Raad van gevoelen is dat die veranderingen noodig zijn, zullen wij gaarne zien, dat die som beschikbaar wordt gesteld. De noodzakelijkheid van een beproeving zien wij niet in. Men kan zeggen, dat die reeds voldoende heeft plaats gehad; de artillerie is er enkele malen overheen gegaan, en daarmee is reeds bewezen dat de brug volkomen in staat is dergelijke zware lasten te dragen. Ik stel dus voor het amendement van den heer Dekhuizen niet aan te nemen, en overigens ons te vereenigen met hetgeen is in 't midden gebracht, en te besluiten tot het doen uitvoeren der ver anderingen, welke in ons rapport aangegeven en overgenomen zijn uit het rapport van Prof. Henket, en tevens om de daarvoor noodige gelden aan te wijzen. Ik moet er evenwel nog eene opmerking bijvoegen. De brug be hoort niet alleen aan de gemeente Leiden, maar ook aan het Hoog heemraadschap Rijnland, zoodal, mijns inziens, ook daaraan moet ge vraagd worden of het zich met ons .voorstel kan vereenigen en be reid is zijn aandeel in de kosten te dragen. Het voorstel van den heer Dekhuyzen, de Raad besluit bet draai punt van de balans eenige centimeters achteruit te zetten, wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraad slaging uitmaken De heer Zillesen. M. d. V.Jk wilde gaarne van u weten of u de twee punten waaromtrent nog verschil van gevoelen bestaat lussehen Prof. Henket en het Dagelijksch Bestuur, waarover de Commissie de beslissing aan den Raad wenscht over te laten, afzonderlijk in stem ming zult brengen? De Voorzitter. Dat is mijn voornemen. Ik moet er echter nog maals op wijzen dat verandering der draaipunten niet is «eene een voudige zaak," maar een zeer lastig werk zal zijn, hetwelk groote belemmering zal brengen in het verkeer zoowel te land als te water. Bovendien is verandering volkomen overbodig, want de brug voldoet meer dan aan de gestelde eischende afmetingen der doorvaartwijdten zijn 4 meter ruimer dan geeischt werd. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Dekhuyzen in stemming gebracht, wordt verworpen met l'J tegen 5 stemmen. Voor stemden de heeren: Dekhuyzen, Cock, Verster, Koetser en Zillesen. De Voorzitter. Ik zal in stemming brengen het punt waaromtrent llurg. en Welh. en Prof. Henket het niet eens zijn, nl. wat betreft de sluiting. In stemming wordt natuurlijk gebracht het voorstel van Burg. en Wethzoodat men daar legen stemmende medegaat met het denkheel van Prof. Henket. Hel voorstel van Burg. en Welh wordt aangenomen met 15 tegen 9 stemmen. Tegen stemden de heeren: Was, Van Lidth de Jeude, Dekhuyzen, Van Hamel, Cock, Verster, Koetser, Zillesen en Verhey van Wijk. In stemming wordt alsnu gebracht het voorstel van Burg en Welh. om eene nadere beproeving van de brug achterwege te laten. Dit voorstel wordt aangenomen met 18 legen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren: Zaajjer, Dekhuyzen, Cock, Verster, Koetser en Zillesen. Het geheele voorstel van Burg. en Welh., met bijvoeging dat de Raad aan Rijnland zal vragen of het zich met het plan kan ver eenigen en bereid is zijn aandeel in de kosten te dragen, wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Ik stel thans nog voor den dank van den Raad aan de Commissie te betuigen, voor den door haar verrichten arbeid. De heer Zillesen. Is nu ook aangenomen, dat kennis gegeven zal worden van de gewisselde stukken aan hel Gemeentebestuur van Leiderdorp üe^ Voorzitter. Principieel bezwaar heb ik er niet legen; maar ik zie ook niet in wat er vóór is. Het belang dat het Gemeente bestuur van Leiderdorp blijkbaar in deze zaak stelde, is, dunkt mij, waarborg genoeg dat het zich wel op de hoogte van haren loop zal hebben gehouden. De heer Zillesen. Ik maak er een voorstel van, namens onze Commissie. De Voorzitter. Dan stel ik den Raad voor, een afdruk der ver schillende rapporten en bescheiden en van de gevoerde beraadslagingen te zenden aan het Gemeentebestuur van Leiderdorp, onder mededee- ling dat uit het gehouden onderzoek is gebleken dat de brug aan alle gestelde eischen voldoet. Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. III. Verzoek W. C. D. Van Rijen, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs. (Zie Ing. St. n®. 123 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming toegestaan. IV. Voorstel betrekkelijk de vernieuwing van de Turfmarktsbrug. (Zie lng. St. n°. 124.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. V. Verzoek van de huurders van het Raamland onder Zoeterwoude, om het land te gebruiken voor de Landbouwtentoonstelling. (Zie Ing. St. n°. 125.) j De heer Dekuuïzen. M. d. V.! Ik zou u eene kleine inlichting wenschen te vragen. Wat wordt door de tegenwoordige huurders yan het Raamland verlangd? Zij vragen of de-Raad er niets tegen heeft, dal zij het land lijdelijk verhuren voor de Landbouwtentoon stelling. Daar zal wel geen bezwaar tegen bestaan. Maar ik zou wel willen weten of de Maatschappij van Landbouw al reeds onderhandelingen heeft aangeknoopt met de huurders omtrent den prijs? Ik zou niet gaarne zien, dat als de pachters de toestemming van den Raad ontvingen om het Raamland voor de tentoonstelling te verhuren, zij ook de vrije hand tegenover de Maatschappij van Landbouw verkregen en. door hel stellen van te hooge eischen, hel tot stand komen der tentoonstelling onmogelijk maakten. Is 'l u dus al bekend, M. d. V.! of er reeds geaboucheerd is? De Voorzitter. Er is mij niets van bekend, en tot zekere hoogte kan 't mij ook niet veel schelen. Zij hebben van de gemeente het land gehuurd, onder voorwaarde, dat zij 't niet zonder 's Raads machtiging aan anderen mogen onder verhuren. Ik onderstel dus, nu zij die machtiging bij ons komen vragen, dat zij vooraf met de Maatschappij van Landbouw onder handeld hebben. Deze Maatschappij van Landbouw heeft een subsidie voor de ten toonstelling gevraagd, en de Raad heeft dat verleend. Wat zij nu verder wil doen, gaat niet ons, maar alleen de Maatschappij zelve aan. Kan zij niet slagen in het verkrijgen van een behoorlijk ter rein, dan vervalt de tentoonstelling en ook onze verplichting om het subsidie te geven. Wij hebben dus alleen met het verzoek van de tegenwoordige huurders te maken. De beraadslaging wordt gesloten. Het verzoek wordt thans zonder hoofdelijke stemming toegestaan. VI. Voorstel tot wijziging van het getuigschrift voor de scholen 3e en 4e klasse. (Zie Ing. St. n®. 126.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Verzoek van de Wed. R. A. Van Deursen, om vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, middelbaar onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 127.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. VIII. Idem van de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Her vormd Kerkgenootschap om eene bijdrage in de kosten van afsluiting der begraafplaats. (Zie Ing. St. n®. 128.) De Voorzitter. Ik doe bij deze zaak nog alleen opmerken dat hier geene sprake kan zijn van eene quaestie van billijkheid, omdat eene wettelijke verplichting op de beheerders van de begraafplaats rust, om voor eene behoorlijke afsluiting te zorgen. De heer Cock. Ik kan mij met het praeadvies van Burg. en Weth. niet vereenigen. Het verzoek van adressanten komt m(j billijk voor. De zaak is niet nieuw en werd reeds breedvoerig besproken in de vergaderingen van den Raad van 4 en 19 Februari bij de behandeling van het amendement van den heer Fockcma Andreae, om den post voor demping van de Binnenvestgracht te verminderen met een zeker bedrag, waaruil dergelijke afsluitingen mede zouden worden bekostigd. De heer Fockema Andreae heeft toen, mijns inziens volkomen te recht, betoogd, dat de gemeente daartoe rechtens niet verplicht was. Eene vrij breedvoerige discussie werd toen gevoerd over het verschil in beteekenis tusschen de woorden «afsluiting" en «afscheiding" («cloture" en «bornage" van den Franscben Code), waarvan de slotsom was, dat voor de gemeente geene recAfs-verplichting bestond om in dergelijke kosten bij te dragen. Men gaf mij echter toe, dat in elk speciaal geval redenen van billijkheid aanwezig kunnen zijn die er toe kunnen leiden om niet aan het strikte rechtsbeginsel vast te houden, maar ook aan de billijkheid eenigszins te voldoen. De heer Fockema Andreae heeft zelfs in de vergadering van 49 Februari dit nog eens uitdrukkelijk herhaald en gezegd, dal dit ook zijne bedoeling was, dat hjj niet was tegen vergoeding in geval daarop billijkerwijze aanspraak kon worden gemaakt. Maar bij was er in principe tegen om te beslissen dat de gemeente tot iets dergelijks verplicht was. Nu doet zich een geval voor zooals de heer Fockema Andreae bedoelde, dat namelijk de Raad uit een gevoel van billijkheid kan besluiten een deel der kosten te dragen. Ik geloof dat voor het verzoek alle gronden van billijkheid aan- wezig zijn Wanneer toch door een werk door de gemeente verricht, eene afsluiting, die wellicht meer dan 100 jaren heeft bestaan, wordt weggenomen, dan brengt, mijns inziens, de billijkheid mede, dat de gemeente in de kosten eener nieuwe afsluiting ook bijdraagt. Kou in het gegeven geval, dat is bij het verdwijnen door ons toe doen van de oude afscheiding, elk ander eigenaar zich desnoods be palen tot het maken van eene gewone «afscheiding" of hoogstens van eene zeer goedkoope «afsluiting", met de Gemeente-commissie, als eigenaresse van eene begraafplaats, is dit niet het geval. Zij is niet vrij, want de begrafenis-wet legt haar bepaalde en vrjj nauwkeurig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 3