GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
41
INGEKOMEN STUKKEN.
N®. 181. Leiden, 25 April 1892.
Onze Commissie heeft geene bedenkingen tegen de voordracht van
Burg. en Weth. van 9 en 14 April, strekkende om voor het onderzoek
in zake de koolteer-quaestie een bedrag van f 50 te voldoen uit den
post Onvoorziene Uitgaven der Begrooting voor 1892.
Wij geven U mitsdien in overweging, de bedoelde voordracht aan
te nemen en vast te stellen den daarbij gevoegden staat Model A.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N®. 188. Leiden, 20 April 1892.
Met de in onze handen gestelde voordracht van Burg. en Weth.
van 12 April, omtrent afstand van een gedeelte sloot aan de Praktische
Ambachtsschool, kan onze Commissie zich wel vereenigen. Bij de
behandeling der zaak in Uwe Vergadering van 3 Maart jl. werd, door
verschillende sprekers, ondersteld, dat de benoodigde oppervlakte
water gering was, daarom oordeelde men bepaling van een afzonderlijken
minderen prijs voor dat gedeelte van het terrein niet noodig.
Nu blijkt dat die oppervlakte niet minder dan 400 centiaren be
draagt, achten wy het billijk, dat daarvoor een lagere prijs, en wel
van 50 cents per centiare, worde vastgesteld. Wij geven U mitsdien
in overweging:
te besluiten dat aan de Praktische Ambachtsschool in eigendom
wordt afgestaan een gedeelte der sloot gelegen tusscheri het aan de
Ambachtsschool afgestane terrein aan den Haagweg en de terreinen
van den Staatsspoorweg ter grootte van ongeveer 400 centiaren nader
op te meten, tegen betaling van eene koopsom van vijftig cents per
centiare en van de kosten van overdracht,
en wel onder de voorwaarden a, b en c, in de voordracht van
Burg. en Weth. vermeld.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N®. 183. Leiden, 19 April 1892.
Naar aanleiding van nevensgaand adres van W. C. D. Van Rijen
geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant, wegens
vertrek uit de gemeente met 1 Mei a. s., terugbetaling te verleenen
van schoolgeld voor zijn zoon, leerling der Jongensschool le klasse
over de maanden Mei en Juni, tot een bedrag van tien gulden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:
W. C. D. Van Ryen, gep. kolonel der Infanterie, wonende Plant
soen 75;
dat hy den len Mei 1892 de gemeente Leiden heeft verlaten met
terwoon;
dat zjjn zoon Wijnand dus ophoudt de Jongensschool der le klasse
te bezoeken;
dat door hem het verschuldigde schoolgeld over het 2e kwartaal
ten volle is betaald;
dat hy, nogthans meent op grond der Verordening van 13 October
1887 (Gembl. n®. van 1888) aanspraak te kunnen maken op gedeelte
lijke teruggave van het betaalde schoolgeld;
Redenen waarom hij tot Uwe Vergadering het eerbiedig verzoek
richt, hem wel teruggave te willen verleenen, van hetgeen door hem
over het loopend kwartaal te veel is betaald.
't Welk doende,
Leiden, 13 April 1892. Van Rijen.
N®. 184. Leiden, 14 April 1892.
By ons schrijven van 1 April jl. werd aan Ged. Staten mededeeling
gedaan van de door Uwe Vergadering in de zitting van 31 Maart jl.
genomen beslissing in zake de vernieuwing der Turfmarktsbrug.
Onder dagteekening van 5/12 April jl. ontvingen wij daarop het
navolgend schryven van voornoemd College
's Gravenhage, 5/12 April 1892.
Wy hadden de eer Uw schrijven te ontvangen van den Hen dezer
n®. 309, houdende bericht van de weigering van den Gemeenteraad
om zonder geldelijke tegemoetkoming bij de aanstaande verandering
der Turfmarktsbrug plan Cl in uitvoering te brengen.
Wy geven aan plan C' verre de voorkeur boven plan A, en daarom
willen wij aan de Staten in hunne aanstaande Juli-vergadering voor
stellen aan Uwe gemeente een subsidie uit de Provinciale fondsen
toe te kennen tot een bedrag van f 4200, indien door Uwe gemeente
by dat werk plan C' wordt gevolgd, en wel onverschillig of het be
stuur uwer gemeente dit plan mocht verkiezen te volgen door ver
lenging der bestaande brug, dan wel door hare vernieuwing en zulks,
zoo men wil, met die/i verstande dat aan die subsidie-verlecning
worde toegevoegd, dat bij het volgen door Uwe gemeente van plan
C* met verlengde brug, wanneer de uitslag der te houden openbare
aanbesteding een minder bedrag dan de daarvoor door U geraamde
som van 12400 mocht opleveren, de bydrage der provincie, evenals
hetgeen ten laste der gemeente blijft, in evenredigheid van de mindere
aannemingssom in verhouding tot de raming zullen worden verlaagd,
en omgekeerd, dat altijd bij het volgen van gezegd plan met ver
lengde brug wanneer de uitslag der te houden openbare aanbe
steding een meerder bedrag, dan de geraamde som mocht opleveren,
dat meerdere in dezelfde verhouding door de provincie en de ge
meente zal worden gedragen. j
Gelijk u toch bij onzen brief van 9/18 Februari jl. werd te kennen
gegeven, wordt door ons op algeheele vernieuwing der brug geen
den minsten prijs gesteld, en ook Uwerzijds wordt bij uitvoering van
plan A, op grond van gemis van subsidie, blykens Uwe brieven van
13 Januari en 1 April aan geene vernieuwing der bestaande brug,
maar alleen aan hare verlenging gedacht.
Aan HM. Burg. en Weth. De Gedeputeerde Staten der provincie
der gemeente Leiden. Zuid-Holland,
Fock, Voorzitter
Tavenraat, Griffier.
Vermits het ons in het belang der gemeente voorkomt, zooals
blijkt uit de onder n®. 85 overgelegde stukken, dat uitvoering worde
gegeven aan plan C1 verlengde brug, waarvan de kosten zijn geraamd
op 12400, geven wij Uwe Vergadering in overweging het aanbod
van hel Provinciaal Bestuur le aanvaarden onder de door Gedeputeerde
Staten gestelde voorwaarden in zake den uitslag der te houden openbare
aanbesteding en mitsdien te besluiten dat, wanneer een subsidie van
4200 uit de Provinciale fondsen wordt verleend, de vernieuwing
der brug zal plaats hebben overeenkomstig Plan C', met verlengde brug.
Te zijner tijd zal een nader voorstel met definitief plan en tot aan
wijzing van de noodige gelden aan Uwe Vergadering worden aan
geboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N®. 185. Leiden, 14 April 1892.
Krachtens de voorwaarden van verhuring van een party weiland
gelegen aan den Hoogen Rijndijk onder de gemeente Zoeterwoude
(het zoogenaamde Raamland) beslaande uit 7 perceelen, mogen de
huurders de huur noch geheel noch gedeeltelijk aan anderen afstaan
noch het gehuurde door anderen laten gebruiken zonder schriftelijke
toestemming van de verhuurders.
Ingevolge deze bepaling hebben de huurders van de perceelen 1,
de wed. Van Teylingen en van de perceelen 2, 3, 4 en 5, P. Van
Ulden toestemming verzocht om het gehuurde land te doen gebruiken
door de Hollandsche Maatschappij van Landbouw voor de van 7 tot
en met 14 September a. s. te houden Tentoonstelling.
Vermits tegen de inwilliging van dit verzoek geenerlei bezwaren
bestaan, geven wij Uwe Vergadering in overweging de gevraagde
toestemming te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den EdelAchtb. Raad der gemeente Leiden.
De ondergeteekenden Petrus Van Ulden en de weduwe Cornelis
Van Teylingen, pachters van het zoogenaamde Raamland buiten de
Hoogewoerdspoort, nemen de vrijheid U beleefd te verzoeken hun
verlof te geven om het genoemde Raamland te mogen afstaan aan de
Maatschappij van Landbouw om daarop van den 7e tot den 12 Sep
tember a. s. eene Landbouw Tentoonstelling te houden.
't Welk doende enz.,
Leiden, 12 April 1892. P. Van Ulden.
Wed. C. Van Teylingen.
N®. 186. Leiden, 19 April 1892.
Door de hoofden der scholen van de 3e en 4e klasse is ons mede
gedeeld dat waarschijnlijk in den loop van dit jaar de voorraad ge
tuigschriften, uit te reiken aan eervol ontslagen leerlingen dier scholen
zal zijn uitgeput en dat wijziging van het model wenschelijk is vóór
tot vernieuwing daarvan wordt overgegaan.
Het getuigschrift wordt uitgereikt krachtens art. 18 der Verordening
van ll November 1880, regelende de inwendige inrichting der
scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen, (Gembl. n°. 4 van
1881), terwijl het model van het Getuigschrift als bijlage bij de
Verordening is gevoegd en als volgt luidt:
«Loffelijk getuigschrift voordie van den 18tot den
18.... van het onderwijs op de openbare school der.... klasse te
Leiden, met vrucht gebruik heeft gemaakt en zich door vlijt en ge
hoorzaamheid heeft onderscheiden.
Afgegeven ingevolge art. 18 der Verordening regelende de inwen
dige inrichting der scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen.
De hoofdonderwijzer der openbare school der klasse te Leiden."
Tegen deze formule nu bestaan bij de hoofden der scholen twee
bedenkingen.
Vooreerst behelst zij ten aanzien van iederen leerling de verklaring
dat hij of zy «zich door vlyt en gehoorzaamheid heeft onderscheiden."
Dat er zich gevallen voordoen, waarin dat niet naar waarheid kan
worden getuigd, is algemeen bekend. Alsdan staan de hoofden aer
scholen voor eene groote moeilijkheid.
Onthouding van het getuigschrift zou niet wel strooken met de
imperatieve bepalingen van voormeld artikel. «Aan de leerlingen, die
de hoogste klasse met vrucht hebben doorloopen, wordt een getuig
schrift, volgens bijgevoegd model uitgereikt." Doorhaling van de ge
citeerde woorden zou aan het getuigschrift alle waarde ontnemen.
Het doel van het getuigschrift is te verklaren dat de vertrekkende
leerling het onderwys geheel heeft genoten, de hoogste klasse der
school geheel heeft doorloopen; een der voordeelen aan het bezit er
van verbonden is, dat zonder examen toegang wordt verleend tot
het herhalingsonderwijs.
Het tweede bezwaar ligt in de aanwijzing van den tijd, gedurende
welken een leerling ééne bepaalde school heeft bezocht. Door dezen
aan te geven loopt het getuigschrift dikwijls slechts over een kort
tijdperk ten gevolge van vele overplaatsingen wegens verhuizing,
overgangen van het bijzonder tot het openbaar onderwijs, tijdelyke
vestiging buiten de gemeente enz.