64 De uitslag der stemming is, dat met algemeene (22) stemmen wordt benoemd Mevrouw de Wed. H. J. Hulshoff, geb, Siddré. II. Idem van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie. (Zie lng. St. n#. 102.) Benoemd wordt met 21 stemmen de heer Dr. H. W. Bakhuis Roozeboom. De heer Dr. M. C. üekhuyzen verkreeg 1 stem. III. Idem van een derden onderwijzer aan de school 3e klasse n". 1. (Zie lng. St. n°. 109.) Benoemd wordt met 21 stemmen de heer J. Lokker, 1 briefje was in blanco. IV. Idem van een tweeden onderwijzer aan genoemde school. (Zie lng. St. n®. 109.) Benoemd wordt met 21 stemmen de heer A. Cattel, 1 brielje was in blanco. V. Idem van een derde onderwijzeres aan dezelfde school. (Zie lng. St. n#. 109.) Benoemd wordt met 21 stemmen Mej. A. C. Boom, 1 briefje was in blanco. VI. Verzoek van L. J. A. Braakenburg, om ontslag als Adjunct» Stads-Genees- en Heelkundige. (Zie lng. St. n°. 111.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming een eervol ontslag verleend. VII. Benoeming van een Adjunct-Stads-Genees- en Heelkundige. (Zie lng. St. n°. 111.) Wordt met algemeene (22) stemmen benoemd de heer Stigter. XXII. Verzoek van het Bestuur der Praktische Ambachtsschool, ter bekoming in eigendom van een gedeelte sloot aan den Haagweg. (Zie lng. St. n°. 116 en 122.) De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Een enkel woord slechts, om eene inlichting te vragen. Dit verzoek van hel Bestuur der Ambachts school heeft mij eenigszins verwonderd, omdat in de vorige Vergadering bij herhaling is opgemerkt, en ook door u uitdrukkelijk is bevestigd, dat het amendement van den heer Dekhuyzen bedoelde om grond en water dooreen te slaan, en dan gemiddeld een prijs van 3 per centiare te doen betalen; en men heeft toen berekend, dat de Am bachtsschool zoo ongeveer f 6000 aan de gemeente zou te voldoen hebben. Nu zou ik gaarne van u wenschen te vernemen hoeveel grond en hoeveel water de Ambachtsschool nu verlangt, opdat wij kunnen oordeelen of de som, die betaald zal worden, bij de f6000 zal komen, zooals men in de vorige Vergadering verwacht had. De Voorzitter. Ik zal beginnen met mede te deelen, dat het ad vies van de Commissie van Financiën is ingekomen, ofschoon het nog niet gedrukt is kunnen worden. Ik zal den Secretaris verzoeken het te willen voorlezen. Het luidt als volgt: Leiden, 20 April 1892. Met de in onze handen gestelde voordracht van Burg. en Weth. van 12 April, omtrent afstand van een gedeelte sloot aan de Praktische Ambachtsschool, kan onze Commissie zich wel vereenigen. Bij de behandeling der zaak in Uwe Vergadering van 3 Maartjl. werd, door verschillende sprekers, ondersteld, dat de beuoodigde oppervlakte water gering was, daarom oordeelde men bepaling van een afzonderlijken minderen prjjs voor dat gedeelte van het terrein niet noodig. Nu bljjkt dat die oppervlakte niet minder dan 400 centiaren be draagt, achten wjj het billijk, dat daarvoor een lagere prijs, en wel van 50 cents per centiare, worde vastgesteld. Wij geven U mitsdien in overweging: te besluiten dat aan de Praktische Ambachtsschool in eigendom wordt afgestaan een gedeelte der sloot gelegen lusschen het aan de Ambachtsschool afgestane terrein aan den Haagweg en de terreinen van den Staatsspoorweg ter grootte van ongeveer 400 centiaren nader op te meten, tegen betaling van eene koopsom van vijftig cents per centiare en van de kosten van overdracht, en wel onder de voorwaarden a, b en c, in de voordracht van Burg. en Weth. vermeld. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. De Voorzitter. Wat de vraag van den heer Fockema Andreae betreft: zijne opmerking over hel amendement-Dekhuyzen is volkomen juist, maar het definitieve plan van het gebouw w(jkl zeer af van het oorspron kelijke. Volgens het eerste plan werd in de sloot zelve niets ge bouwd dan twee kleine localen, welke naar gissing 2 of 3 M1 op pervlakte zouden beslaan, en zoude de sloot verder aan de gemeente blijven; 't was dus niet noodig voor die weinige M2's eene afzon derlijke bepaling te maken. Maar in het gewijzigde plan is die sloot bij het terrein voor de school bestemd, gelrokken, en als dezellde prijs van 3 per M2 voor dit water betaald werd, in plaats van f 0,50, dan zou dat voor de Ambachtsschool een verschil van f 1200 maken; handhaven wij dus dien prijs, dan zou dat water zesmaal zoo duur betaald worden als in den regel wordt berekend; voor perceelen water wordt gewoonlijk slechts 0,50 per centiare in re kening gebracht. Wij zullen, volgens ons advies, aan de Ambachtsschool dus voorliet water denzelfden prijs berekenen, die altijd wordt berekend, terwijl zij, bekende redenen, den grond eenigszins goedkooper heeft gekregen om dan anderen. Betrekkelijk betaalt zij dus het water duurder dan den grond. De heer Fockema Andreae. M. d. V.l Ik heb niet verstaan of U ook cijfers heb genoemd, doch ik hoor hier zeggen dat in het ge heel 1565 centiare worden aangevraagd. Bij het oorspronkelijke voor stel was toch sprake van 2200 centiare? De Voorzitter Ja, oorspronkelijk was aangevraagd 2200 centiare grond, doch bij het gewijzigde voorstel is dit geworden 1565 centiare. De heer Fockema Andreae. Wordt nu het huisje dat verhuurd werd ook afgestaan? De Voorzitter. Jahet Bestuur der Ambachtsschool heeft den grond gekregen met alles wat er op stond uitgezonderd de boomen. Wanneer men bovendien dat huisje zou willen verkoopen voor af braak, zou men waarschijnlijk nog geld moeten toegeven. De heer Do Rieu. M. d. V.! In geval de Ambachtsschool dit ge deelte sloot krijgt, hoe zal het dan gaan met de afsluiting van de eigendommen aan den anderen kant? De Voorzitter. Die afsluitingen zullen door de betrokken eige naren zeiven moeten worden Aangebracht; daarmede heeft de ge meente niets te maken. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VIII. Voorstel tot wijziging van de Verordeningen op de markten. Verplaatsing Ooftmarkt. (Zie lng. St. n°. 91.) De heer Juta. M. d. V.! De aanleiding tot dit voorstel is geweest het adres van de 4 bekende vruchtenhandelaren. Wat beweren dezen nu in hun adres? Dat hun handel grootendeels is geknakt, dat de Kalvermarkt als ligplaats voor hunne vaartuigen geen ge noegzame ruimte aanbiedt, terwijl zij als derde bezwaar opgeven het gescheiden zijn van de Wesllandsche markt. De marktmeester daarover gehoord, bevestigt niet alleen die bezwaren, maar gaat zelfs nog een stap verder en beweert dat de vruchtenhandel feitelijk heeft stilgestaan. Wanneer dit alles werkelijk zoo ware, dan geloof ik dat er weinig leden van den Raad zouden zijn, die adressanten niet gaarne de plaats zouden willen teruggeven welke zij zoo verlangen. Maar gelukkig voor de vier adressanten zijn hunne beweringen ten eenenmale onjuist; en gelukkig voor den Raad dat het zeker wel hoogst zelden zal voorkomen dat een adres bij den Raad wordt ingediend op zulke volkomen onjuiste gronden rustende. Toen het in 1889 bekend werd dat de markt van den Nieuwen Rijn zou worden verplaatst naar de Kalvermarkt, heeft een der heeren fruithandelaars reeds gezegd: wij komen terug! En alles wat zij sedert dien tijd hebben gedaan, getuigt van een wel overlegd en goed uitgevoerd plan. Zij hebben namelyk niet beproefd ,of de Kal vermarkt ook geschikt was neen! zij hebben er eenvoudig geen gebruik van gemaakt; zij zijn er in 't geheel niet geweest; en dat zij dat hebben kunnen doen, en de markt ergens anders hebben kunnen houden, is juist in deze zaak een groole grief voor mij ge weest. Volgens mijne bescheiden meening, had 't niet mogen kunnen gebeuren. Die mensclicn hebben feitelijk even goed hun fruithandel gedreven, zooals ik aanstonds zal aanloonen, maar op eene andere plaats dan door den Raad was aangewezen. Zij hebben hel Raads besluit genegeerd, er zich niet aan gehouden, en het aanzien en het prestige van den Raad een slag in het aangezicht gegeven; zij hebben hunnen medeburgers een slecht voorbeeld gegeven. Dat zij dat hebben kunnen doen, is mogelijk gemaakt èn door den marktmeester èn door de politie, welke het, naar mijne meening, hadden moeten beletten. Wanneer de Raad een besluit genomen heeft, dan moet 't worden uitgevoerd; blijkt 't naderhand, dat het niet deugt of niet goed werkt, dan kan men er op terugkomen, maar men moet beginnen met er aan te gehoorzamen. Hoe is de aard dezer markt? Deze fruitmarkt is moeilijk te verge lijken met andere markten, waar ieder zijne inkoopen kan komen doen. Het is eene zuivere transactieplaats lusschen de 4 handelaren en de menschcn, die de fruit venten in de stad. Het moge vroeger gebruikelijk zijn geweest, dat bijvoorbeeld burgervrouwen daar zelf hare inkoopen gingen doen, thans is dat niet meer het geval; zg .is geheel van karakter veranderd. De fruithandelaren hebben nu hunne vaste leveranciers, die hen dagelijks hunne vruchten aanvoeren, in stoombooten. In het appel en perenseizoen worden die vruchten veel aangevoerd uit de Rijn streek door de stoomboot »De Vereeniging", ligplaats Utrechtsche Veer. Daarom gaan de 4 markthouders, ik zal de namen van allen nu maar niet noemen, maar inij bepalen bij Gebrs. Dirkse, iederen avond met hunne vaartuigen naar het Utrechtsche Veer, ontvangen daar de vruchten, die aangevoerd zijn, en brengen die op de lig plaats voor hun pakhuis. Den volgenden morgen worden dan dat is niet éénmaal geschied, maar heelt geregeld plaats gehad die vruchten voor het pakhuis b(j opbod geveild. Hetgeen er overschiet wordt dan verder aan den gaanden en komenden man verkocht, met dien verstande, dat T onmogelijk is voor particulieren om inkoopen te doen, hetzij door den prijs te verhoogen of door andere middelen. Het veilen en verkoopen door die fruithandelaren, buiten de aan gewezen marktplaats is reeds het geheele seizoen van 1891 gebeurd, en ik durf de verzekering af te leggen, dat er geen enkele mand appelen of peren minder is afgeleverd, dan geschied zou z(jn, wan neer de markt op den Nieuwen Rijn ware gebleven. De fruithandel is in geen enkel opzicht verminderd en de bewe ring dat die handel grootendeels zou zijn geknakt, is dus eenvoudig onwaar. Er zijn nog meer kleine overtredingen door die menschen gepleegd, welke ik echter als van ondergeschikt belang niet zal op noemen; ik heb alleen de aandacht willen vestigen op de feiten dat de fruithandelaars geregeld ook bij opbod verkoopen, wat niet mag geschieden dan door de daartoe bevoegde personen, en in de tweede plaats dat er geregeld markt is gehouden, op plaatsen welke daartoe niet door den Gemeenteraad zijn aangewezen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 2