34 komt is, met betrekking tot de noodige zekerheid, naar mijn in zien, niet de meest gewenschte inrichting, omdat in dit geval de achterhar den druk van de val, alsmede van de belasting en schok ken naar de assen moet overbrengen, terwijl, wanneer onverhoopt een der assen breekt, het ophouden van de val alleen door de korte daar aanwezige veiligheidsketting plaats heeft. Wel hebben de assen ruim de gewone afmetingen en is de achterhar goed geconstrueerd, doch tot weerstand aan alle mogelijke schokken van zware belastin gen en andere eventualiteiten,dus tot bevordering van de veiligheid van het verkeer op den duur, acht ik 't zeer aanbevelenswaard aan elk der achterharren nog een paar steunpunten te geven. Deze ondersleuning kan zeer voldoende en op eenvoudige wijze geschieden door het aanbrengen onder elke har van twee solide, wel passende consoles, welke tegen de stijlen van den onderbouw stevig worden bevestigd met schroefbouten en veerijzers. Wegens mogelijke aanvaring door schepen komt het mij raadzaam voor, die consoles van eikenhout te nemen en niet van gegoten ijzer; de hoogte kan zijn I M. Ze sluiten dan van boven tegen de achterhar en rusten van onder op de gording van teeijzer. Tot steun van de achterhar in gesloten toestand van de val is legen de werking van horizontale krachten een eikenhouten plaat aangebracht; dit is zeer goed, doch de plaat zelve wijkt van onder ongeveer een halve centimeter horizontaal uit en laat bovendien nog eene horizontale uitwijking toe aan den onderkant van de achterhar van ruim 1 centimeter, waardoor bij het oprijden der belasting de beide vallen in het midden der opening meer dalen dan noodig is. Deze daling maakt de brug oogcnschijnlijk minder sterk, dan zij werkelijk is en bovendien kan die daling ook een bron zijn tot min dere sterkte, vooral bij het overtrekken van zware lasten en van lasten in draf. Het is daarom zeer raadzaam de onnoodige daling, zooveel doenlijk, weg te nemen en dit kan zeer goed en onkostbaar geschieden: 1°. door het uitwijken der eikenplaat zelve te beletten, met ijzeren steunplaten tegen de vaste liggers, 2'. door aan de voorzijde tegen de zooeven genoemde houten plaat een staaf gesmeed ijzer ter breedte van eenige, b v. 5 a 6 centimeters en ter dikte van ongeveer 12 millimeters te bevestigen met hout- schroeven, dik 1 centimeter, voorzien van verzonken koppen; tegen deze staaf sluit dan de achterhar van de val in dichten en onbe- lasten toestand volkomen, waardoor de zijdelingsche of achterwaart- sche uilwijking bij het belasten van de val verhinderd wordt en de voorname oorzaak van het toelaten- der daling van de vallen in hel midden der opening is weggenomen. De staaf moet zoo hoog aan gebracht worden, dat de achterhar er behoorlijk tegen drukt, doch niet te hoog, omdat men anders er mede in het gebied komt van de koppen der klinkboutcn, die de achterhar en de liggers met elkander verbinden. Door het aanbrengen van die steunen zal de opwaartsche sprong der vallen bij belaste brug weinig minder zijn dan bij onbelaste brug in de berekening is voor den sprong tjjdens zware belasting 0.40 M. aangenomen. De vallen, in beweging zijnde of open staande, worden door de assen in de hanggareels voldoende gesteund. Hameigebint of Poort. Op de constructie van het hameigebint valt niets aan te merken. Het voldoet, wat de sterkte betreft, geheel aan de eischen, die daaraan redelijker wijze kunnen gesteld worden. Schoren van het hameigebint. De zyschoren zijn volledig goed. De frontschoren zijn ook zeer goed, doch eene bevestiging van de laatste aan de hameistijlen meer in overeenstemming met deze stevige schoren is aan te raden. Balansen. De sterkte der balansen is voldoende. Er is een nieuwe en een oude balans. De nieuwe moest, volgens het bestek, overeenkomstig de oude gemaakt worden en dit 'schijnt ook zoo te zijn geschied, want beide zijn gelijk. Ware geen oude balans aanwezig geweest, dan had de ontwerper zeer vermoedelijk de achtereinden der balanspriemen ü.7ö M. langer genomen en had hij allicht ook den vorm der priemen eenigszins gewijzigd, ten einde gemakkelijker dan thans is geschied, de mo menten ten opzichte der draaiingsassen zoodanig te regelen, dat bij stil weder de brug in eiken stand in evenwicht was te brengen. Het stuk der oude balans, dat door inkorting ten bedrage van 0.25 M aan het vooreinde is verloren gegaan, kon de grootcre ge- gewenschte lengte aan hel achtereinde niet vervangen. Veiligheids- of zorgkettingen. Deze zijn, wat de sterkte betreft, zeer voldoende; die welke van de hameigebinten naar de vooreinden der vallen gaan, kunnen zon der nadeel wat ingekort worden, omstreeks tot zoodanige lengte, dat ze zeer nabij recht worden, wanneer de zwaarste belasting midden op de vallen is aangebracht; ze komen dan, bij de grootste doorzak- king van de vallen in het midden der opening, op het punt in wer king te treden. De bevestiging dezer kettingen van boven aan hel hameigebint is niet geheel iu overeenstemming met de sterkte der kettingen. Wen- schelijk is 't de bevestiging van elke ketting te verkrijgen door een stevig oog van een verticale plaat voorzien, die tegen den hamei stijl met vier schroefbouten van 2 cM. middellijn vastgehecht wordt. V oorkeüingen. De kettingen, gaande van de vooreinden der vallen naar de voor einden der balanspriemen zijn ruim voldoende sterk en ook hebben de scharnierbouten boven en beneden voldoende afmetingen om de noodigc sterkte te kunnen bezitten; daar liet evenwel gebleken is, dal eenig ijzer gebruikt is van minder goede hoedanigheid, zoo komt het mij uit een oogpunt van voorzichtigheid, wensehelijk voor, dat de bouten, waarmede deze kettingen aan de vallen en aan de prie men zijn verbonden, worden vervangen door bouten van beproefd zeer goed ijzer; de kosten, daaraan te besteden, zijn van geene be- teekenis, terwijl de zekerheid aangaande de veiligheid der brug in beweging, en bij schokken zeer wordt verhoogd. Ook zijn de staven aan het ondereind, waartusschen zich de leu ningen bevinden ruim voldoende sterk, indien hel ijzer goed is en het maken der gaten voor de leuninghoutjes den samenhang van het zijdelings uitgedreven ijzer niet heeft benadeeld; daar zulks evenwel niet zeker is, komt 't mij, als voorzorgsmaatregel, aanbevelenswaardig voor dit ijzer aan een voldoend zware trekproef te onderwerpen b v. van 2500 kilogrammen gedurende een uur aan elk paar staven, waar door ze per Meter lengte ongeveer -[ millimeter mogen verlengen, doch na het wegnemen der belasting weer de vorige lengte moeten innemen. Het is duidelijk, dat tot het doen dezer proef de staven uit de brug moeten genomen worden. Is te Leiden zulk eene proef be zwaarlijk of eenigszins kostbaar te nemen, dan raad ik aan de staven door andere van erkend goed ijzer te vervangen. Leuningen. Deze zijn zeer voldoende; alleen schijnt het noodig een paar der langwerpige galen naar de voorzijde wat te verlengen. Ligging van de draaipunten der vallen en balansen. Drie der draaipunten van elk parallellogram van elke ophaalbrug kunnen op hunne plaats blijven. Wensehelijk is 't het vierde punt, namelijk dat aan de vooreinden der balanspriemen eenige (5 a 6) centimeters achteruit te plaatsen en tevens de voorketting in te korten, een en ander zóó, dat de vier draaipunten juist komen te liggen in de hoekpunten van een parallellogram. Dat inkorten kan natuurlijk eenvoudig geschieden door het uitnemen van twee a drie schalmen. Daar de lengte van deze ketting evenwel veel invloed heeft op de momenten der in beweging zijnde en openstaande brug, zoo is het zeer raadzaam in deze ketting een slelschroef in te lasschen, waardoor op gemakkelijke en onkostbare wijze de soms noodige ver lengingen of verkortingen van deze ketting zijn te verkrijgen. Beweging der brug. Bij stil weer en bij zeker soortgelijk gewicht van de dekken moet eene ophaalbrug in eiken stand in evenwicht kunnen zijn. Dat even wicht wordt evenwel spoedig verbroken, hetzij door nat weer en allerlei vuil, waardoor de dekken zwaarder worden of door aanhou dend zeer droog weer, waardoor ze lichter worden. Die volmaakte toestand kan aanwezig zijn, maar is praktisch niet altijd gemakkelijk te onderhouden. Ter verkrijging van dien toestand is het noodig, dat de zwaarte- pnnten der verschillende beweegbare deelen ter juiste plaats gelegen zijn ten opzichte hunner draaiingsassen. Door zekere aangenomen constructie is de ligging der zwaarte punten van val, leuningen, voor- en zorgkettingen ten opzichte der draaiingsassen bepaald en daarna wordt in den regel de constructie van de balans er op ingericht om het zwaartepunt dei^talans, ten opzichte harer draaiingsas zoodanig te kunnen plaatsen, darde brug bij stil weer in eiken stand in evenwicht kan zijn; daartoe be staat er gelegenheid de balans hooger of lager te kunnen stellen en aan den brockbalk ballastgcwicht aan te brengen of weg te nemen. Bij de Spanjaardsbrug heeft de balans thans haar hoogsten stand en eigenlijk moest zij en daarmede haar zwaartepunt althans in den toestand, waarin de brug n-u verkeert nog hooger kunnen geplaatst worden, doch dit kan bezwaarlijk en nu heeft men een verhooging van het zwaartepunt der balans op andere wijze ver kregen en zelfs daarmede is in geopenden of nagenoeg verticalen stand der brug het moment der balans nog te klein of dat van de val te groot, zoodat de vallen der brug niet volledig geopend wor den, maar toch in den regel wel zoo, dat ze de doorvarende sche pen niet hinderen. Bij stil weer is nu ook het bezwaar van geen beteekenis. Bij wind kan dit eenigszins anders worden, en bestaat thans de kans eerder de zekerheid voor de scheepvaart te verkleinen, dan wanneer de vallen ruimer kunnen geopend worden, zoodat T uit dat oogpunt eenige aanbeveling verdient de beweging der brug te be spreken. Worden de voorkettingen tot de hiervóór besproken lengte inge kort, dan zal de val zich bij nagenoeg verticalen stand der ba lans meer openen dan thans het geval kan zijn en daardoor zal bij dien stand het moment van de val in overeenstemming kunnen gebracht worden met dat der balans. Daar de val dan meer den geheel verticalen stand zal naderen, is hel zaak goed te controleeren of ook deelen der brug andere in hunne beweging hinderen, b.v. of ook koppen en moeren van bouten der hameislijlen de beweging der leuningen in den weg slean, of de dekken ook hinderlijk zijn aan de beweging der voorketlingen, enz. Het noordelijk parallellogram van de westelijke ophaalbrug is alleen gemeten en verder is verondersteld dat de andere parallellogrammen daaraan geljjk zijn dit moet natuurlijk nagemeten worden. Te oordeelen naar eene, met de beschikbare gegevens, ingestelde momenten berekening zouden de aanwezige looden staven kunnen weggenomen worden in dien de gelegenheid verschaft wordt de belansen 6 a 7 centimeter te doen ryzen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 2