GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 27 INGEKOMEN STUKKEN. N*. ®1. Leiden, 24 Maart 1892. Zooals Uwe Vergadering bekend is, werd ten vorigen jare door Gebrs. Dirkse en andere fruithandelaren een verzoek ingediend om de ooftmarkt wederom van de Kalvermarkt naar den Nieuwen Kijn te verplaatsen of wel eene andere h. i. meer geschikte plaats dan de Kalvermarkt aan te wijzen, terwijl dit verzoek is ondersteund door bewoners van de Kalvermarkt, welke beide verzoeken hicrby worden overgelegd. De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen heeft bij haar rapport van 9 Januari jl. op de daarbij aangevoerde gronden in overweging gegeven, terug te komen op het Raadsbesluit van 20 November 1890, waarbij de Kalvermarkt voor ooftmarkt werd aangewezen en alzoo den vroeger bestaanden toestand te herstellen. Inmiddels werd bij de behandeling van deze aangelegenheid in ons College de aandacht gevestigd op het feit dat sedert de wijziging der Verordening op de markten bij het bovenaangehaald Raadsbesluit van 20 November 1890, nimmer op de Kalvermarkt markt is gehou den, doch dat door de belanghebbende fruithandelaren geregeld zoo genaamd markt is gehouden op andere plaatsen. Uit gaf ons aan leiding bij onze Missive van 4 Maart jl., mede hierbij overgelegd, nader met de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen in overleg te treden. Twee leden van ons College waren namelyk van oordeel dat, nu het bleek dat feitelijk van de Kalvermarkt voor ooftmarkt geen gebruik was gemaakt, en alzoo het bovenaangehaald Raads besluit niet was kunnen worden uitgevoerd, er vooralsnog geenerlei aanleiding bestond om thans reeds te verklaren dat de Kalvermarkt ongeschikt is voor de door den Gemeenteraad daaraan gegeven be stemming. Wij achtten het daarom wenschelijk de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen met den feilelijken toestand bekend te maken met de vraag of zy van oordeel bleef dat een terugkomen op het genomen besluit wenschelijk was. De Commissie heeft met de meeste welwillendheid aan ons verzoek gevolg gegeven, en bij haar advies van 14 Maart jl. uitvoerig hare zienswyze in deze nader uiteengezet. Blijkens dat rapport, hetwelk hierbij wordt overgelegd, blijft zy hare vroeger kenbaar gemaakte zienswijze handhaven, en er op aan dringen dat de ooftmarkt wederom worde verplaatst naar den Nieuwen Rijn. De meerderheid van ons College kan zich geheel met de zienswijze der Commissie vereenigen en maakt de daarvoor aangevoerde gronden geheel tot de hare, terwijl de minderheid by haar gevoelen bljjft volharden dat de ongeschiktheid der Kalvermarkt nog niet is kunnen blijken en dat er vooralsnog geen sprake behoeft te wezen van eene verplaatsing der bij Raadsbesluit aangewezen marktplaats, terwijl naar haar inzien gestreng moet worden gewaakt tegen het markten op andere dan daarvoor bij de Verordening aangewezen plaatsen. Wjj geven Uwe Vergadering op grond van een en ander in over weging in te trekken de Verordening van 20 November (Gerabl. n°. 4 van dat jaar) waarbij wordt gewijzigd de Verordening, houdende aanwijzing der plaatsen, dagen en uren voor de verschillende markten binnen de gemeente Leiden, tengevolge waarvan de Verordening van 12 Mei 1887 (Gembl. n". 7 van dat jaar), waarbij is bepaald; «Voor de verkoopers van boomvruchten en verder ooft aan den Nieuwen Rïjn van de Middelslegrachl zich oostwaarts onbepaald uittrekkende'' wederom geldend wordt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekenden allen fruithandelaren, wonende alhier, geven aan Uwe Vergadering het navolgende in overweging: Door de opheffing der fruitmarkt aan den Nieuwen Rijn en het bestendigen van de zoogenaamde Wesllandsche markt, aan dezelfde ljjn is hun handel voor een groot deel geknakt. De tegenwoordige tijd, waarin men tracht den handel en njjverheid te bevorderen, worden ondergeteekenden door deze separatie tegen gewerkt. Door Uwe Vergadering is de Kalvermarkt voor onzen handel als marktplaats aangewezen, maar die plaats is te beperkt, als wij inge zetenen, handelaren in fruit, elk met een vaartuig kwamen, konden allen daar geen plaats vinden, waar moeten dan die van elders komende handelaren geplaatst worden? Een marktplaats moet niette beperkt zyn. Daarom was de Nieuwe Rijn zoo juist geschikt voor onzen handel, het grensde aan de zustermarkt (Westlandsche) en vormden een geheel gelijk het behoort. Moet echter de bepaling om de Kalvermarkt als marktplaats, voor onzen handel doorgaan, dan zal het ons veel schade veroorzaken, ja, misschien de handel in fruit te niet doen gaan. Dat Uwe Vergadering toch bedenke dat wij belastingschuldige burgers zijn, die door dit Raadsbesluit, hun middel van bestaan be dreigd zien. Redenen waarom zij Uwe Vergadering beleefd verzoeken om de opgeheven marktplaats terug, of indien zulks, om zeer gewichtige redenen niet kan, de Westlandsche markt en ook de ooftmarkt als een geheel te plaatsen of aan den Nieuwen Rijn zuidzijde van af de Kraaierstraat, of Oude Vest zuidzijde van af de Marebrug naar de Beestenmarkt, of Ouden Singel van af de Pauwbrug naar de Zoutkeet. 't Welk doende, Leiden, Augustus 1891. J. Dirkse. Volgen de namen van 4 adressanten. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, ondergeteekenden, allen bewoners der Kalvermarkt alhier: dat zjj, instemmende met het herhaald verzoek der heeren Dirkse e. s., fruithandelaren alhier, om de Fruit- of zoogenaamde Westland sche markt naar de Oude Vest te verplaatsen, Uwen Raad verzoeken, de Kalvermarkt weder te herstellen als eerste turfmarkt zooals zij vroeger was; dat adressanten hun verzoek gronden: 1 op het leit dal daardoor zoowel in het belang van de afnemers als van de verkoopers van turf zou worden gehandeld, daarbij het oog houdende op de aanstaande vermeerdering der scheepvaartbc- weging op dal gedeelte der Oude Vest, waar thans de ligplaats der turfschepen is en op de groote ruimte welke de Kalvermarkt zoowel aan de water- als walzijde, voor de overlading van turf aanbiedt; 2°. op de beweering, dat de ooft- of zoogenaamde Wesllandsche markt op de Oude Vest beter op hare plaats zal zijn, aangezien thans tot groot ongerief der banderen de fijnere fruit op den Nieuwen Rijn, en de overige boomvruchten op de Kalvermarkt moeten worden van de hand gedaan, waardoor nu reeds vele handelaren de Leidsche ooft markt niet meer bezoeken, en welk voorbeeld, blijft de toestand zooals zij thans is, door nog meerdere hunner zal worden gevolgd. Vertrouwende dat Uwe Raad in het belang van den handel en der ingezetenen tot de door hen voorgestelde wijziging wel zal willen overgaan. Teekenen zjj zich met de meeste achting, P. De Bruyn, Volgen de namen van 10 adressanten. Leiden, 9 Januari 1892. Uit het adres van verschillende fruithandelaars aan den Gemeente raad, waarbjj wordt aangedrongen, om met intrekking van het vroeger daaromtrent genomen besluit de fruitmarkt wederom te vestigen aan den Nieuwen Rijn, of, zoo daartegen overwegende bezwaren mochten bestaan, voor de fruitmarkt en de zoogenaamde Westlandsche markt, els eén geheel, een der bij het adres genoemde plaatsen aan te wijzen, blijkt, hoe gegrond onze vrees was, dat de verplaatsing gevaar zou opleveren voor den bloei der ooftmarkt. Adressanten beweren: dal de Kalvermarkt die, zooals in een adres der bewoners aldaar wordt betoogd, beter geschikt is voor turfmarkt te heperkt is voor den handel in ooft; dat daardoor de markt dreigt te verloopen en reeds aanmerkelijk achteruitgegaan is; en dal hun groote schade is toegebracht door de scheiding, tengevolge der ver plaatsing, gemaakt tusschcn de ooftmarkt en de Westlandsche markt, die vroeger één geheel uitmaakten. De klacht der adressanten over het verloopen van de markt wordt door den marktmeester bevestigd. Wij achten het in het belang der adressanten en van de gemeentekas, dat de Raad op zijn vroeger besluit terugkome en dat de Nieuwe Rjjri, evenals oudtyds, wederom voor de ooftmarkt worde aangewezen. Verplaatsing van de markt naar een ander gedeelte der stad, achten wij niet raadzaam, vooreerst omdat de Nieuwe Rijn steeds is geweest eene voor de ooftmarkt gezochte plaats en elke andere plaats eene nieuwe proefneming zou zijn, die wellicht evenzeer tot teleur stelling aanleiding zou geven als de jongste verplaatsing naar de Kalvermarkt, ten tweede, omdat men dan ook tot verplaatsing der zoogenaamde Westlandsche markt zou moeten overgaan, ten einde de beide fruitmarkten wederom als vroeger tot één geheel te maken. W'j geven Uw College daarom in overweging aan den Gemeenteraad voor te stellen op zijn besluit van den 20 November 1890 terug te komen en de ooftmarkt naar den Nieuwen Rijn naast de Westlandsche markt te verplaatsen. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie voor de Huishoudelijke alhier. Verordeningen. Leiden, 4 Maart 1892. By Uw rapport van 9 Januari jl. werd, naar aanleiding van het in Uwe handen gesteld adres van fruithandelaren, geadviseerd om aan den Gemeenteraad voor te stellen op zijn besluit van 20 November 1890 terug te komen en de ooftmarkt naar den Nieuwen Rijn naast de Westlandsche markt te verplaatsen. Door adressanten wordt beweerd dat door de verplaatsing van de genoemde markt van den Nieuwen Rijn naar de Kalvermarkt en het bestendigen van de Westlandsche op den Nieuwen Ryn tusschen de Hooigracht en de Middelstegracht, hun handel voor een groot deel is geknakt. Adressanten verzoeken den Nieuwen Rijn wederom aan te wijzen als marktplaats voor de ooft- en vruchtenmarkt, omdat de Kalvermarkt niet genoeg ruimte aanbiedt voor ligplaats hunner vaartuigen of, zoo daartegen bezwaren bestaan, voor de Westlandsche markt te zamen met die voor boomvruchten en verder ooft een der in hun adres genoemde andere plaatsen ann te wjjzen. De algemeene marktmeester is blijkens zijn rapport van 27 Augustus 1891 ook van meening dat de klachten van adressanten gegrond zijn en dat de fruithandel, na bovengenoemd Raadsbesluit, feitelijk heeft stil gestaan, omdat niemand van de aangewezen marktplaats (Kalver markt) gebruik maakt. Intusschen is uit een nader onderzoek gebleken dat in zooverre aan het Raadsbesluit tot verplaatsing der markt geen uitvoering is kunnen worden gegeven, omdat de belanghebbende fruithandelaren aldaar geen markt hebben gehouden, tengevolge waarvan de onder vinding de ongeschiktheid van die plaats voor ooftmarkt niet heeft kunnen aantoonen. Wel is door hen uit den aard der zaak na de verplaatsing niet ge markt aan den Nieuwen Ryn, doch door de belanghebbende fruit handelaren, zijnde Gebrs. Dirkse aan de Oude Vest, G. Vellekoop aan de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 1