15 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. V. Voorstel betrekkelijk het tarief van de bruggelden voor het ophalen der Spanjaardsbrug. (Zie log. St. n°. 13.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VI. Verzoek van W. J. Bink, om een stoep te leggen aan het Pieterskerkhof. (Zie Ing. St. n°. 22.) VII. Idem van J. P. F. Kosters, om vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n®. 23.) Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming toegestaan. VIII. Idem als voren van J. Th. Vonck, Gymnasium. (Zie Ing. St. n°. 23.) Wordt volgens advies van Bnrg. en Weth. zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming toegestaan. IX. Idem van W. A. P. F. L. Van Exter, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwjjs. (Zie Ing. St, n°. 24.) Wordt overeenkomstig advies van Burg. en Weth. zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming afgewezen. X. Voorstel om den termijn van verpachting van het buffet der Gehoorzaal vast te stellen op vijf jaren en één maand. (Zie Ing. St. n®. 25.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XI. Idem betrekkelijk dc afwerking van de Gedempte Binnenvest gracht. (Zie Ing. St. n®. 14 en 26.) De heer Jota, M. d. V.! Ik heb tot mijn leedwezen aan desamen- stelling van het rapport van Burg. en Weth. door ongesteldheid niet kunnen medewerken. Dat spijt mij te meer, omdat ik nu sommige punten van dit rapport bestrijden moet. In de eerste plaats kan ik niet medegaan met het voorstel om het talud van den vestwal te beplanten. Ik acht de daaraan te besteden kosten in de toekomst zal dit blijken weggeworpen geld. De beplanting met zoden en heesters, dus de aanleg van een soort plant soen is op die plaats, mijns inziens, totaal onnoodig, en bovendien zal het niet kunnen stand houden tegen dc vernielzucht van de jeugd uit de omliggende buurt. Vroeger heeft de Raad ook het plantsoen bij de Pieterskerk doen aanleggen en men heeft het moeten opgeven. Zoo zal het ook met dit plantsoen gaan. Boven dien heelt men bier niet alleen te maken met de kosten van aanleg, doch ook met die van onderhoud, die jaarlijks niet gering zullen zijn. Ten tweede ben ik tegen bet plaatsen van een muur langs de opening der 24 huizen, omdat deze huizen, die nu aan hunnen ach terkant een uitgang kunnen krijgen en daardoor meer lucht zullen hebben, bij het plaatsen van een muur die lucht zullen inoelen mis sen. Dus uit een oogpunt van gezondheid ben ik tegen de plaatsing van een muur. Voorts ben ik het eens met de Commissie van Financiën, dat het wenschelijk is dc bestrating, die moet plaats hebben, te doen ge schieden met een goedkoop soort sleenen of met goede, gebruikte. In die buurt kan men wei wat zuiniger bestraten. Mijn hoofdbezwaar tegen deze voordracht is echter gegrond op de bestrijding van de kosten uit leening Wat wil men uit leening bestrijden? Ten eerste den aanleg van een plantsoen, dat een zeer tijdelijk beslaan zal hebben. De aflos sing dezer leening duurt 77 jaren en eerst dit jaar begint men met de aflossing; dus 77 jaren lang zal men aan het plantsoen betalen, hoewel er na verloop van eenige jaren niets meer van te zien zal zijn Ik kan mij hierbij op een antecedent beroepen. Het plantsoen van het Park, dat heel wat meer te beduiden had, beeft der gemeente 1700 gekost, en is betaald uit de gewone inkomsten. Nu zal men hier voor een plantsoen in eene achterbuurt, dat negen kansen tegen één heeft niet bestand te zijn tegen de verniel zucht van de straatjeugd, de kosten gaan bestrijden uit eene ieening; daaruit zullen ook de hekken en afsluitingen worden bekostigd. De hekken van het Park zijn evenwel, ten bedrage van f 600 bekostigd uit de gewone inkomsten. De bestraling. Indien het hier de bestrating gold van een geheel nieuwen weg zou men kunnen wijzen op een antecedent, waarbij de Raad besloten heeft de kosten daarvan te vinden uit geleend geld, doch hel is hier iets anders, nl. overstrating. Het gedeelte van den weg, tussehen de Rjjneveststeeg en de Mare is reeds bestraat, van den vroegeren walkant tot aan de huizen. Ik heb ze niet opgemeten, maar ik taxeer die straat daar op een breedte van 8 meter. Het zal dus niet een nieuwe bestrating wezen, maar wel een over strating, en voor een dergelijke uitgave zijn nog nimmer in den Raad de gelden uit een leening aangewezen. Dat' zou dan een ge heel nieuw beginsel van financieel beleid worden. En gaat 't nu aan, vraag ik, om gelden voor een overstrating en voor een plant soen, waarvan het nageslacht niets ineer zal vinden, te dekken uit een leening, die voor het nageslacht in 77 jaar moet zijn afgelost! Op die gronden kan ik ook met dit deel van het voorstel van Burg en Weth. niet meegaan. En om nu nog even terug te komen op den aanleg van het plant soen, wenscli ik mede te deelen, dat ik hel volgende amendement zal indienen: »l)e raming der kosten te verminderen met het bedrag noodig voor het bezoden en beplanten van het talud". Om dc stem ming dan zuiver te maken, zal ik afzonderlijk een tweede amende- ment voorstellen betreffende de oprichting van den muur, en luidende »De raming der kosten te verminderen met het bedrag dat de ge meente zoude moeten betalen voor de plaatsing van een muur langs de opening der 24 huizen". Het is nu de tweede keer, dat ik tijdens ik Wethouder ben een beroep doe op het zuinigbeidsgevoel van den Raad; de eerste maal ben ik daarin niet gelukkig geweest, maar nu zich wederom werke lijk de gelegenheid voordoet om een besparing van kosten te maken, hoop ik, dat de Raad zal loonen het ernstig te ineenen. Mijn derde amendement luidt: »Voor buitengewone ontvangsten" te lezen «gewone ontvangsten, zullende later de middelen tot dekking dezer uitgaaf worden aangewezen". Daar de amendementen van den heer Juta genoegzaam ondersteund worden, kunnen zij een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Do Rieu. M. d. V.! Mag ik vragen op welke wyze het talud zou beschermd worden wanneer er geen zoden of heesters op geplant werden, of paaltjes langs geplaatst worden, want ik vrees, dal de jeugd er veel genoegen in zal vinden om het talud op- en af te loopen. De helling zal dan geheel bedorven worden, en wij zouden dan weer nieuwe kosten moeten maken om ze te herstellen. De Voorzitter. Ik meen de beantwoording dezer vraag voor reke ning van den heer Juta te mogen laten. De heer Juta. Die hooge weg is beplant met boomen, hetgeen stevigheid aan den grond geeft, maar bovendien is het een oude vestingwal en dus zeer bard, zoodat er weinig gevaar is dat de jeugd, door die helling af te loopen, daaraan veel schade zal toebrengen. Bovendien geloof ik, dat een eenvoudige ophooging en bezaaiing voldoende zoude zijn om het^ talud te beveiligen. De heer Du Rieu. Ik geloof, dat de liefhebberij, welke der jeugd ingeschapen is, om de hellingen der oude vestingwallen op en af te loopen, oorzaak zal zijn, dat het talud mettertijd gaat afkalven, en dal wij dus een ander middel te baal zullen moeten nemen om die helling te beschermen. Ik vertrouw niet heel veel op de macht van de superieuren, in dit geval van de politie, om dit op den duur in orde te houden, doch den toestand te laten, zooals hij nu is, acht ik ook niet ge- wenscht. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Bij de amendementen van den heer Juta wensch ik er nog een te voegen, namelijk om van de kosten af te zonderen de kosten van afsluiting. Ik doe dit voorstel op financieele, doch vooral op juridische gron den Reeds vroeger heb ik ontkend en geen jurist zal mij, ge loof ik, tegenspreken dat de gemeente verplicht is tot afsluiting van particuliere erven van den publieken weg mede te werken. Art. 690 van het Burgerlijk Wetboek, dat in dezen beslist, zegt: «Een ieder kan in de sleden en aaneengebouwde voorsteden en dorpen zijnen nabuur noodzaken om bij te dragen tot het maken of het stellen van afsluiting, dienende tot afscheiding van hunne kuisen, opene plaatsen en lumen." Maisons, cours, jardins. Nu is ongetwijfeld een openbare weg noch het een, noch het an der. Het burgerlijk recht dwingt ons dus niet om mede te betalen aan de afsluiting van een bijzonder erf van den publieken weg. In hel rapport van het Dngclijksch Bestuur wordt het voorgesteld, alsof krachtens de wet die verplichting op ons rust, en deze stelling komt mij des te gevaarlijker voor, waar wij hopen en verwachten, dat de gemeente zal worden uitgebreid. Wij zullen dan in de gemeente een aantal bouwterreinen krijgen, waarop villa's met tuinen zullen ver rijzen. Waar zou bet nu heen. indien de eigenaars van die terreinen de gemeente zouden kunnen dwingen mede te werken tot afsluiting van al die terreinen van den openbaren weg. Wij moeten geen voet geven aan het dwaalbegrip, dat de gemeente de helft van de af- schcidingskoslen zou moeten dragen. De wet legt ons dien plicht niet op. Laat ieder, die niet wil, dat men van den publieken weg op zijn terrein komt, zijn grond van dien weg afscheiden voor eigen rekening. De heer Van Hoeken. Ik ondersteun zeer het amendement van den heer Juta, omdat het mijn gevoelen, dat ik ook heb verdedigd in de Commissie van Fabricage, juist wèergeeft. Ik acht het ook beter bet geheele terrein te bestraten.: Hel plantsoen zal door de straatjeugd zeer zeker op deze plaats beschadigd worden. Dit zou ook in de kosten wel eenig verschil maken. Wat de heer Fockema Andreae gezegd heeft, acht ik volkomen juist. Ik zal mij dan ook ten sterkste verzetten tegen het plaatsen van een muur op kosten van de gemeente. Ik heb het ook gedaan bij mijn vroeger voorstel tot demping van de Koolgracht. Ook ik acht de gemeente niet verplicht afscheidingen te maken aan de openbare straat. Voor het overige kan ik mij zeer goed vereenigen met het vierde amendement van den heer Juta en het amendement van den heer Fockema Andreae. De heer Drucker. M. d. V.! In het advies van de Commissie van Financiën over dit punt, gedrukt onder n". 26, is een twijfel uitge sproken en eene vraag gedaan. In de eerste plaats wordt betwijfeld of 't noodig is om reeds nu over te gaan tol bestrating, omdat naar 't ons voorkomt die weg nog niet geheel tot rust is gekomen, en er dus spoedig nieuwe kosten voor een herbestrating gemaakt zouden moeten worden. En in de tweede plaats hebben wij gevraagd of, met 't oog op het geringe verkeer daar ter plaatse, 't niet mogelijk zou zijn de bestrating wat goedkooper te maken Op die gronden hebben wij in overweging gegeven om de behandeling van deze zaak te verdagen. Krijgen wij nu geen voldoende inlichtingen over deze twee pun ten, dan zou ik wel willen voorstellen om de behandeling van de zaak aan te houden, te meer met 't oog op het voorstel van den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 3