a. de koopsom wordt betaald in zes termijnen van een jaar ten bedrage van een zesde dier som; de eerste termijn wordt betaald in het 19e jaar na de oprichting, de tweede tot en met de zesde termijn worden voldaan in de vijf daarop volgende jaren b. wanneer de Ambachtsschool vóór dat de koopsom is voldaan, mocht worden opgeheven of verplaatst, moet de grond met al hetgeen daarop is geplaatst, wederom kosteloos aan de gemeente Leiden in eigendom worden overgedragen. c. wanneer, nadat de koopsom is voldaan, de Vereeniging den grond of de gehouwen te zamen of afzonderlijk mocht willen vervreemden, of wanneer de school mocht worden opgeheven of verplaatst, is de Vereeniging verplicht, alvorens lot de vervreemding verplaatsing of opheffing over te gaan, den grond met het daarop staande aan de gemeente aan te bieden legen terugbetaling door de gemeente van de betaalde koopsom. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wcth. van Leiden. N#. 29. Leiden, 2 Februari 1892. De voordracht van Burg. en Weth. van 21 Januari 11. omtrent af stand in gebruik van een stuk grond aan de Boommarkt ontmoet bij onze Commissie, uit een financieel oogpunt, geen bezwaar. Wel schijnt het ons in het algemeen niet raadzaam, terreinen der ge meente in eigendom of langdurig gebruik af te geven; doch in dit geval vinden wij aanleiding, aan dien regel niet streng vast te houden. Immers met Burg. en Weth. zijn wij van oordeel, dat het hier eene zaak geldt, «waarvan de tot stand koming voor Leiden van groot be lang is te achten." De betrekkelijk geringe opoffering, die van de gemeente wordt gevraagd, wordt daardoor, naar het ons voorkomt, gewettigd. Met den vorm, waarin Burg. en Weth. voorstellen het verzoek in te willigen geen afstand in eigendom, maar toekenning van het recht van opstal kunnen wij ons vereenigen. Evenwel meenen wij, dat de voorwaarde behoort te worden gesteld betaling eener jaarlijk- sche recognitie, niet zoo zeer om de gemeente schadeloos te stellen voor het nadeel, dat voor haar uit het gemis van het gebruik van den grond zal voortspruiten, als wel bij wijze van voortdurende erkenning, door de gebruikers, van het eigendomsrecht der gemeente. Behoudens dit punt, hebben wij de eer te adviseeren tot aanne ming van bovenbedoelde voordracht. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 30. Aan den Baad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekenden alle behangers, wonende te Leiden, dat het paalwerk bestemd voor het reinigen der tapijten indertijd daargesteld door de gemeent# Leiden ten gebruike der behangers, in een der stormen in December 1891 is omgewaaid en vernietigd, dat bovenbedoeld paalwerk nog niet is hersteld, dat het hun verboden is bij gemeentelijke verorde ning, vastgesteld bij Raadsbesluit van 27 Februari 1879 om voor zich zelf een dergelijke gelegenheid te hebben en dat zij met leedwezen gezien hebben, dat de Commissie van Financiën adviseert om het ingediend voorstel van Burg. en Weth. eerst te behandelen bij de begrooting van het jaar 1893, dat de requestranten gedurende den loop van het jaar 1892 verstoken bleven van de loods welke voor de uitoefening van hun bedrijf onmisbaar is. Redenen waarom zij Uw College beleefdelijk maar dringend ver zoeken het daarheen te willen leiden dal het bovenbedoelde paalwerk zoo spoedig mogelijk worde hersteld opdat zij niet in het aanstaand voorjaar door gebrek aan gelegenheid een aanzienlijk deel hunner verdiensten moeten verliezen. 't Welk doende enz., Hasselman (6 Pander. Volgen de namen van 2b adressanten. Leiden, 28 Januari 1892. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 2