2 heb ik mede geadviseerd om het verzoek toe te staan, doch toen waren mij alle omstandigheden nog niet bekend zooals nu. Om die reden meen ik verplicht te zijn mede te deelen dat ik thans tegen het voorstel van Burg. en Welh. zal stemmen. De heer Van IIeukelom. M d. V.! Ik vereenig mij geheel met hetgeen door de heeren Was en Fockema Andreae is gezegd en wensch er slechts nog eene kleinigheid bij te voegen, cene herinne ring van ouden datum. Ik herinner mij nl nog zeer goed den toe stand toen die oude kavalje er stond en de ruimte die er ontstond toen deze werd weggebroken. Het nu bestaande pleintje is juist goed geworden door het wegbreken van dien hoek. En oin nu mede te werken om den toestand weder even slecht of nog slechter te maken dan voor 1861, door nog meer plaats te bebouwen dan toen bebouwd was, daarin zie ik groot bezwaar. Ik zal dus niet aarzelen om tegen het voorstel te stemmen. De heer Van Reenen. M. d. V. Ik zal uit beginsel tegen stemmen omdat ik er absoluut tegen ben, dat een duim grond onttrokken wordt aan pleinen of straten van onze gemeente. De Voorzitter. Met het oog op de gemaakte bedenkingen zou ik er thans voor zijn om de behandeling van deze zaak uit te stellen Het argument van »een duim gemeentegrond" behoeft wel is waar niet veel gewicht in de schaal te leggen, want ik kan mij niet voorstellen welk nadeel er zal ontstaan wanneer het ontworpen huis ongeveer drie meter verder naar voren komt te staan; maar wanneer de op merking van den heer Was gegrond was, dat de gemeente nl. recht zoude hebben op dat deel grond, dan zou daardoor de zaak veran deren: dan zouden wij den geheelen bouw kunnen beletten. Ik voor mij twijfel echter of dit wel het geval is. De termijn van verjaring is 30 jaar; wanneer dus het afbreken van de oude kavalje in 1861 heeft plaats gehad, dan zouden wij nu juist den verjaringstermijn bereikt hebben: maar dan moet ook worden uitgemaakt dat van 1861 af die plek steeds is gebezigd als openbare gemeentegrond. In elk geval zou ik het wenschelijk vinden dat dit punt eerst werd uitgemaakt, en ik stel daarom voor de behandeling van dit voorstel aan te houden. De heer Was. M. d. V.! Zooals ik reeds heb gezegd was het aanvankelijk ook mijn voornemen een voorstel te doen tot uitstel van behandeling, maar ben ik daarvan teruggekomen omdat het, mijns inziens, niet noodig was. De Raad zal toch zeker door thans af te stemmen het verzoek van den heer Kapteyn den Boumeester in geen enkel opzicht praejudicieeren de rechten der gemeente op den reeds verkochten grond, en ik zou meenen dat de Raad nu reeds dadelijk moest doen blijken van z(jn weinige gezindheid om afstand te doen van publieken grond ten bate van private belangen van een enkel ingezetene, waardoor de private belangen van anderen worden ge schaad. Dat beginsel moet hier hoog worden gehouden. U spreekt wel, M. d. V., van duimen grond, maar die 9 centiaren, waar van hier sprake is, zullen bij bebouwing maken dat niet slechts één raam van het huis van ür. Weebers zal worden betimmerd, maar het geheele uitzicht van de mooiste kamer van dat huis, welke kamer dan zal uitzien op een muur twee verdiepingen hoog. Ik ben het overigens eens met u, waar gij twijfel oppert aan de rechten der gemeente op den reeds verkochten grond. Ik geloof met u, dat de zaak zeer twijfelachtig is, maar dit behoeft toch niet te beletten dat wij thans deze zaak afdoen, want al blijkt het, dat de gemeente de bebouwing van den gekochten grond niet kan beletten, dan behoeven wij toch dat ongerief in geen geval nog grooter te maken. Ik kan mij daarom niet vereenigen met uw voorstel tot uitstel. De Voorzitter. Ik respecteer natuurlijk de meening van den heer Was, maar hij gaat wel wat ver met de bezwaren zóó breed uit te meten. Wij hebben wel een adres over deze zaak gekregen, maar men weet hoe 't daarmee gaat; er hebben zich al vier onderteeke naars teruggetrokken, nadat zij beter omtrent de zaak waren inge licht. Wij behoeven niet zoo vpr te gaan om elk klein inconveniënt van één ingezetene zoo zwaar tegen een ander te doen wegen. Ieder lid blijft vrij om naderhand tegen het verzoek van den heer Kapteyn den Boumeester te stemmen. Het is echter mogelijk dat er leden zijn die er wel voor willen stemmen, wanneer zij behoorlijk op de hoogte worden gebracht, en die aarzelen zouden er thans hun stem aan te geven als dat niet het geval is. Met uitstel is niets verloren; in dien tusschentijd kan toch met den bouw geen aanvang worden gemaakt. De heer De Sturler. M. d. V.! Ik zou ook wel voor uitstel zijn. De heer Was schijnt de onderstelling gemaakt te hebben, dat het voorstel toch wel verworpen zal worden. Maar stel eens, dat 't het geval niet is; dan zouden wij een stuk grond midden op de open bare straat verkocht hebben De gemeente zou op die manier in een dwaze positie kunnen komen. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik moet mij vereenigen met het zooeven door den heer Was gesprokene. Ik zie geen nut in uitstellen. Het is ons thans reeds gebleken, dat een aantal leden van den Raad niet willen, dat, door aanneming van dit voorstel, schade aan particuliere belangen wordt toegebracht. Het geldt hier slechts de bevordering van het belang van één particulier, men wil daarvoor blijkbaar niet èn het publiek belang èn het belang van andere particulieren schaden. Welk nut kan een uitstel nu hebben? De Voorzitter. De heer Fockema Andreae vraagt welk nut een uitstel hebben kan, maar ik vraag welk voordeel heeft men er bij om 't niet te doen? Er hebben tot nu toe als ik goed geleld heb, nog maar vjjf leden zich er tegen verklaard, maar dan blijven er nog 16 over, wier stem wij nog niet gehoord hebben. De heer Fockema Andreae is dus wel wat voorbarig met zijne conclusie. Wanneer de zaak wordt uitgesteld, zal er natuurlijk nog niet ge bouwd worden, en de eigenaar zal in een betere positie komen wan neer vooral uitgemaakt is, of die grond werkelijk zijn eigendom is of dat iets aan hem is verkocht dat aan de stad toebehoort. De heer Verster van Wulverhorst. M. d. V.' Door u is daar zoo even gezegd, dat slechts 5 leden zich tegen bet voorstel van Burg. en Welh. verklaard hebben, ik wil dat getal wel met één vermeer deren door te verklaren, dat ook ik er tegen zal stemmen. Ik vrees, dat het uitstel door u bedoeld, zeer lang zal duren, vooral na de mcdedecling die ons door den heer Was is gedaan, en wij zouden door uitstel, zeer in het nadeel van den requestrant handelen. Wordt het verzoek nu afgewezen, hetgeen ik wel verwacht, dan kan de adressant in tijds naar een andere plaats uitzien om een huis te zetten. Ik zeg dit, omdat mij van zeer betrouwbare zijde is medegedeeld, dat hij niet ongenegen is om van zijn plan om daar ter plaatse te bouwen, af te zien indien hem eenige winst wordt geboden. De Voorzitter. Ik twijfel geen oogenblik aan de mededeeling van den heer Verster; maar hij houde mjj ten goede dat zij met de zaak nu niets te maken heeft; dit mag geen invloed uitoefenen op de be slissing van den Raad. Wat de heer Verster zegt zal zeker niet meer of minder het geval zijn wanneer de behandeling thans wordt uitgesteld, want dan kan de heer Kapteyn den Boumeester altijd nog onderhandelen over den verkoop van zijn grond of over schadeloos stelling. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik wensch te verklaren dat ik mij aansluit bij hen die de behandeling der zaak willen verdagen. Ik zou op dit oogenblik werkelijk niet weten ol' ik vóór dan wel tegen het voorstel moet stemmen en zal dus gaarne tot uitstel medewerken. De heer Zaaijer M. d. V.! Ik ben een geheel ander gevoelen toegedaan dan de heer Zillesen en kan mij zeer goed vereenigen met de argumenten door den heer Was voor de dadelijke behandeling van het voorstel aangevoerd. Ik herinner mij nog levendig den vroe- geren toestand, en ook dat het als eene verademing was toen dat oude onoogelijke huisje daar werd weggebroken. Gaat het nu wel aan om door afstaan van gemeentegrond mede te werken tot het opnieuw in het leven roepen van den vorigen toe stand. Mij dunkt neen, en ik zal daarom stemmen zoowel tegen het voorstel van Burg. en Weth. als tegen uw voorstel, M. d. V.! om de behandeling dezer zaak uit te stellen. Het komt mij namelijk wen- scheiyk voor dat de Raad nu reeds dadelijk als zijn beginsel uit- spreke niet geneigd te zijn het bjjzonder belang van één persoon te bevorderen ten koste van dat van anderen. De Voorzitter. De heer Zaaijer spreekt van herstel van een vroe- geren toestand, maar wie denkt daaraan Er is toch niet gevraagd om op dezelfde plaats weder eene oude kavalje te plaatsen, maar een geheel nieuw en net gebouw. Dat is lang niet hetzelfde: het strijdt mijns inziens ook zeker niet tegen het algemeen belang wan neer men de gelegenheid geeft om een net woonhuis te zetten. De heer Zaaijer. M. d, V.! U kunt toch niet meenen dat ik, sprekende van herstel van den vroegeren toestand, daarmede zou be doeld hebben dat er nu weder een oud, vervallen huisje zou gebouwd worden. Ik vestigde er alleen de aandacht op dat bij inwilliging van het verzoek, de eenmaal verkregen ruimte weder bebouwd zou worden. De Voorzitter. Dat begrijp ik wel, maar dan kan men ook niet zeggen dal men dcnzelfden toestand van vroeger zal terugkrijgen. Dat zal toch zeker niet het geval zijn als er een nieuw net gebouw verrijst in de plaats van het vorige oude leelijke gebouw. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den Voorzitter om de behandeling van het ver zoek uit te stellen, wordt in stemming gebracht en verworpen met 13 tegen 8 stemmen. Voor stemden de heeren: Dekhuyzen, Le Poole, Tieleman, Van Hoeken, Zillesen, De Sturler, Juta en Schneither. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt daarna in hoofdelijke om vraag gebracht en verworpen met 14 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren: Driessen, Was, Kaiser, Zaalberg, Fockema Andreae, Cock, Van Reenen, Verster, Van IIeukelom, Van Lidth de Jeude, Zaaijer, Du Rieu, Verhey van Wijk en Zillesen. Voor stemden de heeren: Dekhuyzen, Le Poole, Tieleman, Van Hoeken, De Sturler, Juta en Schneither. III. Verzoek van L. J. J. Van der Kloes, om een duiker te leggen naar den Ouden Singel. (Zie Ing. St. n®. 279.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. IV. Idem van de Directie der Nederlandsche Albuminefabriek, om een filterbak te plaatsen in de Rijnsburger Singelgracht. (Zie Ing St. n®. 279.) De heer Driessen. M. d. V.! Bij het eerste voorstel was gevoegd de bepaling: »tot wederopzeggens toe" bij het tweede voorstel ont breken die woorden. Wat is de reden daarvan? De Voorzitter. Het spreekt van zelf dat de vergunning verleend wordt tot wederopzeggens toe: maar ik heb volstrekt geen bezwaar om die woorden alsnog aan het voorstel toe te voegen. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel in dien zin ge- wjjzigd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. V. Idem van Mej. H. C. De Clercq, om terugbetaling van school geld, lager onderwijs. (Zie Ing. St. n®. 281.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1892 | | pagina 2