122 voorstel aan te nemen, nl. de verpachting alleen bij inschrijving te doen plaats hebben. Het stelsel van den beer Dekhuyzen zou aan beveling verdienen, als wij hier moesten bepalen de wijze van ver pachting welke voor de gegadigden bet voordeeligst was, doch wij stellen bier de voorwaarden vast in hel belang van de gemeente en zoeken dus naar een vorm, die voor de gemeente de beste kansen op eene hooge pachtsom en een solieden pachter aanbiedt leder gegadigde moet welen of bij op die voorwaarden wil inschrijven. Het stelsel van het Dagelijkse!) Bestuur begrijp ik zeer goed, dit wil aan zich houden de kans of opbod en alslag nog tot een beter resul taat zal leiden dan de inschrijving. Bij dit stelsel heeft men kans op serieuse inschrijvingen, want Burg en Weth. hebben hel in hun macht om al dan niet lot opbod en afslag over te gaan. Doch in het stelsel van den 'heer Dekhuyzen zal een inschrijver nooit zijn kans kwijt zijn, al schrijft hij nog zoo laag in, want er is steeds kans voor hem bij opbod en afslag. De eenige goede kans voor de ge meente, dat men nl. bij de eerste inschrijving een goeden pachter krijgt, gaat in het stelsel van den heer Dekhuyzen verloren. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Eerst de bezwaren tegen mijn amendement aan de gemeentewet ontleend, en welke ik niet kan deelcn. Gij heb gezegd dat volgens art I79a deze zaak ter uitvoering behoort bij het Dag. Bestuur, maar art. I79a spreekt alleen van uit voering van verordeningen van den Raad. Tegenover art. 179 staat hier art. 138, waar gesproken wordt van de bevoegdheid van den Raad, en waar gezegd wordt dat de Raad besluit omtrent het ver huren, verpachten of op eenige andere wijze in gebruik geven der gemeenteeigendommen. Men zou kunnen zeggen dat daar aan den Raad uitdrukkelijk derge lijke zaken zijn opgedragen, en in geen geval valt m. i. deze quaestie onder art. 179a, al weet ik wel dat over den zin van het woord verordeningen in dit art. verschil van meening bestaat. Verder is het mij nog niet recht duidelijk waarom hel ons verboden zou zijn in eene geheime Vergadering inschrijvingsbiljetten te bespreken; wel wordt ons verboden te besluiten tot onderhandsche verhuring van gemeente-eigendommen, maar daarvan is hier geen sprake. Wat be treft het denkbeeld van den heer Dekhuyzen, met den heer Was acht ik dit niet aanbevelenswaardig, omdat wij daardoor niet zullen krijgen serieuse inschrijvingen. Voor het denkbeeld van den heer Was valt, mijns inziens, wel wat te zeggen, maar ik ben zoo weinig mogelijk van het voorstel van het Dagelijksch Bestuur afgeweken, omdat daarvoor eveneens wel wat te zeggen is. Het is zeker eene zeer moeielijke vraag hoe men de hoogste pacht zal krijgen. Ik stel mij voor dat het Dagelijksch Bestuur zich ook de mogelijkheid voor oogen heeft gesteld van eene coalitie onder de gegadigden, en dat het zich daarom de bevoegdheid heeft voorbe houden om nog te veilen bij opbod en afslag. En eindelijk de hoofdzaak van mijn amendement. Gij hebt er op gewezen, dat ik gezegd heb mij niet te kunnen voorstellen dat de Raad eene beslissing zou nemen afwijkende van hel advies van hel Dagelijksch Bestuur. Ik heb daarop met voordacht gedrukt, omdat ik den schijn wilde vermijden alsof ik tot mijn amendement gedreven werd door een zeker wantrouwen in het oordeel van Burg. en Weth. alsof ik aan hun advies niet genoegzaam hechtte. Maar zooals ik er bij zeide, het kon zijn dat verschil van meening bestaat tusschen het Dagelfjksch Bestuur en den Raad, en dan is het veel beter dat dit verschil in het openbaar wordt behandeld. Stel dal het üageljjksch Bestuur de pacht aan dezen of genen gunt, en de meerderheid van den Raad naderhand zegt: hoe is hel mogelijk dat burg. en Weth. aan dien persoon en die borgen de pacht heeft gegund Dan is het te laat. En dit kan worden voorkomen wanneer de Raad, gehoord de inlichtingen van het Dagelijksch Bestuur zelf te beslissen heeft. De Voorzitter. Ik meen dat in het algemeen dergelijke beslis singen veel beter kunnen worden genomen in een klein dan in een groot College. Bij een voltalligen Raad zijn er 27 leden die ieder een verschillende opinie kunnen hebben, en ik geloof dat de leden van den Raad minder goed dan Burg. en Weth. in slaat zijn, minder de gelegenheid hebben om informatiën in te winnen. Ik beschouw de zaak ook volstrekt niet als een quaestie van wantrouwen, maar het is mijne overtuiging dat zulke zaken beter in een klein College kunnen behandeld worden. De heer Fockema Andreae wijst op art. 138 van de Gemeentewet, ik verwijs hem daarentegen naar art. 150. De verpachters blijven geheel vrij in hunne beslissing, zij behoeven zich niet te bepalen tot den hoogsten inschrijver, zij zijn volkomen vrij de paehl te gunnen aan wien zij willen, ook al is dit niet de hoogste inschrijver, het kan zijn dat eene pachtsom voldoende is, al is het ook niet de hoogste welke wordt aangeboden. De heer Zillesen. M. d. V.! Is het niet iets zeer buitengewoons, zich in het geheel niet te houden aan de hoogste inschrijving. De Voorzitter. Volstrekt niet; dat komt meermalen voor bij aan bestedingen. Wjj hebben onlangs nog eene aanbesteding gegund aan een inschrijver die niet de laagste was. De heer Zillesen. Maar bij eene publieke aanbesteding moet toch zoo mogelijk de hoogste inschrijving worden aangenomen. De Voorzitter. Natuurlijk; men wijkt van dien regel dan ook niet af dan om zeer geldige redenen. (De heer Hasselbach verlaat de vergadering.) De heer Verhey van Wijk. M. d. V.! Mag ik nog eene enkele inlichting vragen. De verpachting geschiedt in het openbaar, staat er. Beleekent dit dat op zekeren dag de inschrijvingsbilletlen in bet openbaar worden geopend, zoodat iedereen daarbij tegenwoordig kan zijn. In dit geval begrijp ik niet van het bezwaar van geheimhouding daar straks ter sprake gebracht. De inschrijving toch zal gevolgd worden door eene veiling bij afslag en opbod, ook in hel openbaar. Van geheimhouding is dus in het geheel geen sprake. De Voorzitter. Het blijft niet geheim. Men kent de gewoonte bij dergelijke gevallen: wanneer alles is afgeloopen, hetzij er gegund of niet gegund is, worden alle inschrijvingen openbaar gemaakt, en de inschrijvers kennen elkanders inschrijvingen niet vóór het opbod of den afslag. Wanneer de Raad opbod en afslag voorschrijft, dan worden de inschrijvingen ook bekend. De heer Verhey van Wijk. Dan is het geen openbare verpachting. De briefjes moeten opgelezen worden, en dan hoort men: a schrijft in voor zooveel; b voor zooveel; enz. De Voorzitter. Eene openbare inschrijving is eene inschrijving, waarvoor iedereen kan inschrijven en waarbij alle inschrijvingen op haren tijd worden openbaar gemaakt. De heer Was. Ik heb mijne meening nog niet in den vorm van een amendement uitgedrukt, en ik zou het toch wenschelijk achten dal de Raad er over besliste. Ik blijf er de voorkeur aan geven om alleen in te schrijven en geen opbod en afslag te doen plaats hebben. Wij willen alleen soliede pachters hebben, en nu zullen wij door de aanbesteding of verpachting tweeslachtig te maken, als het ware uit lokken, dat allerlei menschen komen mededingen die bijv. geen vol doende borgen kunnen geven en ons allerlei teleurstellingen kunnen veroorzaken, terwijl serieuse inschrijvers afgeschrikt zonden worden. Ik kan mijn amendement enten op het amendement van den heer Fockema Andreae als sub-amendement, en op het voorstel van Burg. en Weth. En daar ik met den heer Fockema Andreae van oordeel ben, dat het beter is, dat de gunning aan den Raad blijft, zou ik als subamendement willen voorstellen om de verpachting alleen bij in schrijving te doen plaats hebben. Dc heer De Goeje. Ik zou den heer Was in overweging willen geven zijn amendement niet vast te knoopen aan dal van den heer Fockema Andreae. Ik zou nl. vóór dat araendement willen stemmen en de gnnning toch aan Burg. en Weth. willen overlaten. In 't be lang van een zuivere stemming zou ik dus gaarne zien, dat deze twee amendementen gescheiden bleven. De heer Was. Ik zie daar het groote bezwaar niet van in. Dat is alleen een quaestie van vorm. Daarom is 'l misschien beter mijn denkbeeld hel eerst in stemming te brengen. De Voorzitter. Ik heb het meeste sympathie voor het voorstel van den heer Was; wij zullen op die manier de meesle kans hebben uitsluitend serieuse inschrijvingen te krijgen; en staat ons dan geen enkel bod aan, dan behoeven wij niet te gunnen, maar kunnen dan tot een publieke herverpachting onze toevlucht nemen. Ik laat echter gaarne de beslissing aan den Raad over. De heer Was. M. d. V.! Ik wensch mijn voorstel als een afzonderlijk amendement beschouwd te zien. Het amendement van den heer Was genoegzaam ondersteund zijnde, kan een onderwerp van behandeling uitmaken. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den lieer Was wordt in stemming gebracht, en aangenomen met 16 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren: Zillesen, Juta en Schneilher. Daarna wordt het amendement van den heer Fockema Andreae, strekkende om de beslissing omtrent de gunning aan den Raad op te dragen, in stemming gebracht en verworpen met 11 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren: Siegenbeek van Ileukelom, Le Poole, Zaaijer, Du Rieu, Zillesen, Juta, Schneilher, Driessen, Tieleman, De Goeje en Van Reenen. Voor stemden de heeren: Van Lidth de Jeude, Verhey van Wjjk, Was, Zaalberg, Fockema Andreae, De Sturler, Kaiser en Dekhuyzen. Artikelen 20, 21 en 22 worden vervolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Ik zou willen voorstellen om het tarief in een nieuwe, frissche zitting te behandelen. De stemming over het gcheele voorstel moet worden aangehouden tot dat art. 7 zal zijn afgedaan, waarvan de behandeling is uitgesteld tot na de beslissing over het tarief. Dienovereenkomstig wordt besloten, en de Vergadering daarna gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 6