ming alleen in rekening te brengen gedurende den winter, wanneer werkelijk van de verwarming wordt gebrnik gemaakt. Voor verwar ming zou ik dus het omgekeerde wensclien van hetgeen de heer Kaiser verlangde voor de verlichting, de verwarming nl. zou ik bui ten den huurprijs om willen vaststellen De Voorzitter, De kosten van verwarming van het geheele ge bouw kan men tegenwoordig berekenen voor den geheelen dag op ongeveer f 9 de prijs van 10 hectoliter steenkolen met inbegrip van f 1.50 voor bediening. De heer Focrema Andreae. M. d. V.! Nu ik van u verneem dat de verwarmingskosten zoo gering zijn, komt mij deze zaak niet be langrijk genoeg voor om er een voorstel van te maken. De heer De Goeje. M. d. V.! Omtrent de derde alinea van dit art. wenschte ik nog eene vraag te doen. Daar wordt nl. bepaald dat de pachter en zijn personeel geen toegang hebben tot de ver warmingslokalen en luchlkanalen. Tot wie moet zich nu de huurder van een lokaal wenden wanneer hij het te koud of te warm vindt. Gisteren bijv. was het in de Gehoorzaal zoo koud dat wij het er niet konden uithouden, de stoker was aan 't eten en de pachter aan 't wandelen. Wanneer men voor verwarming betaalt, wil men toch ook gaarne warmte hebben. De Voorzitter. Wat het geval van gisteren betreft, zoo heb ik vernomen dat niet bij tijds was aangekondigd dat een der lokalen moest verwarmd worden, terwijl ook niet vergeten moet worden dat er op 't oogenblik geen pachter is. Is die er eenmaal en wordt vooraf behoorlijk kennis gegeven dat een lokaal in gebruik zal wor den genomen, dan twjjfel ik niet of alles zal in orde zijn. De heer De Goeje. Het komt mij voor dat dit punt in geen der artikelen wordt geregeld. Kan de pachter nu naar den stoker toe gaan en zeggen dat er harder moet gestookt worden, of wie is an ders verantwoordelijk voor de verwarming. De Voorzitter. De verwarming geschiedt van gemeentewege door een daarvoor aangesteld persoon, terwijl de pachter zorgen moet dat die persoon in tijds kennis krijgt dat een lokaal gebruikt zal worden. De heer De Goeje. Ik zou wel willen voorstellen om in dit ar tikel te bepalen, dat de pachter ook te zorgen heeft, behalve voor het aansteken der lichten, voor het aansteken der vuren. De heer Zaaijer. M. d. V.! Ik betuig gaarne mijne instemming met het door den heer De Goeje gesprokene; zijne klacht dat het gistermorgen in de Gehoorzaal zeer koad was, is volkomen gegrond; daarentegen was het by de uilvoering des avonds zóó stikkend heet, dat men er velen over hoorde klagen. Het is dus wcnschclyk dat men wat de temperatuur in de Gehoorzaal betreft, niet afhankelijk zij van »le bon plaisir" van een stoker. Wij zouden dan in dat opzicht eer achter- dan vooruitgegaan zijn in vergelijking met den toestand in de vroegere zaal. Een goede regeling van verwarming en ventilatie is dus hier noodzakelijk! De Voorzitter. De verwarming en ventilatie behooren tot de zorg van de gemeente. De heer Zaaijer. Dan moet ik tot mijn spijt zeggen dat de ge meente gisteren slecht voor ons heeft gezorgd 1 De heer De Goeje. Er moet toch een man wezen die de gemeente daar representeert; als de huurder over 't een of ander ontevreden is, dan moet hij toch weten tot wien hjj zich vervoegen kan. Hij kan, als hy 't bijv. warmer wil hebben, naar den pachter gaan; maar deze zou hem dan kunnen antwoorden, dat hy daarmee niets te maken heeft. De Voorzitter. Als de zaak eenmaal goed geregeld is, dan zullen die klachten over de verwarming niet meer voorkomen. De archi tect zal dan iemand aanstellen die verstand heeft van dergelijke ver warmingstoestellen. De heer De Goeje. Maar moet de pachter dan niet de tusschen- persoon wezen? De Voorzitter. Daar heb ik niets tegen. Wy kunnen hem wel de verplichting opdragen, dat hij te zorgen heeft, dat alles naar den zin van den huurder is. De heer Focrema Andreae. Ik meen dat de bedoeling van den heer De Goeje geweest is, om te weten aan wien de beambte van de gemeente ondergeschikt zal wezen. Als de huurder het te koud vindt en hij wil 'l warmer hebben, staat het dan aan hem, dien be ambte orders in dien zin te geven? Is deze ten aanzien van de re geling der temperatuur onmiddellyk aan hem en alleen aan hein on dergeschikt? Ik geloof dat u deze vraag nog niet beantwoord hebt. De Voorzitter. Zeker, hij is ondergeschikt aan den huurder. Maar de heer De Goeje wenscht den pachter als tusschenpersoon te doen optreden, en ik geloof dat dat een goede regeling zou zijn. De heer Du Rieu. Dan zou ik willen voorstellen in artikel 11 deze wijziging aan te brengen: «Hij zorgt, overeenkomstig den wensch van den huurder, enz." De heer De Goeje. Zou 't niet beter wezen, nu Burg. en Weth. de quaestie kennen, de formuleering aan hen over te laten? De Voorzitter. Dergelijke zaken zijn zeer moeielijk te formuleeren. De heer Vehhey van Wijk. M. d V Als nu aan de 3e alinea wordt toegevoegd, dat de verwarmings- en ventilatieinrichtingen van gemeentewege bediend worden, weet men dan lot wien men zich heeft te wenden, en is de huurder van een lokaal dan gemachtigd zich tot den persoon met de verwarming belast te wenden De Voorzitter. Dan kan de pachter op grond van het artikel na tuurlijk zéggen dat dc verwarming hem niet aangaat, hoewel ik het niet waarschijnlijk acht dat hij zoo iets tegen huurders van een lokaal zou zeggen. Ik geloof niet dat de bepaling, zooals zij thans luidt, in de praktijk tot eenige moeielijkheid aanleiding zal geven. De heer Du Rieu. Ik heb voornamelijk bezwaar tegen het niet tijdig verwarmen van een lokaal. Men krjjgt bij zulke gelegenheden altijd te hooren: ik heb het niet vooruit geweten, of de boodschap is verkeerd gedaan ol iets dergelijks. De heer Juta. M. d. V.! Sluit alinea 1 van art. 11 niet in zich dat de pachter voor eene behoorlijke verwarming moet zorgen. Daar staat toch: hij zorgt verder voor de behoorlijke bediening van de huurders der lokalen. Ik zou denken dat verwarming behoort onder de bediening die hij verplicht is te geven. De Voorzitter In den regel verstaat men onder bediening iets anders. Het is evenwel misschien het beste de alinea zoo te redigeeren: hij zorgt voor het tijdig in orde brengen der lokalen, der verwarming, het aansteken der lichten, enz. Daarmede zal, dunkt mij, aan alle moeie- lijkheden wel een eind gemaakt zijn. Wilde men in een contract alles tot in de kleinste bijzonderheden stipuleeren, dan zou men dik werf juist daardoor het beoogde doel voorbijstreven. Art. H wordt in bovengemelden zin gewijzigd, zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 12 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. Beraadslaging over art. 13. De heer Focrema Andreae. Onder «rechthebbenden" wordt zeker verstaan de huurders van de lokalen? Het is eene eenigszins vage uitdrukking. De Voorzitter. Ik zou denken dat met «rechthebbenden" bedoeld zijn zij die van gemeentewege recht hebben op een lokaal, de huur ders dus. Art. 13 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 14. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik zou dit artikel in dien zin wensclien te wijzigen, dat de verpachting geschiedt voor den tijd van 5 jaren in plaats van 9 jaren, en dc pacht willen doen ingaan met I Februari lb92 wanneer dit mogelijk is. De Voorzitter. De datum van ingang van de pacht zou ik liever thans nog onbepaald laten. En wat den langeren of korteren termijn van verpachting betreft, dat is een punt waaromtrent weinig nieuws meer valt te zeggen De kortere termijn heeft voor, dat men spoediger van een pachter af is wanneer hij niet bevalt, de langere dat hij voordeeliger voorwaarden kan aanbieden. Het scheelt voor een pachter toch veel of hij zijn inventaris moet aanschaffen voor een lijd van vijf dan wel van tien jaren. De heer Was. Maar de pachter loopt bij een langeren termijn ook meer risico. De uitkomsten zijn toch altijd eenigszins onzeker. De pachter kan voor een termijn van 5 jaren zeker ook gemakkelijker borgen vinden dan voor een termijn van 9 jaren, omdat de borgen er natuurlijk ook aan hechten dat hun risico niet te lang duurt. De Voorzitter. Ik geloof van niet. Ik denk, dat hij op een langer termijn gesteld zal zijn. De heer Was. Ja, wanneer 't hem goed gaat. Ik zeg dit om de gegadigden niet af te schrikken, wanneer de Raad den termijn mocht bekorten. De Voorzitter. Ik deel het gevoelen van den heer Was niet om trent die groote onzekerheid. Het geldt het opvatten van een oude zaak, die goed ging, terwijl de pachter nu kans heeft om meer winst te maken dan vroeger. Er zyn echter natuurlijk argumenten voor beide zienswijzen te vinden, maar zeker is 't toch, dat een lange ter mijn voor de gemeente meer kans op voordeel geeft, dan een korte aangezien de pachtsom dan hooger zal zijn. Als het amendement van den heer Zillesen ondersteund wordt, dan doen wij misschien 't beste er niet veel meer over te spreken, maar het in stemming te brengen; nieuwe argumenten zullen wij wel niet meer hooren. De beraadslagingen worden alsnu gesloten. Het amendement van den heer Zillesen wordt daarna in stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren Le Poole, Juta, Schneither, Tieleman, Kaiser en Van Reenen. Art. 15 en 16 worden vervolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 17. De heer Was. Ik zou willen voorstellen die boete hooger te be palen en wel de boete te brengen op ten hoogste f 100. Burg. en Weth. hebben dan de ruimte om naar de verschillende gevallen het bedrag van de boete te bepalen. De Voorzitter, 't Zou dan mogelijk zijn, dat de pachters vreezen, dat wij licht geneigd zouden zijn de hoogste of althans een zeer hooge boete op te leggen. Dat zou hen kunnen afschrikken. De heer Was. Ik ben nooit bevreesd om hooge boeten te stipu leeren. De pachter heeft het in zijn hand om de boete te voorkomen, door de bepalingen van zijn contract behoorlijk na te leven. De Voorzitter. Een gegadigde zou nu in het publiek kunnen zeggen: «Men kan mij en u voor f 100 beboeten", alleen om andere gegadigden af le schrikken. Met deze som zal men de gegadigden bang kunnen maken. De pachter zal zich wel niet bevreesd behoeven te maken, maar men zal dit bedrag kunnen gebruiken, om andere belanghebbenden af te schrikken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 4