118 I De heer Zillesf.n. Ik zal geen voorstel daaromtrent doen, doch ik vond het alleen wat apodictisch neergeschreven, dat de pachter of zijn personeel tot de verwarrningslokalen geen toegang hebben. Art. 3 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Bij art. 4 wordt door den heer Was voorgesteld, om daaraan toe te voegen: »üe pachter is verplicht de schade aan het ameublement toegebracht aan de gemeente te vergoeden, behoudens zijn recht op hen die de schade heeft veroorzaakt." De heer Zillesen. M. d. V.! Het komt mij voor dat die toevoe ging niet van hardheid is vrij té pleiten. Stelt dat in een lokaal een opstootje, wanordelijkbeden of iets van dien aard plaats heeft, waardoor meubilair wordt gebroken of beschadigd, dan moet de pachter beginnen met de schade te betalen, behoudens zijn recht van verhaal op de daders. Maar die liggen in dergelijke gevallen meest op het kerkhof en de pachter is derhalve dupe van de geschiedenis. De Voorzitter. Ik zou het nog veel harder vinden als in dergelijke gevallen de gemeente de schade moest betalen, want die heeft in het ge heel geen toezicht. De pachter is daarmede belast; de bepaling is dus een prikkel voor hem om goed toe te zien op de huurders De pachter heeft bovendien de hulp zijner bedienden en kan de politie te zijner beschikking krijgen, terwijl de gemeente niets kan doen wanneer de orde in een der lokalen wordt verstoord. Als algemeen beginsel zou ik er voor zijn te bepalen, dat de pachter verplicht is alle schade te vergoeden. Mocht zich het hier toch ongewone verschijnsel voordoen dat buiten zijn schuld en zonder dat de pachter er iets aan doen kan, de boel wordt stuk geslagen, dan kan de Raad altijd tusschenbeide komen en redenen van billijk heid doen gelden. Ik geloof ook niet, dat de kans op 't voorkomen van een geval, dat de heer Zillescn op 't oog heeft, zoo bijzonder groot is. Aan personen die een bewijs gegeven hebben van onrust te stoken, of die ter zake van opruiing een vonnis ten hunnen laste hebben, verhuren wij de zaal niet. Wanneer vroeger een enkele maal derge lijke lieden de zaal kwamen vragen, dan werd zij hun geweigerd, want juist dezulken geven gegrond vermoeden, dat hun doel is onrust te stoken. Het is misschien wel eenigszins in strijd met het beginsel, dat een vonnis dient ter verbetering en niet ter bestraffing der individuen, maar ik waagde het er niet op en gaf de zaal niet. De heer Was. Mag ik er nog op wijzen, M. d. V.! dat wat hier staat eene afwijking van het gewone recht is, en dat wat ik voorstel geheel met dat recht in overeenstemming is. Wy verhuren de zaal en het aan de gemeente toebehoorendc meubilair in goeden staat, en de pachter moet het gehuurde weer aan ons in goeden staat op leveren; het risico moet hij lijden. De heer Zillesen. Ik zou dat met den heer Was eens zyn indien de pachter de zaal verhuurde, maar dat geschiedt vanwege de ge meente. Hij zou dus aansprakeljjk moeten zijn voor personen, die niet door hem zelf, maar door de gemeente worden toegelaten, en dat vind ik wel wat hard. U zegt, dat u aan onruststokers of personen, die een vonnis we gens opruiing ten hunnen laste hebben, de zaal niet afstaat. Wij hebben thans het voorrecht dat u aan 't hoofd der gemeente staat, maar er kan toch een tijd komen, dat een van uwe opvolgers er an ders over denkt. En dan zijn wij niet gedekt. De heer Van Reenen. Stel dat er een partij is en dat de pachter er geen toegang heeft, en dat de boel dan beschadigd wordt (bijv. bij bruiloftspartijen) voor wiens rekening komt de geleden schade dan De Voorzitter. Dit ware zeer zeker voor den pachter het meest wenschelijke geval, want dan wist hy onmiddellijk op wien hij de schade verhalen kon. Maar dit geval is ook opgenomen in het amendement van den heer Was. Dit amendement zal dus in plaats van artikel 4 komen. De heer Was. Neen, M. d, V.l Ik wenschte het er als 2de alinea aan toe te voegen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De beraadslagingen worden gesloten het art. wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 6 en 7 worden vervolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming onveranderd goedgekeurd. Beraadslaging over art. 7. De heer Fockema Andreae. Ik lees hier, dat de pachter »boven en behalve hetgeen bij de vastgestelde tarieven voor bediening en ververschingen is toegelegd, niets anders in rekening zal mogen brengen enz." Wanneer wij nu bij het artikel over het tarief komen te spreken over de vergoeding voor diensten, zou ik willen voorstellen om die «vergoeding voor diensten" te schrappen, en alsdan zou uit dit artikel ook bet woord «diensten" moeten vervallen. Wilt u, dat ik de bespreking van deze quaestie uitstel of dat wij ze hierbij behandelen? In het eerste geval zou ik gaarne dit artikel zien aangehouden tot by het tarief. De heer Was. De bepaling in art. 7 voorkomende omtrent de be diening, welke volgens het tarief berekend wordt, zou ik willen laten vervallen. Wanneer de pachter iets wil verdienen, moet bij de personen aan wie de lokalen verhuurd worden in de gelegenheid stellen iets te krijgen. Daarvoor dient hij dan personeel te hebben, dat is in zijn eigen belang en ik zou hem daarvoor geene afzonder lijke belooning willen geven. De Voorzitter. Ik zou er de voorkeur aan geven art. 7 aan te houden. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Wanneer art. 7 later in behandeling komt zou ik wel eene enkele inlichting willen vragen over de beteekenis van de 2e alinea: «Voor het geven van partijen of diners, kan hij, met inachtneming van de bepalingen van hel tarief, met de belanghebbenden de noodige schikkingen maken, mits daardoor geen hinder of bemocielijking worde toegebracht aan de gebruikers van andere lokalen." Het is mij niet recht duidelijk welke schikkingen hier worden bedoeld. Art. 8 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. Beraadslaging over art. 9. De heer Was. M. d V In dit art. zouden kunnen vervallen de woorden: «met het schoonmaken vanwege de gemeente zal van dit water kosteloos kunnen gebruik gemaakt worden" en wel tengevolge van hel op art. 1 letter c. aangenomen amendement. De Voorzitter. O heb gelijk, die zinsnede zal moeten vervallen. De heer Verhey van Wijk. In de 2e alinea van art. 9 wordt be paald dat de pachter al het in het gebouw verbruikte gas betaalt. Zijn nu voor den foyer en de koffiekamers speciaal ten dienste van den pachter aparte meters aangebracht, zoodat deze lokalen buiten het tarief kunnen blijven Anders zou het mogelijk kunnen zijn dat de pachter betalende volgens de aanwijzingen van den meter en de huurders der lokalen volgens het tarief, deze laatsten met elkander al het gas in het gebouw verbruikt betaalden, zoodat de pachter gratis verlichting zou hebben. Hij kan zonder aan de sunburners te kunnen komen, wel zooveel op de overige gaslichten knijpen, dat al het gas door de gebruikers der lokalen wordt betaald. De Voorzitter. Het licht op de gangen enz alles wat betrekking heeft op de verhuring van een lokaal moet betaald worden door den huurder. Voor de verlichting in het buffet, de koffiekamer enz., speciaal ten dienste van den pachter, zijn aparte meters aangebracht. De heer Zaalberg. Als nu meer dan een lokaal op een avond ge bruikt wordt, hoe kan dan voor de verschillende huurders het ver bruikte gas worden berekend? Heeft ieder lokaal een eigen gas meter? De Voorzitter. Dat kan alles volgens het tarief afzonderlijk wor den berekend. De heer Kaiser. Wanneer het tarief aan de orde is wensch ik voor te stellen de verlichting evenals de verwarming in het tarief op te nemen en alzoo onder de huur der lokalen te begrijpen. Het berekenen van de som verschuldigd voor de verlichting zal veel last opleveren. In het geheele gebouw heeft men twee gasometers die aangeven de hoeveelheid gas in het gebouw gebruikt, terwijl er zes lokalen bestaan, die op één avond aan verschillende personen kunnen worden verhuurd. Voor elk dier zes huurders zal dus moeten wor den berekend wat zij voor gebruikt gas te betalen hebben. Daar er slechts in het geheele gebouw twee gasometers zijn, volgt daaruit dat men er eenvoudig maar een slag naar zal moeten slaan, om te weten te komen, hoeveel elk huurder moet betalen. De zaak wordt veel eenvoudiger wanneer de verlichting eenvoudig onder den huur prijs is begrepen. De Voorzitter. U vergist u. Er zijn veel meer meters in het gebouw dan twee. U heeft blijkbaar den inspecteur van de Gasfa briek verkeerd begrepen. Er zijn twee groote meters beneden in het gebouw, en die doen denzelfden dienst als die, welke bij parti culieren in huis zijn; maar voor alles wat men afzonderlijk wenscht te welen, heeft men ook afzonderlijke meters. De groote meiers zijn voor het totale gasverbruik; maar wanneer bijv. de groote en de kleine zaal op één avond verhuurd worden, dan kan men op de kleine meters nagaan hoeveel men voor ieder afzonderlijk in rekening moet brengen, en als men dat berekent, dan weet men ook hoeveel de pachter te betalen heeft, door die bedragen van het totale gasver bruik af te trekken. De heer Kaiser. Juist diezelfde quaestie heb ik met den Inspecteur behandeld, en ik heb hem gevraagd hoe men in een dergelijk geval moest handelen Toen beeft hij mij gewezen op de groote moeilijk heid om tot een billijke berekening te komen. En daarom komt mijn voorstel mij wenschelijk voor. De Voorzitter. Ik zou de aanneming zeer sterk moeten ontraden, want de duur van het gebruik komt dan ook in rekening. De weg dien wy willen inslaan is veel zuiverder. Proefondervindelijk hebben wij eerst nagegaan hoeveel men per lokaal en per uur verbrandt, en de berekening is dan heel gemakkelijk en heel zuiver. Heeft men met twee personen te doen, dan weet men ook hoeveel ieder be talen moet; men heeft slechts te vermenigvuldigen met het aantal uren, dat men een der zalen gebruikt heeft De heer Kaiser. Maar dat kan men met de verwarming ook doen. De Voorzitter. Dat is niet hetzelfde geval. Bij de verwarming komt een tijd dat men niet meer behoeft op te stoken en het gas moet tot het laatste oogenblik blijven branden; wanneer het water in de buizen eenmaal goed warm is, dan is die warmte nog een heelen tijd voldoende zonder dat men opstookt. En dat is toch met het licht niet het geval. De heer Kaiser. Dat komt op hetzelfde neer. Als men behoorlijk ventileert en de warmte, die de personen aanbrengen, buiten rekening laat, dan kan rnen de berekening met behulp van een thermometer binnen en een buiten het gebouw heel goed opmaken. De Voorzitter. De wijze van verbruik verschilt. Ik geloof niet dat 't raadzaam is, en dat het zeer ten nadeele van de gemeente zou zijn. En als men zeker wil zijn, dat men geen schade lijdt, zou men de tarieven zeer hoog moeten maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 2