117 Kitting van Donderdag 24L December 1§91, geopend 's namiddags te twee uren Voorzitter: de heer L. M. DE LAAT DE KAÏNTER. Te behandelen onderwerp: Voorstel betrekkelijk de verpachting van het buffet in de Gehoorzaal en de vaststelling van het tarief voor de verhuring. (220) Tegenwoordig waren 20 leden, alsdeheeren: De Sturler, Tieleinan, Kaiser, Le Poole, Van Rcenen, Du Rieu, Juta, Ziliesen, Verhey van Wijk, Van Lidlh de Jeude. Fockema Andreae, Siegenheek van Heukelom, Dekhuyzen, Zaalberg, De Goeje, Was, Driessen, Sehneither, Zaaijer, en Hasselbach, alsmede de Burgemeester, Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren; Koetser, Drucker, Van Hamel, Van Hoeken en Versier van Wulverhorst, de drie eersl- genoemden wegens ongesteldheid. De Voorzitter. Mijne heeren! Ofschoon het onderwerp, waarover ik even het woord wensch te voeren, niet op de agenda voorkomt geloof ik toch geheel in den geest van de leden van den Raad te handelen, wanneer ik onzen geaehten Secretaris na zijn langdurige alwezigheid opnieuw welkom heet in onze Vergadering, leder van ons, ik ben daarvan overtuigd, zal er zich over verheugen hein weder in ons midden te zien, hem van harte geluk wenschen met zijn herstel en er gaarne den wensch bijvoegen, dat een dergelijk ongeluk hem niet meer overkome. (Applaus.) De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 17 December worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1°. Dispositie van de Gedep. Staten van Zuid-Holland, dd. 15/19 December jl., B., n®. 3877, (3e afd.) G. S., 59/3, ten geleide van de goedgekeurde Raadsbesluiten van 3 December jl., tot verhooging der Gemeentebegrooiing, dienst 1891, in ontvangst en uitgaaf met 652 voor de meerdere oprichtingskosten van het IJklokaal en met f 5337, voor de dekking van tekorten op verschillende posten. 2°. Idem als voren, dd. 15/19 December jl, B, n°. ■'<877, (3e afd.) G. S, n°. 59/1, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit tot voldoening van bovengemeld bedrag van 652 uil den post voor Onvooi'ziene Uilgaven, voor de meerdere kosten van de oprichting van hel IJklokaal. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van ür W. P. Weebers en andere bewoners van huizen aan de Breestraat, uitkomende aan de Langebrug, en van de Pielers- kerkgracht, houdende verzoek om afwijzend te beschikken op de aanvrage van A. Kaptein den Boumeester, om den eigendom van een gedeelte gemeentegrond van de Langebrug hoek Pielerskerkgrachl. 2°. Verzoek van de dames G. W. en 11. A. C. Zaalberg, om vergunning ot het doen maken van eene beklecding tegen den voorgevel van het perceel Breestraat 127, waartoe eene oppervlakte van circa een vierk. meter van de stoep zoude worden ingenomen. 3°. Idem van P. De Kan te Noordwjjkerhout, om den eigendom van een gedeelte grond van den llaarleinmerlrekweg, bekend onder Sectie B, n°. 790. 4°. Adres van Dr. C. Leemans en andere bewoners van de Boom- markt, houdende verzoek om afwijzend te beschikken op de aanvrage van de heeren Mr. W. Van der Vlugl en Mr. li. B. Greven, om den eigendom van grond van de Boommarki voor de oprichting van een gebouw voor den werkmansstand. Worden gesteld in handen van Burg. en Welh. Nog wordt medegedeeld: 1®. Dat aan verschillende instellingen van Weldadigheid een bezoek is gebracht waarbij de verschillende administration in orde zijn be vonden 2°. Dat aan den met ingang van 1 Januari 1892 eervol ontslagen brugwachter H. Kicnjel, krachtens art. 2, punt III der pensioenver ordening (Gein bl. n®. 5 van 1884), een pensioen is verleend van/310 per jaar, berekend naar eene jaarwedde van 465. 3®. Dat de Commissarissen der Bank van Leening hebben benoemd tot boekhouder S. A. Schoevers, tot hoofdbeambte 1. G. Den Tonkelaar. en tot assistent J. De La Bije HWz, ingaande 2 Januari 1892, een en ander een gevolg van het overlijden van den boekhouder II. W. De La Bije. Worden voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: Voorstel betrekkelijk de verpachting van het buffet in de Gahoor- zaal en de vaststelling van het tarief voor de verhuring. (Zie Ing. St. n®. 220.) De Voorzitter. Wij zijn genaderd tot art. 2 letter e. De heer Zaalberg M d. V.Er wordt hier gesproken van ver goeding van schade door den pachter toegebracht aan lokalen, por talen, gangen, trappen, enz. Zou het niet goed zijn daarbij ook op te nemen het meubilair wanneer dit door gebrek aan voorzorg, door onachtzaamheid of na latigheid van den pachter beschadigd wordt? De Voorzitter. Ik geloof niet dat tegen die bijvoeging groot be zwaar bestaat, maar dan zou ik toch eene reserve willen maken, nl. voor het geval dat de pachter kan aantoonen dal de beschadiging een gevolg is van moedwil of onachtzaamheid van den huurder. Ik zou dus uw voorstel wel willen overnemen, mits de bepaling zoo werd gemaakt, dat de pachter aansprakelijk is voor de bescha diging van hel meubilair, tenzij hij kan bewijzen dat die b esehadiging niet door zijne schuld heeft plaats gehad. Zooals het artikel nu is geredigeerd moeten wij bewijzen dal de pachter schuld heeft aan de beschadiging, terwjjl ik de redactie zoo gewijzigd zou willen zien, dat de pachter steeds aansprakelijk is voor alle schaden, tenzij hij kan bewijzen dat de schuld by den huurder ligt. Dan rust de be wijslast op hein. Zooals de bepaling nu is geredigeerd zullen er, dit geef ik toe, dikwijls moeielijkheden voor ons uit kunnen ont staan. In art. 4 wordt wel van meubilair gesproken, doch daar geldt bet meer de kennisgeving wanneer er iets beschadigd is. Art. 2 letter e zou dus zeer goed in den geest zooals ik aangaf kunnen worden gewijzigd, en art. 4 toch behouden kunnen blijven. De heer Du Rieu. M. d. V.! Maar hoe zal het dan gaan wanneer iemand uit het publiek iets beschadigd heeft en de pachter den per soon kan aanwijzen. Moet dit geval ook niet vermeld worden. De Voorzitter. Dan moet degeen, die de schade veroorzaakt heeft daarvoor door den pachter aangesproken worden. De heer Du Rieu. Zou 't niet gemakkelijker zijn dat de pachter, die toch met alle huurders in relatie komt, voor alles aansprakelijk is; hij moet de schade dan maar op die huurders verhalen. De Voorzitter. Dat is volkomen juist voor zoover het troepen be treft, welke hij op eigen risico laat komen en spelen; maar met be sloten gezelschappen komt hij niet in relatie. De heer Fockema Andreae. Ik kan mij ook wel vereenigen met het denkbeeld van den heer Zaalberg. Maar is 't niet eenigermate gevaarlijk om hier, met betrekking tot het ameublement, te bepalen: »tenzij de pachter kan aantoonen, dat de sehuld bij de huurders berust?" Als wij deze bepaling bij dit artikel voegen dan verzwakken wjj de andere alinea. Ik zou 't daarom voorzichtiger achten geen andere formuleering te kiezen voor zoover hel ameublement aangaat. Ik weet niet of ik mij duidelijk heb uitgedrukt, maar ik meen, dat als wij er deze tweede alinea bij zetten, in een voorkomend geval de advocaat van den pachter er eene voor ons nadeelige conclusie uit zou kunnen afleiden, uit de verschillende formulieren van de aansprakelijkheid voor schade aan het gebouw en aan het ameu blement. De Voorzitter, 't Komt mij nu ook voor, dat 't wel eenigszins onvolledig is. Wij zouden, meen ik, aan de woorden: »trappcn enz." toe kunnen voegen: «trappen, ameublement, enz." De heer Was. Zou de bepaling omtrent de vergoeding van schade toegebracht aan hel meubilair niet beter in art. 4 kunnen worden opgenomen? De pachter zal m. i. voor elk gevaf aansprakalijk gesteld moeten worden? Hij kan de schade dan op de huurders verhalen. Hel is voor de gemeente bijna niet mogcljjk om na te gaan wie de schade heeft toegebracht; de pachter kan dat echter wel, want hij kan zelf en door zijn personeel toezicht laten houden. Volgens de bepalingen van het burgerlijk recht heeft hij het in zijn hand om de geleden schade op de huurders of de bezoekers te verhalen. Ik zou dus wel een amendement in dien geest willen voorstellen. Men zou het artikel dan tevens ook anders moeten redigceren. De Voorzitter. Dan zou ik er voor wezen, om het te behandelen als wij aan art. 4 zijn, en de redactie dan aan ons over te laten. De heer Was. M. d. V.! Zou ik nog even mogen terugkomen op art. 2 letter d. Ik meen dat ik in de vorige Vergadering heb voor gesteld ook het boenen van den parketvloer in den foyer van wege de gemeente, doch voor rekening van den pachter te doen plaats, hebben, maar noch in de Notulen noch in bet aan mij toegezonden Verslag heb ik daaromtrent iets gevonden. Het heeft in mijne be doeling gelegen dit boenen ook te doen plaats hebben voor rekening van den pachter en ik meen, dat daartoe door den Raad besloten is. De Voorzitter, Heeft iemand er ook bezwaar tegen om bij art. 2 letter d te voegen: «voor rekening van den pachter?" Niemand daartegen bezwaar hebbende, wordt letter d in dien geest gewijzigd. Letter f wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Op art. 3 is een amendement voorgesteld door den lieer Zaaijer om achter «gasinrichting" in te voegen: «de water leiding." Bij het Dag. Bestuur bestaat geen bezwaar om dit amendement over te nemen De heer Zillesen. M. d. V.! Ik wensch alleen te vragen of dit art. 3 niet eenigszins in contradictie is met de bepaling van art- II. Art. 3 luidt: «Wanneer aan het gebouw, hetzij van binnen, hetzij van builen, eenige schade mocht worden toegebracht, alsook wanneer —«inrichting, de verwarmingstoestellen of het ameublement her- iderzoek vorderen, geeft dp pachter daarvan onmiddellijk uennis aan den Gemeente-Architect", terwijl art. II, alinea o «De pachter en zijn personeel hebben geen toegang tol de verwarmingslokalen en luchlkanalen; zij moeten de verwarmings- en ventilatie-inrichtingen onaangeroerd laten". Nu zou ik meenen dat het den pachter zeer moeielijk zal vallen te conslateeren dal er aan de verwarmingstoestellen iets mankeert, wanneer hij ér volstrekt niet mag bijkomen. De Voorzitter. Ik geloof niet dat dit bezwaar zoo groot is, de verwarmingstoestellen loopen toch door het geheele gebouw.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 1