108
wordt teweeggebracht in de administratie. Het overschrijven op
Volgn. 41 is niets dan eene formaliteit, eene voorloopige regeling,
terwijl later de definitieve regeling aan de goedkeuring van den
Raad zal worden onderworpen.
Ik kan derhalve niets anders aanraden, dan het voorstel van den
heer Drucker niet aan te nemen.
De Voorzitter. De heer Drucker heeft de voorzichtigheid gehad
van te zeggen, dat hij niet durft garandeeren dat die posten dat be
drag zouden opbrengen. Maar ik durf nog wel verder te gaan, en te
zeggen dat ik zeker weet dat zij die som niet zullen opbrengen
Bij de behandeling van de Begrooting heb ik al medegedeeld
waarom de duinwaterleiding dit jaar hoogstwaarschijnlijk niet meer
zal opbrengen dan de raming en ook dat voor de Gasfabriek hel
maximum aan opbrengst voor dit jaar is geraamd. En nu heeft de
heer Drucker ons ook niet uitgelegd op welke gronden hij meent,
dat het vergunningsrecht 1000 meer zou kunnen opbrengen! Er
blijft dus voor 't oogenblik alleen als zeker over een bedrag van
264, hetwelk op den post voor Onvoorziene Uitgaven nog niet is
aangesproken.
Het zal wel aan mij liggen, maar ik begrjjp niet het (hoe zal ik 't
noemen aandringen om een post aan te wijzen, waaruit de uilgaaf
betaald zal worden. Het is verwonderlijk hoe het eene oogenblik
de heeren op zuinigheid gesteld zijn en even daarna zeggen: »Geefl
maar uit!"
Ik wensch nog even terug te komen op de hoofdzaak. Men ver
langt dat wij eerst een uitgaaf zullen doen (wanneer die noodig is),
en dan onmiddellijk een post aanwijzen, waaruit ze betaald zal wor
den. Maar dat is onmogelijk! »A l'impossible nul n'est tenu''. Het
gaat niet aan zoo maar een boom uit het bosch aan te wijzen en te
zeggen, dat wij 't daaraan zullen ophangen.
Dat Volgn. 41 heeft by ons zelfs een bepaalden naam, dien ik maar
niet noemen zal. Wjj brengen de uitgaaf voorloopig op dien post,
om haar naderhand te verrekenen met de posten waarop een over
schot is; dit geschiedt om aan de voorschriften der comptabiliteit te
voldoen, die vorderen dat tegenover elke uitgaaf een post van
ontvangst wordt geboekt.
De opmerking van den heer Juta is volkomen juist; men zou ver
warring in de fiegrooting brengen; het gaat niet aan nu eens op
dezen, en dan weer op. een anderert post over te schrijven.
De heer Drucker. M. d. V.! Slechts twee woorden, want de zaak
is uitvoerig genoeg toegedicht.
Men heeft mij de bewering toegelicht dat ik zou gezegd hebben:
•Geef maar uit en stel er geen ontvangsten tegenover."
Neen, M. d. V.!, dat heb ik niet gezegd, maar daar komen wij toe.
Als men zegt: wij weten niet of deze of gene post genoeg voor
een zekere uitgaaf zal opbrengen, en daarom zullen wjj 't maar zoo
lang op een zekeren post zetten, want dan is 't onder dak gebracht,
dan heeft men feitelijk geen ontvangst tegenover die uitgaaf gesteld.
Ook ik kan niet den gewenschten post aanwijzen, maar ik heb in
elk geval eenige posten aangenomen, waarvan het waarschijnlijk of
niet onwaarschijnlijk is, dat ze een hooger bedrag zullen opbrengen.
Als ik mjj niet vergis, dan heeft de duinwaterleiding in 1890 meer
opgebracht dan men voor 1891 heeft geraamd, en als men nu dezelfde
omstandigheden voor 1891 verwacht, dan mag men aannemen dat
wjj uit deze bron van iDkomst in dit jaar meer dan de raming
zuilen ontvangen. Voor het vergunningsrecht is dat ook waarschijnlijk.
En om die reden bljjf ik mjjn voorstel handhaven.
De Voorzitter. Ik heb u die leer niet toegedicht, maar u heeft
gezegd, dat het op hetzelfde neerkomt.
De heer Drucker vindt verkeerd, dat wij die uitgaven samenvoegen
op één post, waarvan wij durven zeggen, dat hy dat bedrag niet zal
opbrengen, en stelt ons tegelijkertijd voor diezelfde fout driemaal te
begaan.
Van den post Duinwaterleiding heb ik reeds vry pertinent ver
klaard, dat die niet meer zal opbrengen. Tot nogtoe hebben wij
ons bepaald tol het afschrijven van de uitgaven die voor nieuwe
werken zijn geschied. Langzamerhand verminderen deze en nu
moeten wij dus beginnen, met ook af te schrijven op het oorspron
kelijk kapitaal van oprichting. Het gevolg daarvan zal zijn dat
waarschijnlijk vooreerst op eene verhooging van het dividend niet
moet worden gerekend.
Evenmin als ik de verzekering kan geven dal Volgn. 41 inderdaad
meer zal opbrengen dan de raming, evenmin kan ik dit doen ten
opzichte van Volgn. 48. Ik geloof dat wij zoover mogelijk zijn ge
gaan om de raming van de opbrengst der gasfabriek op 50000 te
brengen; wij hebben om eene Fransche uitdrukking te bezigen:
tiré ie diable par la queue, en ik ben er nog niet volkomen gerust
op dat die raming zelfs zal worden bereikt. Het vergunningsrecht zal
zeker niet zooveel meer opbrengen dan de raming. Schrijft men nu op
Volgn. 41 over, dan kan men naderhand altyd nog zien, of de uit
gaven door meerdere ontvangst op andere artikelen zullen worden
goedgemaakt. Dat is eene veel minder omslachtige wjjze van werken
dan die door den heer Drucker voorgesteld.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik hd> met zeer veel be
langstelling gehoord wat door u is medegedcem, en daaruit alleen
den indruk ontvangen dat de uitgaven die wij zullen voteeren niet
kunnen gedekt worden uit de ontvangsten. Het komt mij voor dat
wij daarmede desbewust gaan of voortgaan op een nieuwen weg.
Tot nogtoe mochten wjj volgens uwe leer, M. d. V., buitengewone
uitgaven schuiven op de schouders van de belastingschuldigen van
volgende jaren, doch de consequentie van hetgeen u nu hebt mede
gedeeld is deze, dat wjj in het vervolg ook de gewone uitgaven
mogen schuiven op de schouders van de belastingschuldigen van 2
jaar later, want op de begr.ooting van over 2 jaar, zal het tekort
verschijnen, dat wij dit jaar desbewust bezig zjjn te maken. Dit
komt mij inderdaad zeer bedenkelijk voor.
De Voorzitter. Ik zou haast zeggen dat ik in eene vreemde taal
heb gesproken, want van hetgeen de heer Fockema Andreae mij in
den mond legt heb ik niets gezegd. Ik heb alleen gezegd, dat ik
op dit oogenblik den post niet zou kunnen aanwijzen waaruit de
uitgaaf kon worden gekweten; dat weten wij eerst bjj het opmaken
der rekening. Doch om nu te voldoen aan het comptabiliteitsvoor-
schrift brengen wij gemakshalve de uilgaaf over op één post. Mocht
de gasfabriek bijv. 10000 boven de raming opbrengen, dan zou het
geheele tekort dat wij op Volgn. 41 hebben te wachten, daardoor
ruimschoots worden gecompenseerd.
Wij stellen voor om één post met de overschrijvingen te bezwaren,
de heer Drucker drie posten, ik laat aan den Raad over te beslissen
welke weg de eenvoudigste is.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Wanneertik mjj niet bedrieg
strijdt hetgeen u daar opmerkt wel eenigszins met hetgeen u straks
hebt gezegd. U zeidel: ik ben geheel overtuigd dat Volgn. 41 niet
meer zal opbrengen dan de raming, maar ik ben er volkomen zeker
van, dat de posten door den heer Drucker voorgesteld dit evenmin
zullen doen. Dit staat dus in elk geval vast, dat u niet de minste
zekerheid hebt gegeven, dat er posten zjjn die meer zullen opbrengen
en toch gaan wjj desbewust uitgaven voteeren, welke derhalve na
tuurlijk zullen moeten worden gedekt door de belastingschuldigen
van over 2 jaren.
De Voorzitter. Dat is niet zoo. Ik weet wel, dat die posten van
den heer Drucker dat bedrag niet zullen opbrengen, maar ik weet dat
niet van alle posten van de Begrooting; het kan zijn, dat er wel 20
posten zijn, die te zamen de vermeerdering van post 41 zullen dekken, en
waaruit die verhooging betaald kan worden; maar dat is nu nog
niet te zeggen. Wij welen het nog niet; u weet het niet; de heer
Drucker weet het niet; niemand weet het nog. Wjj weten het dan
eerst wanneer de heer Eokxhoorn of de Gemeente-Ontvanger ons de
gemeente-rekening brengt, en dan eerst kunnen wij zien wat er op
iederen post is overgebleven of te kort komt. Eerst dan blijkt het
resultaat van de raming van iederen post der begrooting zuiver.
Volgens uw systeem kan men over de verschillende posten geen
juist oordeel vellen. Volgens het onze blijft dit over alle posten
zuiver. Volgn. 41 is van alle begrootingsartikelen het meest onzekere
en wijst zich als 't ware door zijne benaming als van zelf voor die
overschrijving aan, tenzij, zooals ik straks opmerkte, een of andere
post door onvoorziene omstandigheden zekerheid gaf van eene veel
hoogere opbrengst dan de oorspronkelijke raming.
De heer Drucker. Ik zal in de quaestie zelve niet meer treden,
M. d. V., maar wensch alleen de volgende inlichting te vragen.
Door u wordt de verhooging van Volgn. 41 eenvoudig voorgesteld
als een maatregel van comptabiliteit. Maar is dergelijke handelwijze
meer gevolgd? Ik heb de laatste vjjf jaren nagegaan, en heb er niets
van gevonden.
Geldt het dus iets nieuws, of gaan wjj een stap zetten op een
weg die meer betreden is?
De Voorzitter. Het is volstrekt niet iets nieuw; het is al meer
voorgekomen, dat wij Volgn. 41 hebben aangewezen voor dekking
van eene uitgaaf, wanneer een zekere post overschreden zou worden.
Onze manier van handelen is veel gemakkelijker en eenvoudiger,
dan wanneer wjj den weg van de Commissie van Financiën op
gingen.
De heer Drucker. Ik mag dus constateeren, dat deze zelfde post
41 reeds vroeger op geljjke wijze verhoogd is?
De Voorzitter. Vóór ik er een eed op zou afleggen, zou ik'teerst
nog wel eens willen nakijken, maar ik zou mij zeer erg vergissen als
't anders was.
De heer Was. M. d. V.! Ik wensch even terug te komen op het
geen door den Fockema Andreae gezegd is; het komt mij voor, dat
in zijne redeneering deze fout schuilt, dat hij geen onderscheid maakt
tusschen uitgaven die uitgesteld kunnen worden en die, welke 't niet
kunnen, tusschen wenschelijke en dringend noodzakelijke uilgaven.
Wanneer de begrootingsposten niet ruim geraamd zijn, zoodat er
weinig kans bestaat, dal er op de posten een overschot zal zijn, en
als ook het artikel Onvoorziene Uitgaven niet te hoog is gesteld,
zooals dit met de loopende begrooting het geval is, dan zal men
met het voteeren van uitgaven, waarop bjj de begrooting niet ge
rekend is, zeer voorzichtig moeten zjjn om te voorkomen dat de Be
grooting overschreden worde.
Nu stel ik mjj voor, dat aan de Vergadering in den loop van het
jaar eene uitgave wordt voorgesteld, b. v. de aanschaffing van een
ameublement een uitgave, die hoezeer wenschelijk best een uitstel
kan lijden dan is het de plicht van den Raad om na te gaan of
er een post te vinden is, waaruit die uitgave zou kunnen gedekt
worden. Kan die post niet aangewezen worden, dan moet zulk eene
uitgave worden uitgesteld.
Doch er kunnen uitgaven in den loop van het jaar voorkomen,
die geen uitstel kunnen lijden. Zoo hadden wjj in de vorige ver
gadering nog het herstellen van eene woning, die anders niet ver
huurd kon worden, en ook heden weer van een huisje in het Elisa-
bethshofje, dat in hetzelfde geval verkeerde. Zoo kan de post van
premiën aan de brandweer overschreden worden, want men kan
vooruit niet weten hoeveel branden er zullen plaats hebben. Zoo
kan zich ook een geval van stormschade voordoen, het dak van het
Stadhuis of vau andere gemeentegebouwen kan afwaaien, eh dan ge
loof ik, dat ook de heer Fockema Andreae niet zal willen dat de her
stelling wordt uitgesteld.
En dit is, geloof ik, de fout in de redeneering van den heer
Fockema Andreae.
In dergelijke dringende uitgaven zal moeten worden voorzien, ook
al kan geen post worden aangewezen, waaruit kan worden af- of
overgeschreven. En dan ben ik 't met Burg. en Weth. eens, dat