107
en de Raad heeft toen, gelukkig met groote meerderheid, beslist dat
dergelijke reparatiën niet behooren te worden uitgesteld.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. in stemming gebracht, wordt
aangenomen met 20 tegen 3 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Van Hamel, Drucker en Fockema Andreae.
VI. Idem tot het doen wegnemen van de pomp aan de Pieterskerk,
aan de zijde van het Pieterskerkhof.
(Zie Ing. St. n°. 253.)
De heer Du Rieu. M. d. V.! Ik wenschte wel te vragen waarom
nu juist deze pomp weg moet. Toen ik indertijd vroeg om de pomp
aan de Garenmarkt te sluiten, als gevende alleen slecht water, werd
mij geantwoord dat de buren het water zoo gaarne wilden gebruiken
om te schrobben en te wasscheu.
De Voorzitter. Volgens onze inlichtingen wordt het water van de
pomp aan de Pieterskerk, zelfs voor dat doel, niet meer gebruikt, en
wordt er alleen de omgeving zeer door verontreinigd.
De heer De Sturler. Ik kan er nog bijvoegen dat het water dier
pomp speciaal door de straatjeugd schijnt gebruikt te worden, om er
mede te spelen, klompen te vullen enz.
De beraadslaging wordt gesloten, en het voorstel zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
VIL Staat van af- en overschrijving op de Gemeentebegrooting,
dienst 1891, (onderhoud van bruggen).
(Zie Ing. St. nus. 239 en 259).
VIII. Suppletoire staat van begrooling, dienst 1891.
(Zie Ing. St. n°s. 256 en 260.)
Deze staten worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zon
der hoofdelijke stemming goedgekeurd.
IX. Idem als voren.
(Zie Ing. St. n°s. 247 cn 256.)
De heer Drucker. M. d. V.! In het advies van de Commissie van
Fiuanciën is eenc inlichting gevraagd over de verhooging van Volgn.
82: Kosten van uitgifte, van het gemeente nieuws- of dagblad, waarom
trent de Commissie gaarne het antwoord van Burg. en Weth. zoude
ontvangen. Naar onze meening, in het rapport uiteengezet, is het
voldoende dien post met f 71 te verhoogen in plaats van met f 100.
Vervolgens wordt door de Commissie eenige inlichting gevraagd om
trent de verhooging van Volgn. 156, om ten slotte te betoogen
en daaraan hecht de Commissie het meest dat het moeieljjk aan
gaat Volgn. 41Andere ontvangsten niet tot de vorenstaande behoorende, met
het cijfer der meerdere uitgaven te belasten, en wel om deze een
voudige reden dal niet het minste gegeven bestaat op dit oogenblik
om aan te nemen, dat die post meer zal opbrengen dan geraamd is.
Er wordt gezegd, M. d. V., dat het is een zuiver administratieve
maatregel; laten wij eenvoudig voorloopig Volgn. 41 verhoogen, zoo
redeneert men, later zal er wel iets op den een of anderen post over
schieten, waaruit de uitgaaf betaald kan worden; men wil daarmede
bereiken, dat de Begrooting blijft sluiten. Ja, M. d. V.! schijnbaar
sluit de Begrooting dan, maar er is niet de minste reden om aan te
nemen dat post 41 een cent meer zal opbrengen dan de raming In
werkelijkheid komt het dus op hetzelfde neder, alsof wij tegenover
de uitgaaf geene ontvangst stelden. Of kan het Dagelijksch Bestuur
alsnog mededeelen, welke reden het heeft om op Volgn. 41 eene
hoogere opbrengt te verwachten Kan het Dagelijksch Bestuur dit
niet doen, en wordt niet voldaan aan onzen wensch, dat Burg. en
Weth. de Begrooting nog eens mochten nagaan en nauwkeurig over
wegen of er niet een post in ontvangst is aan te geven, welke voor
verhooging werkelijk vatbaar is, of een post van uitgaaf welke ver
laagd kan worden, dan is het voor de leden die zich niet kunnen
vereenigen met eene dergelijke wijze van handelen, noodzakeljjk te
zoeken naar de verhooging van een anderen post van ontvangst
Wanneer dus nu niet door Burg. en Weth. aan onzen wensch kan
voldaan worden, dan zal ik straks de vrijheid nemen een voorstel in
dien geest in te dienen.
De heer Juta. Naar aanleiding van het rapport van de Commissie
van Financiën wensch ik het volgende mede te deelen. De opmer
king van de Commissie over Volgn. 82 is juist, zoodat desnoods die
post met f 71 in plaats van met 100 zou kunnen verhoogd worden.
In werkelijkheid zal het echter geen verschil uitmaken, want het ge
ringe bedrag van 29, dat volgens het voorstel van Burg. en Weth.
op dien post zou overschieten, zoude toch verantwoord worden op
den staat welke jaarlijks, na het afsluiten der rekening, ongeveer
in Juli van het volgende jaar, den Raad wordt aangeboden; en op
welken staat alle posten van ontvangsten en uitgaven voorkomen
waarop meer of minder is ontvangen of uitgegeven dan geraamd was.
Over Volgn. 156 vraagt de Commissie van Financiën eenige nadere
inlichting, en ik ben gaarne bereid die te verschaffen, hetgeen ik
ook gedaan zou hebben indien zij zich rechtstreeks tot mij gewend had.
In Augustus 1890 is moeten geraamd worden de rente der leening
in 1891 te ontvangen, maar door de onzekerheid wanneer die gelden
zouden inkomen, was het onmogelijk een juist cijfer op te geven.
Van de leening is f 125000 ingekomen half Maart 1891, en moest
er dus over het eerste half jaar 3j maand rente betaald worden; het
restant, groot f 115000 is ingekomen 1 April, dus daarvoor moest
in het eerste half jaar ven 1891 drie maanden rente betaald worden.
Op de begrooting is uitgetrokkenf 25800.
voor de rente van de oude leening washoodig f 20300.
rente over het eerste half jaar der nieuwe
leening was noodig2370.
rente over het tweede half jaar der nieuwe
leening was noodig4375.
8 27045.—
dus te kort f 1245.
Ik geloof hiermee uitvoerig aan den wensch van de Commissie van
Financiën voldaan te hebben.
Wat de hoofdzaak betreft, het verhoogen van Volgn. 41, die maat
regel is reeds in de vorige vergadering bij het voorstel om het huis
aan de Aalmarkt te herstellen, uitvoerig bediscussieerd.
Tegenover een post van uitgaaf inoet een post ontvangst aange
wezen worden, en bij gebreke van een of meer posten van ontvangst
waarop een voldoend overschot kan verwacht worden, is Volgn. 41
daarvoor aangewezen. De post van onvoorziene uitgaven kan deze
uitgave niet meer dragen. Ze is uitgetrokken tot een bedrag
Daarop is reeds beschikt, met inbegrip van het heden
goedgekeurde voorstel om de extra kosten van de her
stelling der brug over de Groenhazengracht, bedragende
t 420, ook uit dien post te voldoen, een totaal bedrag ad 5970.
zoodat er een saldo is van slechts f 264.
Telkens komen er nog kleine uitgaven voor, die gedekt kunnen
worden uit dat kleine saldo, zooals bijv. een bedrag van f 75 tot
herstelling van een huisje in het Elisabethshof, waartoe heden be
sloten is; daarom is 't niet wenscheljjk om dien post tot den laatsten
halven cent uit te pulten.
De regeling die nu wordt voorgesteld is slechts eene voorloopige
regeling; er moet natuurlijk een post van, ontvangst zijn waarop de
uitgaaf kan verantwoord worden, en nu wijzen wij dezen post 41
daarvoor voorloopig aan. Als het bedrag van alle posten van ont
vangsten en uitgaven bekend zal zijn, wordt den Raad, zooals ik
reeds heb medegedeeld, ongeveer in Juli een uitvoerige slaat aange
boden, waarop alle posten voorkomen waarop meer of minder is ont
vangen of uitgegeven dan geraamd was, en wordt daardoor de Be
grooling definitief geregeld. Dit is eene wijze van handelen welke
tot nog toe altijd is gevolgd en nog nooit eene aanmerking heeft
uitgelokt, noch bij den Raad noch bij de Gedeputeerde Staten. Kan de
Commissie van Financiën een post vinden waarop zooveel overschiet,
dat de nitgaaf daaruit gekweten kan worden, dan moet zjj dien post
aangeven.
De heer Drucker. Ik wensch in de eerste plaats den heer Juta
dank te zeggen voor zijne inlichtingen omtrent onze beide vragen
naar aanleiding van de Volgnrs. 82 en 156, vragen die hadden wor
den voorkomen, wanneer de zaak eenigermate uitvoeriger in de ge
drukte stukken ware toegelicht. Wat Volgn. 156 betreft is de zaak
volkomen in orde. waaraan ik ook geen oogenblik heb getwjjfeld.
En wat Volgn. 82 betreft, blijkt het inderdaad dat daarop f 29 te
veel is geraamd, en dit zoo zijnde, zou ik nu ook willen voorstellen
den post te verhoogen met f 71 en niet met f 100. Daaraan hecht
ik evenwel zeer weinig, want na aftrek van die 29 blijft er toch
nog altijd een uitgaaf te dekken van 5337. Aangezien er op den
post: Onvoorziene uitgaven nog 564 beschikbaar is, zoude ik wen-
schen voor te stellen dit bedrag allereerst in mindering der uitgaaf
te doen strekken. Daarvoor is die post juist op de begrooting; is
er later voor het een of ander opnieuw geld noodig, dan kan men
altijd zien waar men het vandaan krijgt. Voor het resteerende moet
een andere post van ontvangst worden aangewezen. Onze stelling
is dat het brengen naar Volgn. 41 geen zin heeft, omdat men vol
strekt niet weet of die post iets meer zal opbrengen. Wanneer de
heer Juta zegt dat dit alljjd zoo gebeurd is, dan moet ik antwoorden
dat ik in de laatste 5 jaren daarvan geen voorbeeld heb kunnen
vinden. Om eenigermate zekerder te zijn in mijn oordeel, heb ik een paar
deskundigen in zake gemeenterecht en gemeente-administratie geraad
pleegd, welke mij ik zal de door hen gebezigde vrij krasse woor
den niet herhalen verklaarden zeker niet te kunnen medegaan
met het gevoelen dienaangaande door Burg. en Weth. verdedigd. Ik
zou dus in overweging geven te verhoogen die posten van ontvangst,
waarvan althans de mogelijkheid bestaat dat zij meer dan de raming
zullen opbrengen, en heb derhalve de eer het volgende voorstel te doen:
Volgn. 82 te verhoogen met f 71 in plaats van met f 100. Van het
Volgn. Onvoorziene Uilgaven 264 te bestemmen tot dekking der uit
gaven. Te verhoogen Volgn. 23: Opbrengst van het gemeentelijk ver
gunningsrecht met f 1000. Te verhoogen Volgn. 48: Opbrengst van
de Leidsche Duinwatermaatschappij met f 2000. Te verhoogen Volgn.
30: Ontvangst van de Gas/abriek met t 2073, zijnde het overblijvende
bedrag. Ik zou natuurlijk niet de moreele verantwoordelijkheid op
mij durven nemen, dat de door mij aangegeven posten inderdaad een
overschot zullen opleveren, maar de mogelijkheid of waarschijnlijk
heid bestaat, terwijl dit van Volgn. 41 in de hoogste mate onwaar
schijnlijk, ik zal niet zeggen, onmogelijk is.
De amendementen worden voldoende ondersteund en maken der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Juta. Ik wensch nog even op te merken dat ik aan die
f 29 van Volgn. 82 weinig hecht, even weinig als de Commissie van
Financiën zelve; op de rekening van 1891 maakt het toch geen ver
schil uit of dat bedrag nu wordt geregeld of later
Wel heb ik groot bezwaar tegen het voorstel van den heer Drucker
om al het overblijvende van den post Onvoorziene Uitgaven te be
stemmen tot gedeeltelijke dekking dezer uitgaven. Dat heeft niet
het minste nut f terwijl wij weten dat er voor Onvoorziene Uitgaven
alt(jd eenig geld beschikbaar moet blijven. En wat de andere posten
aangaat, ik zou niet gaarne de verantwoordelijkheid op mij nemen
van de verhooging dier posten. De post duinwater zal onmogelijk
veel meer kunnen opbrengen; de reden daarvan hebt U, M. d. V., bjj
de behandeling der begrooting medegedeeld, en wat de ontvangsten
van de Gasfabriek betreft, die zijn, meen ik, al tot het maximum
geraamd.
Waarom zal men ons voorstel om Volgn. 41 te verhoogen, ver
werpen, terwijl er even groote onzekerheid bestaat of de drie posten
door den heer Drucker aangegeven wel iets of voldoende boven de
raming zullen opbrengen, terwijl er bovendien nog verwarring door.
vanf 6234.—