103 in hunne opvatting dat ae brug niet veilig is voor het verkeer, maar zij hebben het recht die meening te koesteren, en dan is het dunkt mij onzer plicht 0111 door een onpartijdig onderzoek te doen consta- teereu, dat werkelijk de deskundigen van Leiden de waarheid hebben gezegd, dat de brug geheel veilig is. Doch niemand is volmaakt, het kan zijn dat er iels aan de brug hapert, dat de constructie aanlei ding kan geven tot een niet geheel veilig verkeer, en dan is het noodig zulks ook te weten, opdat de brug veilig kan gemaakt worden. Nu schuiven Burg. en Weth. van Leiderdorp wel de geheele ver antwoordelijkheid van zich al en brengen die over op den Baad van Leiden; ook wij zouden even goed kunnen zeggen: het gaat niet aan op ons de verantwoordelijkheid te werpen, gij hebt het toezicht en gij moet zeggen wat er aan de brug mankeert, en als dit gedaan is zullen wij de brug veranderen. Toch geloof ik niet dat wij op die wijze moeten handelen. Ik meen dat wij, eerbiedigende de uiting van een publiek gezag uit eene naburige gemeente, de zaak zeer ernstig moeten behandelen, en daarom heb ik de eer voor te stellen dat de Raad besluiteeene Commissie van drie leden te benoemen, ten einde te onderzoeken of de constructie van de Spanjaardsbrug voldoende zeker is voor het verkeer; die Commissie te machtigen zich daarbij te doen bijslaan door een of meer deskundigen, en haar op te dragen van dit onder zoek verslag te doen aan den Raad. Ik voeg er bij dal het in den aanvang mijne meentng was Burg. en Weth. te verzoeken eene onpartijdige Commissie te benoemen om over de constructie der brug te oordeelen, maar ik geloof dat het beter is Burg. en Weth. van Leiden builen deze quaestie te laten. De zaak heelt al zooveel onaangenaams voor dezen gehad, dat het veel beter is eene Commissie uit den Raad met het onderzoek te belasten. Bovendien hebben Burg. en Weth. zich reeds over de zaak uilgesproken; zij stellen toch voor de klacht voor kennisgeving aan te nemen. Het is verder mijne meening niet dat door de Commissie allerlei details van de brug zullen moeten worden onderzocht, of zij mooi is of leelijk, te hoog of te laag, of een draaibrug beter zou zijn enz. enz.; als terugslag op hetgeen Burg. en Weth. van Leiderdorp zelf aangeven, moet, dunkt mij, de vraag eenvoudig zijn: biedt de con structie van de Spanjaardsbrug voldoende zekerheid aan voor het verkeer. Het voorstel van den heer Van der Breggen wordt voldoende on dersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De lieer Van Hoeken. M. d. V.! Van mij die van den beginne af aan hier in den Raad twijfel geopperd heb omtrent de deugdelijk heid van de Spanjaardsbrug, zal zeker wel niets anders verwacht worden dan dat ik het voorstel van den heer Van der Breggen met warmte ondersteun. Ik ben daarin versterkt door hetgeen mij juist heden morgen weder verzekerd is, dat er nl. weder een bout van een schalmketting gebroken is. Ik wil thans over de deugdelijkheid van de brug geen uitspraak doen, maar zoolang mij het tegendeel niet is bewezen, blijf ik aan die deugdelijkheid twjjfelen. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik kan ook wel met het voorstel medegaan, omdat wij op die wijze tot een zuiverder toestand geraken, en zoo mogelijk de geruchten en berichten kunnen logenstralfen, die over de eonstruelie der brug in omloop zijn. Alleen zou ik willen vragen of de zaak nog niet wat eenvoudiger zou kunnen worden ingericht. De heer Van der Breggen wil eene Commissie die zich kan doen bijstaan door een of meer deskundigen; zou het niet veel eenvoudiger zijn de te benoemen Commissie alleen te doen bestaan uit deskundigen, welke dan een rapport uitbrengen aan den Raad? De heer Van der Breggen. Daarover heb ik ook gedacht, doch de vereenvoudiging is slechts schijnbaar. Ik geloof dat hel zeer moeie- lijk zal vallen hier door den Raad drie deskundigen aan te wijzen het zal aanleiding geven tot vele stemmingen, terwijl het volstrekt nog niet zeker is dat de benoemden het zullen aannemen, 't geen aanleiding zou geven tot veel vertraging. Eene Commissie uit den Raad kan, bij weigering, veel spoediger een ander deskundige vragen. De heer Zillesen. Mijne bedoeling was meer eene Commissie te benoemen van deskundigen buiten den Raad, omdat ik mij verbeeld dal het moeielijk zijn zal in den Raad drie personen te vinden die bevoegd zijn over de bewuste quaestie een oordeel te vellen. De Voorzitter. Als ik den heer Van der Breggen goed begrepen heb, dan is het zijne bedoeling om te doen benoemen eene Commissie uit den Raad, onder welke Commissie dan de toegevoegde deskun digen het onderzoek zullen hebben in te stellen. Dal zal een waarborg geven dat er met meer spoed zal gehandeld worden. De deskundigen zullen hebben te onderzoeken onder leiding van de personen, die ten slotte zullen hebben te oordeelen over het resultaat van het onderzoek. Ik geloof dat die weg korter is dan die, aangegeven door den heer Zillesen. De heer Zillesen. M. d. V.! Dan verlaat ik mijn langeren weg om den korteren te nemen. De heer De Stcrler. Heb ik den heer Van der Breggen goed begrepen, dan is het zijne bedoeling dat de drie uil den Raad te benoemen leden, als het ware, een kiescollege zullen vormen voor de te benoemen deskundigen. De heer üekhuyzen. M. d. V.! Als ik de voorlezing van het voor stel goed heb verstaan, dan mis ik daarin tot mijn spijt nog een woord. Ik geloof toch dal de quaestie inindcr loopt over de con structie dan wel over de materialen. Daarom zou ik in overweging geven 0111 in het voorstel achter het woord «constructie" te lezen de woorden »en materialen". De heer Van der Breggen. Ik geloof werkelijk dat het beter is ons te houden aan hetgeen Burg. en Weth. van Leiderdorp ons zeiven hebben aangegeven. Wanneer de deskundigen de constructie der brug zullen moeten beoordeelen, zullen zij van zelf ook de ma terialen moeten beoordeelen. Het een ligt in het ander opgesloten. De Voorzitter. Hoewel aanvankelijk niet ingenomen met het denkbeeld van den lieer Van der Breggen. heb ik er toch geen over wegend bezwaar legen, omdat het do bedoeling schijnt te zijn van den beer Van der Breggen om daardoor een einde te maken aan al de praatjes die over de brug in omloop zijn. Ik vrees echter dat dit goede doel niet zal worden bereikt. Ik moet evenwel nog even terugkomen op de door ons gevolgde handel wijze. Reeds heb ik toegegeven dat art. 67 van de Gemeentewet ons verplichtte den brief van Burg. en Weth. van Leiderdorp in de eerste Vergadering van den Raad te brengen, doch als wij dit hadden gedaan, dan zouden wij ook hoogst waarschijnlijk daarbij het voorstel gevoegd hebben oin de zaak te renvoyeeren naar Burg. en Weth., lot wier bevoegdheid deze quaestie uitsluitend behoort. De heer Van der Breggen zeide het ook reeds, het is, om het zachtste woord te bezigen, geen gebruikelijke wijze van handelen dat het Dagelijksch Bestuur eener gemeente, hetwelk belast is met het toe zicht over een werk, in onderhoud bij eene andere gemeente, zich wendt tot den Raad, in plaats van lot het College met de uitvoering van liet onderhoud belast De tweede reden was, dal wanneer Burg. en Weth. van Leiderdorp meencn dal een werk gebrekkig is, zij toch bezwaarlijk kunnen vol staan met te zeggen: wij hebben een deskundige dien wij niet kunnen ol durven noemen, die zegt dat het werk niet veilig is. Dan moet aangetoond worden waarin de onveiligheid bestaat. Wanneer wij een weg van bijv. een uur lang hebben te onderhouden, en wij ont vangen de klacht, dal de weg niet in orde is, met verzoek 0111 hem in orde te maken, dan zullen wij toch ook eerst vragen wat er niet in orde is aan den weg. Na den lieer Van der Breggen evenwel gehoord te hebben, zeg ik: welnu goed! laat'eene Commissie de brug onderzoeken; maar ik betwijfel zeer ol men daarmede een einde zal maken aan de praatjes over de brug. Juist dezer dagen heb ik gehoord, dat de artillerie met de stukken de brug is gepasseerd; wel een afdoende proef, dunkt mij, voor de veiligheid van de brug. De lieer an Hoeken heeft gesproken van een bout die brak, dat is een gevolg geweest van den orkaan. Er was order gegeven om zoolang de storm aanhield, de brug gesloten te houden, omdat juist de plek waar de Spanjaardsbrug staat, zeer aan den wind is bloot gesteld. Niettegenstaande dal verbod is de brug toch geopend, de wind is er onder gekomen, de brug werd met een geweldige vaart opgezet, zoodat het geen wonder was dat een bout is gebroken, die bovendien bleek van slecht ijzer te zijn gemaakt. Een paar uur daarna was de bout reeds door eene andere vervangen. De heer Du Rieu. M. d. V.! Toevallig heb ik heden inorgen de brug in oogenschouw genomen, en zag juist met gemak de brug op halen voor een stoomboot en behoorlijk een omnibus de brug pas- sceren. De hout die gisteren is gebroken is een der uiterste of be nedenste bouten geweest van de buitenketting, die niets of weinig van het passeeren der brug te lijden hebben. Maar al ware het een bout op een gewichtiger plaats geweest, dan is daaraan toch weinig te doen: het is de schuld van den aannemer en het door hem gele verde ijzer, dat te wenschen overlaat. De Voorzitter. Ik kan er bijvoegen dat het bouten zijn die in dfcn handel zijn en niet opzettelijk voor het werk worden gemaakt. Hel is dus niet vreemd dat daaronder ook slechte worden aange troffen. Het in den laatsten brief van Burg. en Weth. van Leider dorp medegedeelde feit dat een wagen bij het passeeren der brug was gebroken, was geheel in strijd met de werkelijkheid. Zooals wij reeds hebben medegedeeld, was dat niet een gevolg van de constructie van de brug, maar van het doorrijden, tegen de gegeven waarschuwing in. Men moge zeggen dat de voerman Van der Louw doof was, blind was hij toch niet en hij kon dus zien dat de brug reeds gedeeltelijk was opgehaald. De wagen is derhalve niet ge broken tengevolge van een defect aan de brug, doch aan de brug is schade toegebracht door den wagen. De lieer De Goeje. Mag de brugwachter tegen zoo iemand dan geen proces-verbaal opmaken? De Voorzitter. Alles is nog in een voorloopigen toestand, zoodal de brugwachters nog geene aanstelling hebben als onbezoldigde rijks veldwachters. Het nieuwe tarief is nog niet goedgekeurd, en zoo doende verkeeren wij nog in een voorloopigen toestand. De heer Van Hoeken. Slechts een enkel antwoord aan den heer Du Rieu. Ik heb niet gezegd wie of wal de oorzaak was van het breken van de bout, maar alleen het feit geconstateerd. Dat het overigens een stuk ijzer was hetgeen weinig te lijden had, zooals de heer Du Rieu zeide, pleit, dunkt mij, veel meer voor mijne opvat ting omtrent de deugdelijkheid der constructie dan daartegen. In dien toch een stuk ijzer breekt hetgeen weinig te lijden heeft, wat moet ik dan denken van stukken die veel te lijden hebben. De Voorzitter. Ik moet er den heer Van Hoeken nog even attent opmaken dat de brug gemaakt is voor gewoon gebruik, doch niet om door een storm met geweld op of neer geworpen te worden. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Van der Breggen in stemming gebracht, wordt aangenomen met algemeene stemmen. De Voorzitter. Ik stel voor om in eene volgende Vergadering over te gaan lot het benoemen van de leden der Commissie. Dienovereenkomstig wordt'besloten. XIV. Voorstel betrekkelijk de verpachting van het buffet in de Gehoorzaal en de vaststelling van het Tarief voor de verhuring. (Zie Ing. St. q|. 220.) Op voorstel vi|h den heer Was verandert de Voorzitter de openbare Vergadering in Cene met gesloten deuren. De openbare Vergadering hervat zijnde, wordt deze gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 5