97 Het is toch niet zonder bedenking, dat de rijzing en daling van de kolenprijzen en van de winsten van de Gasfabriek een zoo be langrijken invloed op onze Begrooting kunnen uitoefenen. Nu is bij mij wel eens een denkbeeld gerezen, dat, nu wij een lagere opbrengst hebben verkregen, wel in toepassing zou kunnen worden gebracht, nml. of 'l niet mogelijk zou zijn een maximum van de winsten uit de Gasfabriek te bepalen, dat strekken zou tot dek king van de gewone uitgaven op de Begrooting en bijv. de som van f 50000, die u als een normale winst genoemd heeft. Dit bedrag zou dan kunnen worden vermeld onder Volgn. 30 als vaste bijdrage uit de winst der Gasfabriek, terwijl wat er meer dan die f 50000 werd ontvangen uit die winst kon strekken hetzij tot vorming van een reservekas voor de kwade jaren, hetzij lot aflossing van schuld. Het is een denkbeeld dat nog niet is uitgewerkt, maar slechts van tijd tot tijd bij mij is opgekomen en dat ik aan uwe aandacht aan beveel. De Voorzitter. Ik ben bereid er nog eens speciaal mijne aandacht aan te wijden, maar 't komt mij voor op 't oogenblik geen systeem te wezen dat aanbeveling verdient, want het is moeilijk vooruit te bepalen welk gedeelte van een gewone inkomst voor een bepaald doel zal gebruikt worden. Bovendien moet men niet vergeten, dat ook de gewone uilgaven zeer kunnen varieeren; 't kan zich b.v. voordoen, dat men 't ccne jaar twee nieuwe bruggen noodig heeft en een ander jaar geen. En zouden wij dan toch niet meer dan f 50000 winst mogen gebruiken, de rest ter zijde leggen, en voor bel benoodigde geld de Inkomsten-Belasting moeten verheugen Ik zou mij misschien met het idee van den heer Fockeraa Andreae kunnen vcreenigen, wanneer wij eens een heel buitengewoon hoog winstcijfer verkregen; dan zou men misschien een gedeelte voor een bizonder doel kunnen gebruiken. Maar vooruit een vast winstcijfer vaststellen kan ik niet goedkeuren, want de soms zeer uileenloopcnde geldelijke eischen van verschillende jaren zouden dit m i. reeds on mogelijk maken. Ik heb dat winstcijfer van f 50000 niet uit de lucht gegrepen; het idee van den heer Fockema Andreae is vroeger ook al eens in den Raad ter sprake gebracht, en ik meen dat toen Professor Buys dat cijfer als een billijke winst uit de Gasfabriek heeft genoemd. De stelling was toen echter dat men wel zou doen, wanneer dat cjjfer was bereikt, den prys van het gas te verlagen. Ik acht het verkeerd als regel aan te nemen een deel van een der bronnen van inkomsten der gemeente voor speciale doeleinden te reserveeren, tenzij deze in onmiddellijk verband staan met die bron zelve. Met onze winst uit de Gasfabriek moeten wij handelen als een gewoon fabrikant met de winsten uit zijne fabriek. In een bi zonder goed jaar blijft er voor hem, na aftrek van de dividenden aan de aandeelhouders wat meer over en dat kan hij dan gebruiken om zoo'n jaar wat meer dan anders af te schrijven. Maar wy heb ben daarbij ook te letten op de vele andere behoeften der gemeente waarin moet worden voorzien Ik meen dus dat slechts in zeer exceptioneeie gevallen van zulk eene reserve of bizondere aflossing sprake zou mogen zijn. Wij mogen er dus, mijns inziens, geen vasten regel van maken, maar ieder geval afzonderlijk beoordeelen. Ik zal echter bet denkbeeld van den heer Fockema Andreae in overweging nemen. De beraadslagingen worden gesloten. Volgn. 30 wordt alsnu onveranderd goedgekeurd. Volgnrs. 3138 worden onveranderd goedgekeurd. Volgn. 39. Bijdrage van het Rijk in de kosten van het Middelbaar Onderwijs. De heer Zaaijer. M. d. V.! Naar aanleiding van het in bet »A1 gemeen Verslag" vermelde omtrent hel rijkssubsidie aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes veroorloof ik mij tot u de vraag te richten of wij weldra een bepaald voorstel daaromtrent van het Dagelijksch Bestuur kunnen te gemoet zien De Voorzitter. Er is reeds aan de Regeering geschreven; 't is mij aangenaam ook dit, even als de correspondentie met Rijnland over de walerverversehing aan den heer Zaaijer te kunnen mede- deelen. Wij moeten dus nu de beslissing van den Minister afwach ten; deze zal natuurlijk aan de leden worden bekend gemaakt. De beraadslaging wordt gesloten. Volgn. 39 wordt goedgekeurd. Volgn. 40 wordt met 587 verminderd en daarna goedgekeurd. Volgnrs. 4144 worden goedgekeurd. Volgn. 45 wordt met f 487 vermeerderd en daarna goedgekeurd. Volgnrs. 4647 worden goedgekeurd, Volgn. 48. kandeel van de gemeente in de winst der Leidsche Duin water-Maatschappij De heer Fockema Andreae. M. d. V Ik durf geen voorstel doen lot verhooging van dezen post, maar wil u toch vragen of hy niet wat heel laag geraamd is. Wanneer ik naga hoeveel in de laatste jaren het aandeel van de gemeente in de winst van de waterleiding gestegen is, dan geloof ik toch wel, dat wij het aandeel voor 1892 wel wat hooger mogen ramen. Van 1887 is de styging geweest: 1887 f 9000. 1888 13500. 1889 15750. 1890 18000. En zouden wij nu in 1892 niet boven die f 18000 komen? Is men hier niet wat al te voorzichtig geweest? En wat wij te weinig ra men. moeten wij natuurlijk brengen op den post der Inkomsten- Belasting. Ik durf, zooals ik zeide, zelf geen voorstel tot verhooging te doen, maar verneem gaarne uwe meening. De Voorzitter. De stand van zaken is deze. Wij hebben eerst de garantie moeten betalen die wij op ons genomen hadden, en daarna eerst zijn wij in de winst gaan deelen. Die winst zal voor dit jaar f 18000 bedragen, en dus-hebben wij nu haast, wij rekenen dat dit in drie jaren zal plaats hebben, alles terug ontvangen, wat wij voor de waterleiding betaald hebben voor rentegarantie. In 1878 is de waterleiding in werking getreden en toen zijn 20000 M buis aangelegd, welk cijfer thans reeds geklommen is tot 44000 M. buis Naarmate hel aantal aansluitingen is toegenomen, zal de jaarlijksehe vermeerdering natuurlijk kleiner worden en ds stijging der winst minder groot zijn. Tol nog toe hebben wij ons, wat de afschrijvingen betreft, kunnen bepalen met daarvoor aan te wijzen de jaarlijksehe uitgaven voor het, toenemend gebruik. liet kapitaal staat nu nog met f 450000 op de balans; het wordt nu evenwel langzamerhand tijd om ook een gedeelte van hetgeen vroeger als winst werd uitgekeerd, voor afschrijving te bestemmen. Wanneer wij in 1891 18000 hebben ontvangen als ons deel, dan gelooi ik niet dat dit cijfer voor 1892 veel zal overschreden worden. Krijgen wij echter toch meer, dan kunnen wij dat gebruiken lot mindering van de Inkomsten-Belasting, daar de kohieren eerst in Mei of Juni worden vastgesteld en het winstcijfer vóór dien tijd bekendis. Ik vind t daarom raadzaam dit cijfer niet te veranderen, omdat, zooals ik zeide. het niet waarschijnlijk is, dat wij voor 1892 meer dan die geraamde 16000 zullen ontvabgen. Wij hebben f 119000 aan garantie moeten betalen, en als 't zoo door blyft gaan. krijgen wij ons geld 11 jaar eerder terug dan waarop wij gerekend hadden. De beraadslaging wordt gesloten, en Volgn. 48 wordt onveranderd goedgekeurd Volgnrs. 4954 worden goedgekeurd. Volgn. 55. Rente wegens op prolongatie uitgegeven gelden. Hierbij komt tevens in behandeling: Volgn. 155. Renten van de tijdelijke geldleening ter voorziening in buitengewone werken. De heer Drucker. M. d- V.! Ik zou, naar aanleiding van dezen post, een voorstel willen doen in 't belang van een zuiverder admi nistratie. V\ ij hebben nog in kas een bedrag van f 34000, voortspruitende uil de laatste lecning, voor zoover die nog niet is besteed. Nu komt t my voor dal wij dat geld ook afzonderlijk moeten houden, evenals de rente die gekweekt wordt door dat geld tijdelijk uit te zetten. Ik heb geen bezwaar om in geval van behoefte aan kasgeld dat geld aan ons zelf uit te leenen, maar de rente die wij aan ons zelf betalen moet in 't belang van eene zuivere administratie, voorkomen op Volgn. 155. Ik zou daarom willen voorstellen Volgn, 55 en 155 met een zelfde bedrag te verhoogen; de Bcgrooting blijft dan hetzelfde, maar dan hebben wij dit gewonnen, dat wy op post 55 kunnen zien dat wy een fonds van f 34000 bezitten, niet vermengd met het overige geld van de gemeente, en kunnen wij ook zien wat ons dat opbrengt; en op post 155 hoeveel geld wij voor kasgeld noodig hebben gehad. Wij krijgen alzoo een zuiverder overzicht, al geeft 't ook een wei nig meer administratie. Ik zou dat cijfer dat eenigermate willekeurig is, op f 450 willen bepalen en alzoo post 55 willen brengen op f 850. De Voorzitter. Ik zie er geen bezwaar in; het zou alleen eene kleine vermeerdering van werk geven en dat is niet van veel belang. Maar ik weet nog niet hoe de Wethouder van Financién er over denkt. De heer Jota. Van bezwaren van financieelen aard kan wel geen sprake wezen, maar voordeel voor de gemeente zal van het voorstel van den heer Drucker geen gevolg zijn, maar naar ik meen wel na deel. Het geld dat uit de leening is overgeschoten, wordt gebruikt om te voorzien in de behoefte aan kasgeld; daardoor voorkomt men dat men geld bij particulieren moet opnemen en daarvoor rente en onkosten moet betalen. Van het restant der leening dat niet voor kasgeld noodig is, wordt rente gemaakt door het in prolongatie te beleggen. Wanneer men het systeem van den heer Drucker volgt, dan zal dat de gemeente altyd op iets meer komen te staan. Ik meen dit als men het geheele overschot der lecning in prolon gatie belegd, dan zal men daarvoor niet zooveel renten ontvangen, als men rente betalen moet voor het op te nemen kasgeld; waarop bovendien nog onkosten zullen komen. Dat is dus niet in het be lang der gemeente. Als ik den heer Drucker goed begrepen heb, meent hij dat het overschot der leening afzonderlijk beheerd moet worden, dus dat die f 34000 in prolongatie zouden belegd moeten worden De heer Drucker schudt van »neen", en ik heb hem dus misschien niet goed begrepen. De heer Drucker. Ik heb mij misschien niet duidelijk uitgedrukt. Ik zal 't dus beter trachten te doen. Mijn bedoeling is niet, het geld aan een bankier te geven, en 't daarna weer van hem op te nemen als wij 't noodig hebben. Neen, ik wensch 't alleen anders te doen boeken; post 55 zal leenen aan post 155. Dan verkrijgen wij hetzelfde voordeel als wat de heer Jula beoogt, en bereiken wij levens het voordeel (waaraan ik hecht), dat wij aan post 155 kunnen zien hoe groot onze behoefte aan kas geld is geweest. En dat zouden wij niet kunnen zien, wanneer het geadministreerd blijlt zooals het nu gaat, want in dien post 155 zou dan alleen zitten de rente van wat wij van derden geleend hebben, maar niet van datgene, wat wy ons zelf voorschieten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 3