88 de Raadzaal heeft schoon te houden, waar de 27 achtbare leden van den Raad samenkomen, of een lokaal van de Hoogere Burgerschool, waar jongens met vuile voelen van de straat binnenloopen, en als de onderwijzer afwezig is elkander over de banken nazitten. Mijns inziens is dat bedrag van 550 niet te hoog, en is er op 't oogenblik moeilijk iets aan te veranderen. De beraadslaging wordt gesloten en Volgn. 7a zonder hoofdelijke stemming, verhoogd met f 300, goedgekeurd. De Volgnrs. 7681 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn. 82: Kosten van uitgifte van het gemeente- nieuws- o{ dagblad. De heer Fockema A.ndreae. Er is de vraag gedaan of er maat regelen te nemen zouden zijn, waardoor de uitgiite van het verslag bespoedigd werd. Ik kan mij niet vereenigen met het bezwaar van Bui en Welh dat het maken van eene drukproef of het nemen van een afschrift alvorens hel verslag van het gesprokene aan de leden wordt toegezonden ter correctie, lot grool'e vertraging aanlei ding zou geven. Geschreven en gezet moet het verslag toch worden, en oi t nu gezet wordt vóór dat de leden het door hen gesprokene ter revisie krijgen, of na dien tijd eerst met zetten begonnen wordt, kan toch op den tijd, voor het zetten benoodigd, geen invloed hebben Wanneer het eenmaal gezet was, en men stelde dan een vasten termijn, bijv. van 24 uur, binnen welken de leden de copie moesten terugzenden, dan hadden zij allen voldoende gelegenheid gehad er de veranderingen in te brengen, die zij er in wenschen te maken, terwijl, wanneer zij gcene gecorrigeerde proef terugzenden, onver anderd' kon worden afgedrukt. Dit zou eene groote besparing van tijd kunnen veroorzaken. De vraag is echter of het geen vermeerdering van kosten zou meebrengen. En nu zou ik gaarne van het Dagelijksch Bestuur ver nemen of het deze zaak onderzocht heeft, of bereid is ze te onder zoeken. De Voorzitter. Onderzoeken willen wij de zaak wel, want het zou onl.illjjk zijn dit te weigeren. Maar ik geloof niet dat de voor gestelde maatregel tot eenige bespoediging aanleiding zou geven. Ik vrees, dat men te veel van de leden van den Raad zou vergen, wanneer men hun de verplichting oplegde om de copie binnen 24 uur terug te zenden aan den uitgever; men is toch niet altijd vol komen meester van zijn tjjd. en ik geloof dat u zelf die zooveel tijd aan colleges en examens moet besteden, om van uwe andere bezig heden niet te gewagen, een van de eersten zoudl zijn om in te zien, dat 't onmogelijk zou wezen. Ik wil hierbij nog even opmerken, dat ik al 16 jaar in den Raad zitting heb, maar dat ik nog nooit gemerkt heb, wat de heer Van Geer beweerd heeft eene bewering waar ik op 'l oogenblik geen naam voor weet te vinden dat men in het verslag wel leest wat de leden hadden willen zeggen, en niet wat zij gezegd hebben. Wel wordt soms een of ander aan den vorm, van hel gesprokene veran derd, en ook ik doe dat gewoonlijk, want men zou van nature of door opleiding al een zeer bekwaam redenaar moeten wezen om het geen men spreekt onveranderd te kunnen laten drukkenmaar ik meen niemand te kort te doen, wanneer ik zeg. dat men gaarne de gelegenheid behoudt om den vorm van hetgeen men gesproken heeft nog een weinig te verbeteren. Hel zou misschien tengevolge kunnen hebben dat de discussien zouden worden bekort; menigeen zou liever niet spreken uit vrees geen tijd te zullen hebben om zijne redevoering behoorlijk na te zien. Trouw ens, men zou de vraag kunnen stellen of dat als een voor- of een nadeel genoemd zou moeten worden. Ik vind de klacht dat wij het Raadsverslag zoo laat krijgen ook tamelijk ongegrond. Men inoet niet vergeten dat een stenograaf minstens 6 maal den tijd noodig beeft om het door hem opgeteekende uit te werken; van daar dat bij de Kamers het korps stenografen zoo is ingericht, dal zij elkander om de 5 minuten aflossen en dan den noodigen lusschentijd hebben om het stenogram uit te werken. In deze vergadering nu zijn twee stenografen werkzaam, die moeten opteekenen wat wellicht in vier uren zal worden gesproken. Het uitwerken zou dus een tijd vor deren van minstens 24 uren, daarbij aannemende dat men 24 uren achtereen ingespannen zou kunnen voortschrijven. Ik kan niet zeggen dat in den laatsten tijd het verslag zoo laat is uitgekomen. Daarbij komt nog dat het hoogst zelden van groot belang is, of wij het ver slag een dag vroeger of later krijgen. De klacht schijnt meer te zien op de abonné's; ik weet niet of dit zoo is en zoo ja, hoe het komt dat deze het verslag later krijgen dan de leden van den Raad. Ik zou de voorwaarde om de terugzending van het gecorrigeerde aan een tijd van 24 uren te binden, zeer bedenkelijk achten. En is de voorwaarde eenmaal opgenomen en houdt inen er zich aan, dan zal het zeer zeker tot vertraging leiden, want het gaat veel vluuger de geschreven aanteekeningen te wijzigen wat den vorm betreft, dan wanneer men drukproeven ontvangt, die dikwijls belangrijk gewij zigd zullen moeten worden, zoodat er veel meer tijd voor het zetten noodig zal zijn Ik ben overigens gaarne bereid te onderzoeken welke vermeerdering van uitgaven dit tengevolge zou hebben. Ik denk dat deze niet zoo heel gering zal zijn. De heer Foceema Andreae. M. d. V.! Ik geloof toch werkelijk niet dat het bezwaar zoo groot is, wanneer men de leden van den Raad de verplichting oplegt om binnen 24 uren, of laat ons dan zeggen binnen 2 maal 24 uren, het gecorrigeerde terug te bezorgen of ter beschikking te stellen. Bij de tegenwoordige wijze van han delen staat men er steeds aan bloot, dat een lid zijn copie vergeet. Ik behoef niemand te beschuldigen van dit feit dan mij zelf. Ik heb zelf eens de aanteekeningen gekregen van wat ik hier gesproken had 3 of 4 regels slechts; tijd tot eorrigeeren had ik dus niet noo dig,' maar ongelukkiger wijze is bet geschrevenen onder een boek geraakt, zoodat ik er niet meer aan dacht. Acht dagen naderhand ontving ik een verzoek van den uitgever om het bewuste stukje. Het verslag heeft dus wellicht door mijne onwillekeurige onacht zaamheid eenige vertraging ondervonden. Dergelijke onwillekeurige verzuimen zouden kunnen worden voor komen door eene regeling zooals ik nu voorstel. Ik weet niet of het mogelijk is om door middel van copieerpapier, ons eens afschrift te geven van het door de heeren stenografen opgeteekende, maar indien het Dagelijksch Bestuur zoo beleefd zou willen zijn inlich tingen in te winnen omtrent tijd en kosten, zoo zou men beter kunnen oordeelen over de vraag of niet eene meer voldoende rege ling ware te maken, eene regeling tegelijk die maken zoude dat de abonné's het verslag ongeveer gelijktijdig kregen als de leden van den Raad; dit komt mij voor ook eene zaak van belang te zijn. De Voorzitter. Hel laatste moge een zaak van belang zijn, maar het ligt geheel en al builen den Raad; evenwel heb ik geen bezwaar den uitgever op de gemaakte opmerking te wijzen. Wat de heer Fockema Audreae omtrent dat kleine speechje van hem heeft gezegd, bewijst, geloof ik, alleen dat de uilgever toen uil overgroole bescheidenheid wat lang gewacht heeft met de copie te vragen. Het zou wellicht de beste oplossing zijn wanneer de uitgever voortaan wat spoediger een wenk gaf om niet zoolang met de terugzending te wachten, vooral waar het betreft dergelijke on beduidende zaken. De beraadslaging wordt gesloten en Volgn. 82 wordt zonder hoof delijke stemming goedgekeurd. Volgnrs. 83 en 84 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over Volgn 85: Onderhoud en aankoop van voor werpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschie denis der kunst. De heer Foceema Andreae. M. d. V.! Door Burg. en Weth. wordt, op aandrang der Commissie, voorgesteld op dit art. f 500 meer uit te trekken dan bet vorige jaar, omdat er voor kosten van onder houd, kleine reparatiën enz. meer noodig is Nu niemand het woord vraagt over dit artikel, vermoed ik dal niemand wil voorstellen dezen post met f 500 te verlagen, en dus zou een amendement van mij ook niet veel kans van slagen hebben. Ik hoor stemmen in tegenovergestelden zin, en zal derhalve een dergelyk voorstel doen; voornamelijk hierom. Het is wel eene eenigszins kiesche zaak dezen post te bespreken, omdat de Commissie voor het museum zich belangeloos veel moeite geeft, en het dus bijna onbeleefd zou zijn haar iets te weigeren wat zij verlangt. Toch wil ik op een punt de aandacht vestigen dat, mijns inziens, onze aan dacht niet mag ontgaan, namelijk op de vraag: gaat niet het museum veel, en althans meer dan noodig is, kosten door dat het cenigermale zijne bestemming begint te verliezen. Het is bestemd om te zijn een speciaal Leidsch museum van Lei den en zijne geschiedenis. En waar ik nu de laatste aanvullings catalogus voor mij heb, is bij mij de vraag gerezen, of die bestem ming wel voortdurend in het oog wordt gehouden. Ik spreek nu niet eens van de belangrijke boekerij van Mr. Van Bultingha Wichers, die ten geschenke is aangenomen, die toch slechts voor een zeer klein gedeelte betrekking heeft op Leiden of Leidsche toestanden. Maar op bladz. 2 van het laatste supplement lees ik o. a dat zijn opgenomen: 172a. Een staal blauw damast behangsel. 1726. Staal groen linnen behangsel uit het huis IJsselstein. 2466. Gedeelte van een kerkkandelaar. 2806. Schijf van leisteen gediend hebbende voor zonnewijzer. BI. 3 299r. Vlaamseh damast, prins Eugenius te Rijssel. 299s. 2 tafellakens Vlaamseh damast, Due de Mallborough. 302 en vlz. Kannetjes, kruikjes enz. BI. 5 viz. 36Sc. vlz. Rood koperen braaddeksel en derg. BI. 7. Een poppenwiegje BI. 9. 2337a. Teekeningvoorstellende »La fêle au chateau.' BI. 10. 24451. en vlz. Allerlei ivoor snijwerk. Ten aanzien van dit alles, en nog veel meer, blijkt niet dat t met de Leidsche toestanden in betrekking staat. En nu ontken ik niet, dat eene voorstelling der beschavingsgeschiedenis van een bepaald land op een dergelijke aanschouwelijke wijze van groot belang kan wezen, maar ik betwijfel of wij een dergelijk museum mogen aan leggen, en of wij de Begrooting mogen verhoogen om ons museum dien kant op te sturen. Ik zeg dit niet gaarne, omdat ook ik dankbaar ben voor de dien sten, die de Commissarissen aan ons museum bewijzenmaar wij zitten hier toch ook om te waken voor de financieele belangen van de gemeente, en cm het museum zijn karakter te doen behouden. De kunstzaal eischl eenige vermeerdering van toezicht. Ik durf dan ook niet voor te stellen om dezen post met 500 te verlagen, maar ik wil aan mijn wensch, nral. dat men zich moet beperken met de opneming van allerlei voorwerpen in ons museum, uitdrukking geven door een ik erken het eenigszins willekeurige verlaging van dezen post met f 200 voor te stellen. Dit amendement wordt genoegzaam ondersteund en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter. De quaestie, die het hoofdbezwaar in de rede van den heer Fockema Andreae heeft uitgemaakt, ter zijde latende, wensch ik op te merken, dat de voorwerpen, die hij heeft opgenoemd, bijna allen geschenken zijn geweest; en dat dus de aanneming van die voorwerpen geen invloed heeft gehad op den post: Onderhoud en aankoop van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheid kunde en de geschiedenis der kunst. In het antwoord op het Voorloopig Verslag is gememoreerd, dat: •Niet dan met de meeste moeite en met staking van het aangevan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 6