s£ïtsins over Volsn'171: Toelaye aan de ei°enaars mn den
9$
zouden V« ?V!!?en:-Ja' W8nt als de eigena,Cn 't niet noodig hadden,
LnZn 2, ",et ,V1'agen- Hiertegen wensch ik echter op te
WIJ Zlen' ,dat jaar geleden de PrÜzcn der plaatsen
d.V rip iU Wai"rn "°S den ten dage• met uitzondering voor
ets I "lnder geforlunee,rden, daar de achtergalerij, die vroeger 30
ets kostte hij de galerij a 50 ets. is ingedeeld, dan mogen wij toch
.eL:ri,daar0n? gaar"e, 1W'llen zien' dat dc Commissarissen in de
7niu,f ,i werden gesteld met eigen riemen te roeien; en mogelijk
en zij er ons naderhand dankbaar voor zijn. Blijkt 't echter, dat
onmogelijk, is, dan kunnen wij nog altijd op ons besluit terugkomen.
De heer Dekhuyzen. Uit de rekeningen welke hier op de griffie
aanwezig zijn van het jaar 1889, heb ik eenige posten overgeschreven,
en bij verschillende winkeliers geinforraeerd hoeveel zij zouden
rekenen voor de door mij opgeschreven artikelen per luOO stuks,
hn dal maakte wel cenig, hoewel gering, verschil met het betaalde,
doch wanneer men zegt: kleinigheden zijn de moeite niet waard,
dan plaatst men zich op een zeer verkeerd standpunt
De Voorzitter. Niemand beweert dat kleinigheden niets waard
zijn, maar ik betwijfel zeer, of u zelfs van de betaalde prijzen nog
eene kleinigheid kunt afkrijgen. Dat geloof ik niet. Het is mijne
overtuiging dat het niet goedkooper kan.
De heer Dekhuyzen. Ik heb de verzekering van den leverancier,
hebf opgevalTTER 0verluigd dat bet antwoord verkeerd
De heer Dekhuyzen. Dat is natuurljjk altijd mogelijk.
De Voorzitter. Stelt u een amendement voor om den post te
verlagen Maar als het blijkt dal gij u vergist hebt, zal de Raad
natuurlijk weder op zijne beslissing moeten terugkomen.
De heer Dekhuyzen M. d. V.! Ik zal thans daaromtrent geen amen-
ement voorstellen. Oin op de andere vermindering van het artikel
nog terug te komen, namelijk die met de opschuiving samenhangt,
welke zal plaats hebben tengevolge van het weggaan van Mejuffrouw
libboel, zou ik het traciement van degene die in haar plaats komt
wel willen verhoogen, maar niet tot het volle bedrag dal deze
hulponderwijzeres thans heeft.
De Voorzitter. Den heer Dekhuyzen schijnt het onbekend te zijn
dat de Commissie voor de Bewaarscholen beschikt over de gelden
voor de tractementen uitgetrokken; de Commissie oordeelt over de
verdiensten van onderwijzeressen en kweekelingen en regelL dienten
gevolge de tractementen. Eu waarlijk de hoogste tractementen zijn
nog met hoog, wanneer men in aanmerking neemt wat daarvoor
moei worden gedaan, en de taak die op eene onderwijzeres rust
VN anneer gij u daarvan op de hoogte wilt stellen, raad ik u aan eens
tegen kwart voor vieren naar een der bewaarscholen voor onvermo-
genden te gaan, en ik ben overtuigd dat de heer Dekhuyzen een
der eersten zal zijn om in de volle goedheid van zijn hart te zeg
gen: die meisjes hebben eene zeer zware laak te vervullen voor een
klein tiactcmcnt. Het is toch geene kleinigheid om van 's morgens
hall negen tot s middags 4 uren met die kinderen, welke veel meer
zorg en moeite vereisehen dan kinderen uit onzen stand, om te gaan
en ze bezig te houden Stel dat zij tegen half vijf thuis zijn, dan
hebben zij tijd om zich wat te verfrisschen, te eten en wal uit te
rusten; te 6 uur moeten zij aan de Kweekschool voor bewaarschool-
bouderessen zijn om daar de lessen bij te wonen tot 8 a 9 uur, en
zijn dan gereed om aan haar huiswerk te beginnen. Uit dit alles
blijkt ten duidelijkste dat de betrekking van onderwijzeres en kwee-
keling bij eene bewaarschool nu juist niet als eene sinéeure kan
aangemerkt worden.
De heer Dekhuyzen. M. d. V.! Na het door U gesprokene zal
ik geen amendement tot vermindering ook van dezen post voorstellen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn, 139 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgnrs 140-143 en Hoofdstuk VII, worden zonder beraad-
slaging ol hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 144: Belooningen van doctoren, heel-
meestersvroedmeestersvroedvrouwen enz.
De lieer Zaalberg. M. d. V.Een der stadsgeneesheeren is over
leden. Zal er nu een anderen geneesheer in ztfiie plaats benoemd
worden, of zullen zijne werkzaamheden verdeeld worden onder de
overige heeren stadsdoctoren, zooals vroeger is geschied?
De Voorzitter. Er zal een nieuwe titularis benoemd worden op
netzelide tractement als de overledene genoot.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn. 144 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
,4S—130 w-orden achtereenvolgens zonder beraadslaging
ol hooldelijke stemming goedgekeurd:
De Voorzitter. Volgn. 151: Bosten van Verloskundig Onderwijs, kan
vervallen, aangezien door den Stads-Vroedineester geene lessen meer
aan de Vroedvrouwen worden gegeven.
Volgnrs. 152, 153, 154 Hoofdstuk VIII, worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 155: Beulen van de tijdelijke geldleenino
ter voorziening m de behoefte aan kasgeld.
De heer IWer. M. d. V.! Ik zou gaarne dit Volgn. aangehouden
zien tot na de behandeling van Volgn. 53 van de Inkomsten Deze
twee Volgnrs. staan in pauw verband, en op Volgn. 55 wensch ik
een amendement voor te stellen, wat bij aanneming tengevolge zou
nebben, dat ook Volgn. 155 veranderd zou moeten worden.
Dienovereenkomstig wordt besloten en Volgn 155 aangehouden.
Volgnrs. 1 öö—l58 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
ol hooldelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 159: Pensioenen, lijfrenten en wachtnelden
moet worden verhoogd met f 980.
Volgnrs 159, Hoofdstuk IX. 160-163, worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd
De Voorzitter Volgn. 164: Kosten voor openbare vermakelijkheden
en feesten en voor het uitsteken der vlaggen; moet worden verhoogd
met f 500 voor feestelijkheden bij de tentoonstelling van Landbouw.
„rÏÏElV"^70. worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
ol hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De heer Verhey van Wijk. M. d. V.l In het antwoord van het
vollen t eSt,uur °P het gesprokene in de afdeelingen komt de
„ende zinsnede voor: .de discussiën over dit onderwerp koinen
ons voor vrijwel te zijn uitgeput."
alslkwhCDin'lHC.h!?riin dit TiclU nie' mct BurS- en Weth- eens.
IL a ln de stikken zoeken, ziet men, zooals Burg. en Weth. zeg
gen, dat de bewering, als zou de Raad een subsidie van t 1500
hebben toegestaan voor den Schouwburg, nergens wordt bevestigd.
™i '"Ti lo Verk'eefs naar dat besluit gezocht; 't zou mij
voorin? r n*"1 dle bcwe,'ing met stilzwijgen zou laten
vooibijgaan, en t feil alleen, dat ik er hier thans T woord over voer,
pp bevvlJS' dat du beslu|t niet bestaat, anders zou men mij te-
.echt tegenwerpen, dat ,k buiten de orde was. daar het besluit ge-
nomen is, <jn daar of daar ic vinden is.
Maar dat is niet de hoofdzaak van hetgeen ik zeggen wil.
De quaestie is of de Schouwburg ons subsidie noodig heeft. Nu
hnnn Wt maatreSelen de Commissarissen aangewend hebben om
hunne inkomsten te vermeerderen.
hilliiLbp I T' V°i°r deZ£" post slemmen> omdat het met mijn
enkdén zJ beTakn gemeenschap voor het genoegen van
De heer Juta. Ik wensch allereerst een woord van dank en waar-
eering te richten tot den heer De Goeje, voor zijne zorgen en onder
zoekingen om de zaak van het subsidie tot meerdere'klaarheid te
mengen. Ik heb zijne nota met aandacht gelezen en herlezen, en
L nnnpn h jennen dat als zij mij tot andere gedachten had
en brengen, ik t volmondig zou erkennen. Thans moet ik echter
verkluren. dat zij een tegenovergestelde uitwerking op mij gehad
oefen juist daarom kan ik er het stilzwijgen niet over bewaren;
immers hieruit zou de gevolgtrekking kunnen gemaakt worden, dat
ik mets legen de argumenten in de nota wist aan te voeren, en dan
zou mijn slem tegen de subsidie den schijn hebben van niet gemo
tiveerd te zijn lk zal daarom thans uiteenzetten waarom ik tot een
tegenovergestelde conclusie als de heer De Goeje ben gekomen.
Jk kan de nota in tweeën splitsen; ten eerste wat in 1864 de
aad besloten heeft; wat in den Raad zelf gesproken is en deze zaken
zijn het waarop wij uitsluitend te letten hebben. Voorts, ten
tweede, de handelingen van leden buiten den Raad, waarop wij niet
zoo zeer te letten hebben.
Wij hebben dus na te gaan wat het rapport van Burg. en Weth.
'^evvorden8' W8t dG" ^aad °VeF deZC tIuaeslie verhandeld is
Niettegenstaande in 1827 aan de Goramissarissen van den Schouw-
burg een jaarlijksch subsidie was toegestaan, maakten Burg. en Weth.
m 1864 bezwaar een dergelijk voorstel weer bij den Raad te
brengen en, hoewel de oprichters een jaarlijksch subsidie van ƒ1500
vragen, is de conclusie van het rapport van Burg. en Weth. dat zij
den Raad voorstellen aan adressanten eene toelage van ƒ1500 alleen
over 186a toe te zeggen. Over deze conclusie is gestemd, en daarin
staat voorzeker niets dat den Raad voor volgende jaren verbindt,
ot in de toekomst eenige verplichting oplegt.
a Dde considerans tot die conclusie overwegen Burg. en Weth. dat
de Raad jaarlijks over de toekenning dier subsidie zal moeten be
slissen; daardoor hebben zij dus den Raad in de toekomst geheel
willen vrijlaten, en is den Raad niet de minste verplichting opgelegd;
ja zells ligt daarin opgesloten dat de Raad in dc toekomst geheel
vrij is in zijn besluit omtrent de toekenning der subsidie; immers
hij, de Raad die overwegen moet omtrent het al of niet toekennen
eener subsidie, heeft daardoor al stilzwijgend ook het recht te
weigeren.
Wel spreken Burg. en Weth. de verwachting uit dat, indien de
onderneming aan haar doel blijft beantwoorden, er wel geen billijke
redenen zullen zijn om het verder verleenen der subsidie te weigeren,
doch hierbij is alleen maar sprake van eene verwachting.
Nu dunkt mij dat uit het feit dat Burg. en Weth. toen niet anders
uitspraken dan eene verwachting, voor dezen Raad na verloop van
ruim 2o jaren geene zedelijke verplichting voortvloeit om maar steeds
inet bet verleenen van een jaarlijksche subsidie van 1500 voort
te gaan
De heer De Goeje komt tot eene andere conclusie nl. «Hoewel zij
Burg en Weth voorstellen om voor 1865 f 1500 toe te zeggen, is
och hunne duidelijke bedoeling, dat het, onder voorbehoud van na
koming der toegezegde verbeteringen, als jaarlijksche toelage zal zijn
aan te merken. o j
Ik verklaar niet te begrijpen, om de door mij zooeven opgenoemde
redenen, hoe de heer De Goeje tot die conclusie kan komen.
k Tc'?16' Van Burg en Weth- werd in de zitting van 15 Sep-
teniber 1864 aangenomen met 2 stemmen tegen.
De heer De Goeje zegt alweder van die twee tegenstemmers spre
kende: »Ook zij gaan blijkbaar van de onderstelling uit dat het in die
zitting te verleenen subsidie als de belofte eener jaarlijksche toelage
beschouwd moest worden".
Het is mogelijk dat die mcening voor den heer De Goeje zeer