5? Kitting van Donderdag 3 Juli 1891, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de Heer L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1'. Voorstel van den heer dr. M. J. De Goeje, om art. 2b van de Verordening, houdende regeling van de Vaste Commission (Gem blad n°. 2 van 1885) te doen vervallen. (115, 140 en 153). 2®. Benoeming van drie leden der Commissie van Financien en uit dezen van den Voorzitter. 3°. Idem van eene derde onderwijzeres aan de Meisjesschool le klasse. (150) 4°. Verzpek van J. G. Ballego, betrekkelijk eene overwulving van een gedeelte Wiltesingelsloot. (151) 5®. Voorstel betrekkeljjk de jacht op waterwild op de Vroonwateren. (154) 6°. Verzoek van A. P. K. Hardeman, aannemer, om schadevergoeding. (135) 7®. Voorstel tot onderhandsche verhuring van de beweiding van het Schuttersveld. (155) 8®. Idem betrekkelijk eene tijdelijke verpachting van de Gehoorzaal. (150) Tegenwoordig waren 21 leden, als de heeren: Bool, Knappert, Juta, Du Ricu, Zaaijer, Van Hamel, Fockema Andreae, Van der Breggen, Le Poole, Verster van Wulverhorst, De Sturler, Van Hoeken, Cock, Tieleman, Koelser, Zaalberg, Hasselbach, De Goeje, Kaiser, Was, Driessen en de Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving, de heeren: Alma, Zillesen, Van Lidth de Jeude, Van Reenen, Schneither en Nijkamp. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 18 Juni worden gelezen en goedgekeurd. (De heer Van Hamel komt ter Vergadering.) De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1®. Dispositie van de Gedep. Staten van Zuid-Holland dd. 16/19 Junijl. B, n°. 1784, (3e afd.) G. S., n®. 107/3, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 4 Junijl. tot verhooging der Gemeente- begrooting, dienst 1890 in ontvang en uitgaaf met 4500 voor dek king van te korten op verschillende posten. 2®. Idein als voren dd. 16/19 Junijl. B, n®. 1784 (3e afd.) G. S„ n®. 107/3, tot al- en overschrijving op de begrooting, dienst 1890, ad f 7979.75® en ad 8101, mede voor dekking van tekorten op be- grootingsposten. 3®. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 16/19 Juni jl. B. n®. 1574, (le afd.) G. S., n". 84, houdende mededeeling dat de in af schrift gezonden wijziging der Verordening voor vaste Commissiën uit den Gemeenteraad voor kennisgeving is aangenomen. 4®. Missive als voren dd. 26/29 Juni B, n®. 1866 (3e afd.) G. S., n®. 29, ten geleide van het goedgekeurd kohier der Plaats. Directe Belasting, dienst 1891. 5'. Dispositie van de Ged. Staten, dd. 23/29 Juni jl. B, n°. 1863, (3e afd.) G. S., n®. 33/2, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 11 Juni tot verhooging van de begroeiing, dienst 1891, in ont vang en uitgaaf met 800 voor de draineering van het Schuttersveld. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving beide voor den dienst 1890, van liet Roomsch Katli. Armbestuur en het Wees- en Oudelicdenhuis. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 2®. Verzoek van H. Schuyt en C. De Ruiter, om vergunning tot het dempen van een gedeelte water gelegen tusschen de Maliebaan en den Witten Singel, Kadaster n®. 4148. Wordt gesteld in handen van Burg. en Welh. 3®. Adres van A. P. K. Hardeman, waarin deze zijn verzoek om schadeloosstelling handhaaft. Dit adres luidt aldus: Aan den EdclAchtb. HH. van den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met vcrscliuldigden eerbied te kennen het navolgende verzoek. Daar ik uit het verslag uit de Gemeenteraadszitting vernomen heb dat het ingediende adres van 10 April jl. door ons beiden onder teekend en nu door J. H. Nielsen een adres is ingediend om het zijne als niet ingediend le willen beschouwen en door den Edel Achtb. Heer Voorzitter werd voorgesteld dat namelijk het adres eerst door beiden onderteekend en nu door slechts een, le wachten of den tweeden ondergeteekende het zelfde zoude komen verzoeken. Zoo ben ik besloten mijn verzoek gestand te doen. Ik zou denken door mijn woord in te trekken ik handelde gelijk eene eerlooze en daarom ben ik bereid het tot het uiterste door te zetten. Daarom verzoek ik nederig of Uwe EdelAchtb. hel zoo spoedig mogelijk in overweging te nemen en mij inel den uitslag bekend te maken. In afwachting, A. P. K. Hardeman, Goudsche Rijweg n°. 88, Rotterdam. Te behandelen bij n°. 6 van de agenda. 4°. Adres van C. J. Tasseron, om mede te worden toegelaten tot mededinging naar de pacht van de Stads-Gchoorzaal gedurende de kermis. Dit adres luidt aldus: Aan den Gemeenteraad te Leiden. Geeft eerbiedig te kennen C. J. Tasseron, kodiehuishouder te Leiden. Dat hij gisterenavond in het Leidsch Dagblad heeft gelezen dat Burg. en Weth. van Leiden het wenschelijk achten dat de beneden lokalen der nog in aanbouw zijnde Gehoorzaal gedurende de kermis- wcek worden verhuurd, wijl de ondervinding heeft geleerd, dat deze wijze van feestviering voldoet aan een werkelijke behoefte, terwijl daardoor tevens een niet onbelangrijke bate voor de gemeentekas kan worden verkregen. Dat volgens zijne bescheiden meening deze bate grooter zou zijn, indien de gelegenheid tot mededinging openstond. Dat deze mededinging ten eenenmale uitgesloten is geworden indien de Gemeenteraad zijn adhaesie schenkt aan het voorstel van Burg. en Weth. waarbij dezen in overweging geven de zaal tijdelijk te verhuren aan den heer B. M. Duyser, die zich reeds voor geruimen lijd had aangemeld om de zaal voor de kermis te huren, mits tegen betaling van een behoorlijke huursoin. Dat requestrant in de stellige meening verkeerende, dat de zaal niet voor de kermis verhuurd zou worden, bij UEdelAchtbaren Raad geen poging heeft aangewend om als huurder in aanmerking te komen. Dat hij echter nu nog het beleefd verzoek tot Uwen Raad richt om hem alsnog in de gelegenheid te stellen, hetzij door openbare verpachting, hetzij op andere wijze voor het huren der zaal gedurende de kermisweek te kunnen mededingen. Overtuigd dat de gemeentekas op deze wijze nog meer gebaat zal worden, dan bij eene onderhand sche verhuring zooals Burg. en Weth. thans voorstellen. 't Welk doende enz., C. J. Tasseron. Te behandelen bij punt 8 der agenda. Nog wordt medegedeeld: 1®. Dat thans nog een bedrag van /"90000 in prolongatie is belegd bij de Leidsche Bank. 2®. Dat aan den met 1 Juli eervol ontslagen agent van politie der le klasse P. Loekenbach een pensioen is toegekend van f 389.55 per jaar, berekend naar eene jaarwedde van 742 en 311 dienstjaar, in gaande 1 Juli 1891. Worden voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is alsnu: I. Voorstel van den heer Dr. M. J. De Goeje, om art. 2b van de Verordening, houdende regeling van de Vaste Cemmissiën (Gem.blad n®. 2 van 1885) te doen vervallen. (Zie Ing. St. n®. 115, 140 en 153.) De beraadslaging wordt geopend. De heer De Goeje. M. d. V.! Ik wensch mijn voorstel nog met cenige woorden toe te lichten. Van de 27 leden, die in Februari 1885 hun stem over het voorstel Buys hebben uitgebracht, zijn nog maar 13 op 't oogenblik lid van den Raad. Hel is dus misschien niet overbodig, kort uiteen te zetten wat de bedoeling van dat voorstel was, gelijk die bljjkt uil de toe lichting en de discussiën. Men vreesde nl. voor twee dingen. Vooreerst, dat de Commissie van Financiën want van deze alleen was sprake zich met het College van Burg. en Weth. tot ééne groote Commissie zou vereenigen, dat in die Commissie over gewichtige onderwerpen met meerderheid van stemmen eene beslissing zou genomen worden, en dat dan de minderheid, die er mocht beslaan en die men stilzwijgend onderstelde de Commissie van Financiën of de meerderheid dezer Commissie te zijn, zich bij de openbare behandeling gebonden zou achten door die beslissing Een aldus ontworpen voorstel zou derhalve, volgens de toenmalige verhouding, de 4 stemmen van de leden van het Dag. Bestuur en de drie stemmen van de Commissie van Financiën, dus zeven stemmen voor zich hebben, dit is meer dan van den ge- heelen Raad; en bovendien zou zulk een voorstel de afzonderlijke toelichting en beoordeeling van de Commissie van Financiën missen. Ware die vrees gegrond, dan zou 't ook beter zijn in 't geheel geen Commissie van Financiën te hebben. Want als die bestaat uit ver standige en onafhankelijke mannen, dan is 't niet aan te nemen, dat zij zich zoo zou laten overvleugelen, gesteld dat daartoe de toeleg bestond. In werkelijkheid zal men echter één van deze drie gevallen hebben: èf de twee Commissiën komen tot volkomen overeenstemmingóf er wordt volstrekt geen overeenstemming verkregen; óf zij zullen op ondergeschikte punten van raeening verschillen. In het eerste geval nu is hel tamelijk onverschillig of die overeenstemming blijkt uit een afzonderlijke ouderteekening, of uit een daarbij gevoegd stuk. Zulk een gezamenlijke onderteekening heeft echter zelden plaats gehad. In de twee andere gevallen zal de Commissie van Financiën juist beter op de hoogte van de zaak gekomen zijn, en met vollediger kennis van zaken den Raad kunnen voorlichten en adviseeren. Hel tweede wat men vreesde was, dat eene bedenking van de zijde der Commissie van Financiën bij eene samenspreking met Burg. en Weth., hetzij door weerlegging, hetzij door gedeeltelijk toegeven overwonnen, niet tot de kennis van den Raad zou worden gebracht, zoodat deze niet al de toelichting ontvangen zou, waarop hij recht heeft. Ik geloof dat 't wel zeker is, dat eene bedenking, in den boezem der Commissie van Financiën gerezen, maar waarvan zij bij eene samen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 1