51
Zitting van Donderdag It Juni 1§9I,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de Heer L. M. J)E LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen'.
1°. Verzoek van de wed. C. W. Schoorcl, om vrijstelling of terugbe
taling van schoolgeld, Middelb. Onderwijs. (131)
2°. Idem als voren van A. Collée, Middelbaar Onderwijs. (131)
3". Staat van af- en overschrijving op de begrooting. dienst 1891. (132)
4'. Voorstel betrekkelijk de oprichting van een Krankzinnigengesticht
nabij Leiden.
Tegenwoordig waren 23 leden, als de heeren: Was, Kaiser, Ticleman,
Koetser, Verster van Wulverhorsl, De Slurler, Van Reetien, Van der
Dreggen, Le Poole, Du Ricu, Van Lidlh de Jeude, Fockcma Andreae,
Van Hoeken, Bool, Schrieitlicr, Knappert, Zaaijer, Van Hamel, Cock,
llasselbach, De Goeje, Driesscn, Juta en de Voorzitter.
Aiwezig waren met kennisgeving, de heeren: Zaalberg, Zillesen,
Alma en Nijkatnp.
De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 4
Juni worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van Mej. A. M. J. Perrin, om eervol ontslag uit hare
betrekking van derde onderwijzeres aan de Meisjesschool 1ste klasse
legen 1b Augustus a. s.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
2°. Verzoek van Mej. H. Schaepman, om ontslag wegens ziekte als
leerares in de Plant- en Dierkunde aan de Hoogere Burgerschool
voor Meisjes en de Kweekschool voor onderwijzers, met de daarom
trent uitgebrachte adviezen.
Wordt in de Leeskamer ter inzage van de leden nedcrgelegd.
Nog wordt medegedeeld:
Dat in de stembureaus voor de verkiezing van 9 leden van den
Gemeenteraad, op Dinsdag 21 Juli a. s., zitting zullen hebben:
In het Hoofdbureau de Burgemeester als Voorzitter en de HH. Alma
en Zaaijer leden;
in het bureau aan den Burg de HH. Kaiser, Voorzitter; Zillesen
en Knappert, leden;
en in het bureau aan de Mare de HH. Juta, Voorzitter; Fockema
Andreae en Tieleman, leden.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is alsnu:
I. Verzoek van de Wed. C. W. Schoorel, om vrijstelling of terug
betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 131.)
II. Idem als voren van A. Collée, Middelbaar Onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 131.)
Op beide verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdeljjke stemming gunstig beschikt.
III. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1891.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
(Zie Ing. St. n". 132.)
IV. Voorstel betrekkelijk de oprichting van een krankzinnigenge
sticht nabij Leiden.
De Voorzitter. De leden van den Raad zijn allen bekend met het
onderwerp, dat in de laatste zittingen met gesloten deuren behandeld
is geworden, en zij welen dus allen ook, dal in die Vergadering het
besluit is genomen, dat de Raad zich met een adres tot de Provinciale
Stalen zal wenden aangaande de oprichting van een Krankzinnigen
gesticht in de nabijheid van Leiden. Dit adres is thans opgemaakt,
en de leden hebben er allen een afdruk van ontvangen.
Ik stel voor het te doen voorlezen.
Dienovereenkomstig wordt besloten, en het adres wordt door den
Secretaris voorgelezen.
Aan de Provinciale Staten van Zuid-Holland.
De Gemeenteraad van Leiden neemt de vrijheid het volgende onder
de aandacht van Uwe Vergadering te brengen.
Met belangstelling heeft de Gemeenteraad kennis genomen van de
sedert eenigen tijd bij Uwe Vergadering aanhangige voorstellen van
HH. Gedeputeerde Staten, ter voorziening in het gebrek aan plaats
voor de verpleging van behoeftige krankzinnigen, daartoe strekkende
om, door het verlecnen van belangrijke subsidiën uit de Provinciale
fondsen, de Gemeentebesturen van Delft en Dordrecht in staat te
stellen de aldaar aanwezige krankzinnigengestichten te vergrooten.
Met niet minder belangstelling heeft echter de Gemeenteraad levens
kennis genomen van de inderdaad hoogst gewichtige bezwaren, zoowel
in den boezem Uwer Vergadering als door in deze bij uitnemendheid
bevoegde vereenigingen en autoriteiten legen die voorstellen ingediend.
Ook de Gemeenteraad van Leiden is overtuigd dat door de voor
gestelde uitbreiding van de beslaande gestichten le Delft en te Dor
drecht slechts op hoogst gebrekkige wijze in de bestaande en toe
komstige behoeften zal worden voorzien, en het Gemeentebestuur heeft
bij deze aangelegenheid ongetwijfeld een groot belang, aangezien het
aantal behoeftige krankzinnigen, die voor rekening der gemeente
Leiden in gestichten worden verpleegd, in den regel een zestigtal
bedraagt.
Bij de discussiën in de Herfstvergadering der Provinciale Staten
in 1889 en in een aantal adressen nu is gewezen op het groot belang
om een gesticht voor krankzinnigen op te richten in de nabijheid
van Leiden, een plan waarvan de wensehelijkheid door den Gemeen
teraad ten volle wordt erkend.
Leiden toch komt voor de vestiging van zoodanig gesticht in de
eerste plaats in aanmerking, en wel hoofdzakelijk als Universiteitsstad.
Immers aan het gevestigd zijn van een krankzinnigengesticht in of
nabij de Universiteit zijn ontegenzeggelijk belangrijke voordeelcn ver
bonden.
Vooreerst voor de lijders zclven, wien alsdan steeds onmiddellijk
de noodige hulp en bijstand kan worden verleend.
In de tweede plaats kan dan liet Geslicht dienstbaar worden ge
maakt voor onderwijs in de Psychiatrie. Ofschoon de leer der ziels
ziekten op dit oogenblik nog geen verplicht examenvak is voor de
medische studenten, staat het bij alle deskundigen vast, dat de Psy
chiatrie noodzakelijk een deel moet gaan uitmaken van de leerstof
van liet geneeskundig onderwijs en dat eene kliniek van zenuwlijden
en zielsziekten slechts dan goede vruchten voor het onderwijs kan
dragen, wanneer zij in een nabijgelegen gesticht gelegenheid vindt
deels baar ziekenmaleriaal aan te vullen, deels hare patiënten te
evacueeren.
Oprichting van een krankzinnigengesticht in de nabijheid van deze
gemeente is derhalve noodzakelijk voor den bloei van de Lcidsche
Universiteit, omdat eerst daardoor de mogelijkheid zal ontstaan om
aan de Universiteit eene psychiatrische kliniek te vestigen, waarvan
zij tol dusver verstoken is.
Hieruit volgt dal deze zaak ook van groot belang is voor de ge
meente Leiden. Immers de belangen dier gemeente hangen nauw
samen met die van de Universiteit, en het ligt alzoo op den weg
van het Gemeentebestuur den bloei dier Universiteit zooveel mogelijk
le bevorderen.
Waar door alle deskundigen de oprichting van een Krankzinnigen
gesticht in de nabijheid dezer gemeente voor den bloei van het
medisch onderwijs noodzakelijk wordt geacht, is het Gemeentebestuur
voorzeker verplicht zich deze zaak aan te trekken, terwijl, afge
scheiden van het belang der Universiteit, de indirecte voordeelen welke
een groot geslicht in de nabijheid oplevert, voor eene gemeente als
Leiden, niet twijfelachtig zijn.
In de tweede plaats kan door bet Gemeentebestuur in de nabijheid
dezer gemeente geschikt terrein worden aangewezen en kosteloos ter
beschikking worden gesteld; terrein, alwaar de verpleegden ook met
eenigen veld- of tuinarbeid kunnen worden bezig gehouden.
In den tegenwoordigen tijd wordt door alle deskundigen erkend
dat bij elk gesticht zoodanige gelegenheid aanwezig behoort te zijn,
zal hel gesticht aan zijn doel kunnen beantwoorden, en door eene
vergrooting en uitbreiding van de bestaande gestichten te Delft en
te Dordrecht zoude voorzeker aan dezen eisch niet kunnen worden
voldaan. De aanzienlijke sommen welke voor die vergrooting en uit
breiding benoodigd zijn, kunnen alzoo op nuttiger wijze worden be
steed aan de oprichting van een nieuw gesticht, voldoende aan de
eischen van den tegenwoordigen tijd.
Is alzoo het belang voor deze gemeente van genoegzaam gewicht,
om een optreden van het Gemeentebestuur in deze te rechtvaardigen,
niet minder valt het in het oog dat ook het belang der Provincie in
hooge mate hierbij is betrokken.
Wordt toch besloten lot de oprichting van een Krankzinnigengesticht
nabij Leiden, dan zullen vooreerst tal van krankzinnigen uit de Provincie
Zuid-Holland, naar het oordeel van alle deskundigen, in vele opzichten
beter verpleegd kunnen worden dan wanneer tot eene uitbreiding van
de beslaande gestichten wordt overgegaan.
Boyendien wordt daardoor, zooals mede boven is aangetoond, de
ontwikkeling en de bloei der Leidsche Universiteit en, in verband
daarmede, die van de gemeente Leiden, eene der voornaamste ge
meenten van Zuid-Holland, ten zeerste bevorderd, een feit dat, zonder
nader beloog, van het grootste belang kan worden geacht voor de
geheele Provincie.
Het komt daarom den Gemeenteraad voor dat de keuze tusschen de
oprichting van een Gesticht nabij Leiden ol de uitbreiding van de be
slaande gestichten te Delft en te Dordrecht voor de Provinciale Staten
niet moeielijk zal wezen, en de Raad vertrouwt dat ongetwijfeld eene
beslissing in eerslgenoemden zin zal worden genomen. Geschiedt zulks,
dan blijft nog de vraag te beantwoorden: Zal een Provinciaal Gesticht!
door de Provincie te onderhouden en te exploiteeren, nabij Leiden
worden opgericht, dan wel zal de Provincie de noodige gelden be
schikbaar stellen, ten einde door de gemeente Leiden een Gesticht
worde opgericht, door die gemeente voortdurend te exploiteeren.
In syelkcn zin deze beslissing ook uilvalle, in beide gevallen zal
zoodanig besluit door den Gemeenteraad worden toegejuicht; door
beide beslissingen toch zullen, naar het oordeel van den Gemeenteraad,
zoowel de belangen van de verpleegden in de eerste plaats als die
van de Leidsche Universiteit, de gemeente Leiden en de geheele
Provincie Zuid-Holland, op uitnemende wijze worden behartigd.
In beide gevallen verklaart de Gemeenteraad zich volgaarne bereid
het benoodigd terrein voor het Gesticht aan te wijzen en kosteloos ter
beschikking le stellen.
Intusschen zoude de Gemeenteraad verre de voorkeur geven aan de
oprichting van een Provinciaal Gesticht.
Wordt echter tot het verleenen van een subsidie aan de gemeente
Leiden besloten, dan zoude het subsidie op een zoodanig bedrag moeten
woiden vastgesteld, dat daaruit kunnen worden bestreden alle kosten
van oprichting en eerste inrichting, meubilair daaronder begrepen,
terwijl alleen het terrein door en voor rekening van de gemeente
Leiden zoude moeten worden aangewezen en verstrekt.
Wat het aantal te verplegen lijders betreft, ware het alsdan zoowel
in het belang van de Provincie als van de gemeente Leiden dat door
Uwe Vergadering in beginsel werd besloten om de kosten van op-
richting en eerste inrichting van een Krankzinnigengesticht voor 400
lijders voor rekening der Provincie te nemen, doch dat aan dit besluit