47
'fitting van Donderdag 4 Juni 1691,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de Heer L. M. HE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1". Benoeming van drie Jeden der Commissie van Financiën en uit
dezen van den Voorzitter.
2°. Idem van twee leden van het Bestuur der Praktische Ambacht
school (113)
3°. Staten van af- en overschrijving en suppletoire staat op de ge-
meentebegrooting van 1890. (106, 114 en 120)
4°. Verzoek van P. J. Verkoren, om een gebouwtje te plaatsen op
de Aalmarkt. (116)
5'. Voorstel tot het verleenen van afschrijving of terugbetaling van
plaatselijke directe belasting, dienst 1890. (122)
6". Verzoek van de Wed. Ds. Ph. S. Van Ronkel, om vrijstelling of
terugbetaling van schoolgeld, Gymnasium. (118)
7". Idem als voren van H. C. Coebergh (119)
8°. Idem als voren van L. M. De Laat de Kanter. (125)
9°. Idem als voren van F. A. Reimeringcr, Hoogere Burgerschool. (128)
10'. Idem als voren van de Wed. D. J. Scholten, lager onderwijs. (127)
11°. Idem als voren van de Wed. D. Sluiter, lager onderwijs. (124)
12°. Voorstel betrekkelijk eene uitbakening van de Dicpcrpoel bij de
Sassenheiincrvaart. (121)
13°. Idem lot onderhandsche verpachting van de tienden onder Leider
dorp. (123)
14®. Verzoek van Dr. J. A. F. Meilink, leeraar aan het Gymnasium en
de Hoogere Burgerschool voor Jongens, omtrent de periodieke
tractementsverhooging. (109)
15°. Rekening van de Bank van Leening over 1890. (98)
16°. Idem van het Gereformeerd Minne- of Arme Oudé Mannen- en
Vrouwenhuis. (99)
17®. Bezwaarschriften tegen de suppletoire Kohieren der Plaatselijke
Directe Belasting, dienst 1890. (126)
Tegenwoordig waren 23 leden, als de heeren: Bool, Knappert,
üriessen, Was, Kaiser, De Goeje, llasselbach, Schneilher, Zaaijer,
Tieleman, Cock, Van Hoeken, Verster van Wulverhorst, Le Poole,
Van Reenen, Van der Breggen, Van Lidth de Jeude, Fockema Andreae,
Van Hamel, Alma, Du Ricu, Juta, Zilleseu en de Voorzitter.
Afwezig waren met kennisgeving, de heeren: De Sturlcr, Zaalberg,
Koetser en Nijkamp.
De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 14
Mei worden gelezen.
De Voorzitter. Indien niemand 't woord over deze notulen ver
langt, wensch ik méde te deelen, dat naar aanleiding van 't laatste
punt waarop de interpellatie van den heer Van Hoeken betrek
king had, een antwoord is ingekomen van Gedeputeerde Staten, waarin
zij bezwaar maken de kosten van het voorloopig herstel der kleine
Havenbrug voor rekening van de Provincie te nemen. Burg. en Weth.
zijn echter bij Gedeputeerde Staten op deze zaak teruggekomen,
maar op dit schrijven is nog geen antwoord ingekomen.
De Notulen worden thans goedgekeurd.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Voorstel van het Raadslid Dr. M. J. De Goeje tot intrekking
van de Verordening van 19 Februari 1885, houdende wijziging van de
Verordening van 6 Maart 1852, lot regeling van de vaste Commissiën
uit den Gemeenteraad.
2°. Adres van het Gemeentebestuur van Veur, houdende verzoek om
aan de directie van de IJselstoomtramwegmaatschappij vergunning te
verleenen tot doortrekking van de tramlijn LeidenDen Haag tot
voor de Kweekschool voor Zeevaart alhier.
3°. Verzoek van de Wed. D. W. Schoorel, om restitutie van betaald
schoolgeld, Middelbaar en Lager Onderwijs.
4°. Missive van de erven van den heer inr. J. Van Buttingha Wichers
waarbij zij de gemeente ten geschenke aanbieden verschillende voor
werpen, geschriften enz. betrekking hebbende op het ijs- en winterver
maak, ter plaatsing in het Stedelijk Museum.
5®. Verzoek van A. Collee te Rijnsburg, om vrijstelling van de betaling
van schoolgeld Middelbaar Onderwijs.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
6®. Rekening, dienst 1890, van de Stedelijke Werkinrichting.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financien.
7®. Adres van den heer J. N. J. Thijssen en andere bewoners van
de Paardensteeg, om den naam van die steeg te veranderen in
•Paardenstraat,"
Dit adres is van den volgenden inhoud:
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen ondergeteekenden,
allen bewoners, ex-bewoners, toekomstige bewoners en getrouwe be
zoekers van de »Paardesteeg",
dat de naam Paardesteeg hun reeds jaren lang een voorwerp van
ergernis geweest is,
dat immers de steeg vrij breed en zeer druk bezocht is,
dat hare bewoners personen van eenig gewicht zijn,
dat andere smallere doorgangen, zooals de Veenestraat in den Haag
en nog meer de Waterstraat in Zwolle een sport hooger in de classi
ficatie geplaatst zijn,
dat wel is waar de steeg nauw is in vergelijking van de pleinen
aan elk barer uiteinden, maar toch op zich zelf aanzienlijk genoeg,
om een beteren naam te-' kunnen voeren,
dat, wanneer aan ondergeteekenden gevraagd wordt, waar zij wonen,
hun antwoord met een minachtend schouderophalen en neusoptrekken
wordt begroet,
dat het toch niet aangaat, dat ondergeteekenden, als zij naderhand
gewichtige Staatsbetrekkingen beklceden, moeten erkennen in eene
steeg gewoond te hebben,
dat zij reeds nu bemerken, dat verscheidene kringen voor hen ge
sloten blijven, omdat zij zijn: «bewoners eener steeg,"
dat dit zelfs een beletsel kan zijn om op te klimmen tot bovenge
noemde gewichtige Staatsbetrekkingen,
dat eindelijk een de stad bezoekende vreemdeling een gering idee
van haar krijgt, als hij reeds onmiddellijk van hel Station in eene
steeg te land komt,
dat dus in 't algemeen een der beste buurten van Leiden een beteren
naam verdient.
Redenen, waarom zij Uwen Raad eerbiedig verzoeken om, zoowel
in '1 belang der requestranten, als in dat der gemeente Leiden den
naam Paardesteeg le veranderen in Paardestraat.
't Welk doende,
J. N. J. E. Thijssen,
Volgen de namen van 6 adressanten.
Wordt gedeponeerd ter griffie.
8®. Missive van den heer C. J. baron Leembruggen, houdende ver
zoek om eervol ontslag als lid van het bestuur van de Stedel. Werk
inrichting, wegens verandering van woonplaats.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
9°. Exploitatierekening met balans van de Leidsche Duinwater-
maatschapgij over 1890, aandeel winst f 18000.
Wordt in de Leeskamer ter inzage van de leden nedergelegd.
Nog wordt medegedeeld:
1°. Dat bij de verkiezing van één lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal op 9 Juni a. s. de navolgende heeren zitting hebben, als:
In het hoofdbureau de Burgemeester, voorzitter en de heeren Van
der Breggen en Du Rieu; in het onderbureau aan Den Burg de lieer
Van Masijk Huyser van Reenen, voorzitter en de hh. Koetser en
Zaalberg, leden; in het onderbureau in het schoollokaal aan de Mare
de heer: J. J. Hasselbach, voorzitter en de heeren Schneither en De
Goeje, leden.
2®. Dat ingevolge Raadsbesluit van 4 Juni 1863, volgens den rooster,
de Commissie voor de loting bij de Schutterij dit jaar zal zijn samen
gesteld uit de leden J J. Van Masijk Huyser van Reenen en A. Koetser,
terwijl de leden dr. G. Zaalberg en J. J. Hasselbach, de Commissie van
onderzoek bij de Schutterij zullen uitmaken en dat mede ingevolge
dat Raadsbesluit al de overige Raadsleden als plaatsvervangers zijn
aangewezen.
De loting heeft plaats op een dag in 't laatst van Juni des voor
middags te 9 uren. De Commissie van Onderzoek houdt twee zittingen,
de eerste omstreeks half Juni, de andere omstreeks half Juli, beiden
's namiddags te zes uren.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van drie leden der Commissie van Financiën en uit
dezen van den Voorzitter.
De Voorzitter. Voor dat ik dit punt aan de orde stel, zou ik een
beroep willen doen op de welwillendheid van de nog l'ungeerende
leden der Commissie van Financiën, om deze benoemingen uit te
stellen totdat het voorstel van den heer De Goeje behandeld is.
Wanneer het blijkt dat de handhaving van het besluit van 19 Februari
1885 niet wenschelijk wordt geacht en wanneer deze hinderpaal tot
gemeenschappelijk overleg uil den weg is geruimd, dan zullen er
waarschijnlijk eerder leden in den Raad gevonden worden, die geen
bezwaar hebben een benoeming tot lid van de Commissie van Finan
ciën aan te nemen. Ik wil de beslissing liefst overlaten aan de heeren
Fockema Andreae en Van Hamel, omdat de heer Fockema in de
vorige Vergadering de pertinente vraag heeft gedaan, of deze benoe
mingen thans aan de orde zouden komen en ik hem dit positief be
loofd had.
De heer Fockema Andreae. Wanneer het in 't belang van de zaak
wordt geacht, dat wij dien korten tijd nog blijven fungeeren, dan
willen wij daartegen geen bezwaar maken.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel
van den Voorzitter besloten.
Aan de orde is nu:
II. Idem van twee leden van het Bestuur der Praclische Ambachts
school.
(Zie Ing. St. n°. 113.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren De Goeje, Driesscn en Alma
verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken?
De uilslag der stemming is dat worden benoemd le Prof. M. J.
De Goeje met 21 stemmen; 1 stem was uitgebracht op den heer P.
Zillesen, en één briefje was in blanco.
2®. De heer C. Bonger met 22 stemmen; één briefje was in blanco.
De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor hunne
welwillende medewerking.
III. Staten van af- en overschrijving en suppletoire staat op de
gemeentebegrooting van 1890.
(Zie Ing. St. n®. 106, 114 en 120.)