35 kost der gemeente niets, en wij meenen die woning noodig te hebben, ten einde in de buurt der school beter de orde te kunnen hand haven. En de Voorzitter van de Commissie van Financiën heeft daarop geantwoord: omdat de Raad het laatste woohl heeft. Nu zou men tot de engelen moeten behooren, en daar rangschik ik mij zelve niet onder, indien men over eene dergelijke weigering op zulke gronden niet cenige geraaktheid toonde. Ware ik Raadslid, dan zou een dergelijk argument van een Commissie voor mij een reden zijn om, al ware ik tegen de zaak zelve, er toch vóór te stemmen, om niet den schjjn op mij te laden zulke argumenten goed te keuren. Kort daarop kwam het voorstel tot het dempen van de Binnenvestgracht Toen heeft de Raad met algemeene stemmen, behalve die van de leden van het Dag. Bestuur, hetwelk zoo dikwijls van gebrek aan zuinigheid wordt beschuldigd en legen zijn advies in, aan den heer Bots een cadeau gemaakt van 700, waarop hij evenveel recht of aanspraak had als ik. Het beste bewijs daarvoor is, dat hij twee dagen na de beslissing van den Raad bij mij komende, zelf erkende dat ik gelijk had gehad en hij hel geheel rnet mij eens was. Maar hij had toen de f 700. De heer Was zegt verder, dat als het advies van de Commissie van Financiën toevallig overeenstemde met dat van het Dag Bestuur, dat dan alles goed ging Heel vreerad kan ik dat niet vinden, maar er was ook een zeer goed middel om te zorgen dat die overeenstemming bestond. Wanneer er belangrijke zaken aan de orde waren, dan traden wij in overleg met de Commissie van Financiën. Waren wij hel over de beginselen niet eens, dan lieten wij de verdere samen- sprekingen achterwege; maar waren wij het daaromtrent eens, dan trachtten wy de meeningsverscbillen aangaande ondergeschikte punten, door gemeen overleg uit den weg te ruimen. Op die wijze is menige goede zaak, zonder eenige moeite, en zeker zonder eenigerlei min aangename discussie tusschen de Commissie van Financiën en het Dag. Bestuur, tot stand gekomen. En waar dat voorafgaand gemeen overleg achterwege bleef, zag men dan ook juist de tegenovergestelde gevolgen. Die de discussiën in den Raad over de uitbreiding van de Gasfabriek in 1881 naleest, zal daarin het bewys zien; daarin komen argumenten voor, die iemand de haren te berge doen rijzen. Toen is eene beslissing gevallen tegen den geest van het voorstel van het Dag. Bestuur, en overeen komstig het advies van de Commissie van Financiën; de uitkomst heeft toen spoedig genoeg doen zien hoe verkeerd de Raad had ge handeld maar de zaak lag er toe en heeft dezer gemeente eene schade van 56000 belrokkend; hadden wij toen in overleg kunnen treden met de Commissie van Financiën dan zou daarvan geen quaestie zijn geweest. Ik heb daartoe nog eene poging aangewend, omdat ik die schadelijke gevolgen voorzag en voorspelde, maar het heeft niet mogen baten. En nu is die zamenspreking, dat gemeen overleg voor goed uit de wereld. Het Raadsbesluit van 19 Februari 1885, op voorstel van den heer Buijs genomen, heeft ze voor goed onmogelijk gemaakt, tenzij aan den Raad daartoe vooraf permissie werd gevraagd. Het zal wel overbodig zijn te zeggen dat ik er niet aan denk ooit eene dergelijke vergun ning te vragen. De Raad heeft misschien de macht, maar zeer zeker niet het recht om ons voor te schrijven met wie wy al of niet overleg willen plegen. De gevolgen zijn dan ook niet uitgebleven. Er zijn nooit zoovele onaangename discussiën geweest, als na het besluit door den heer Buijs uitgelokt, omdat wij die vroeger bijna altijd wisten te voorkomen. Maar nu geve men ons ook de schuld niet van de onaangenaam heden die daarvan het gevolg zijn en schrijve die niet alleen op ons debet. Ik meen hiermede duidelijk genoeg te hebben gezegd waarom hel Dag. Bestuur zich niet meer aan eene herhaling van de in 1888 ge nomen proef wenscht te wagen Nu hel eenmaal gebleken is welken weg de Raad met eene financieele Commissie van Bijstand op wil, ga ik daarop niet mede, en het was mij zeer aangenaam de gelegen heid te hebben de geheele Verordening ter vernietiging te kunnen voordragen. De groote fout van de nu bestaande Commissie van Financiën is, ik heb dit reeds herhaaldelijk gezegd, dat zij zich niet wil onderwerpen aan het feit dat zij is eene Commissie van Financiën Wanneer de Raad wil hebben eene Commissie die hem voorlicht omtrent alle mogelijke zaken in haren geheelen omvang, laat hem dan daarvoor eene Commissie benoemen. Maar benoemt hij eene Commissie van Financiën, laat hem dan ook begrijpen dat zij is eene Commissie van Financiën. Nu is het, ik heb dit herhaaldelijk erkend, niet best mogeljjk de grenzen van den werkkring van zulk eene Commissie altijd scherp af te bakenen, maar dat is geene reden om te doen als of er in het geheel geene grenzen zijn; zij moet blijven eene financieele Commissie. Er zijn verschillende zaken geweest ik wijs o a. op het laatste voorstel omtrent de uitbreiding van de gasfabriek waaromtrent de Commissie van Financiën een advies heeft gegeven waarop niets viel aan te merken. In 1881 was juist het omgekeerde het geval, tot groote schade van de gemeente. Resumcerende herhaal ik, dat het Dag. Bestuur niet voldoen zal aan het verzoek in de motie van den heer Was uitgedrukt. - De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik zal mij niet begeven in de beantwoording der vraag op dit oogenblik niet aan de orde, al hebt gij ze ook ter sprake gebracht, hoe deze en vorige Commissiën van Financiën haar werkkring hebben vervuld. Evenmin zal ik tre den in de beantwoording der vraag of wanneer de discussie soms een minder aangenamen vorm aannam, de schuld daarvan dan lag in de eerste plaats bij de Commissie van Financiën of bij den Voorzitter van het Dagelijkse!» Bestuur, zegt overtuigd te zijn dat de schuld in de eerste plaats lag bij de Commissie van Financiën ik gun u die overtuiging en laat bet gaarne aan ieder over zich daarover zelf een oordeel te vormen. Die vraag te bespreken kan, dunkt mij, tot niets anders leiden dan tot eene onaangename discussie op dit oogenblik, welke ik liefst zou vermijden. Ik wil my liever bepalen bij de enkele vraag: is de motie van den heer Was aannemelijk, en inoet men zich van de aan neming laten terughouden door uwe verklaring, M d. V., dat het Dagelijksch Bestuur, wordt de motie aangenomen, aan het daarin uit gedrukte verzoek geen gevolg zal geven Ik heb, laat ik hel maar zeggen, slechts een zeer platonische gene genheid voor eene Commissie van Financiën die is Commissie van Bijstand. Ik voor mij geloof in abstracto dat eene Commissie van Voorbereiding, zooals de Commissie van Financiën tot nog toe hier geweest is, in eene gemeente als Leiden uitstekende diensten kan bewijzen en wellicht hetere resultaten opleveren dan eene Commissie van Bijstand. Ik zeg; ik geloof dit in abstracto, want wanneer ik naga wat er in de praktijk geworden is van de behandeling van zaken met eene Commissie van Financiën die is Commissie van Voorbereiding, dan komt het mij met den heer Was voor, dat het wenschelijk zoude zijn op dit oogenblik hier in te stellen eene Commissie van Financiën die werkelijk is eene Commissie van Bijstand. Gy hebt u verdiept in eene critiek op een amendement bij eene vorige gelegenheid door den Raad aangenomen. Ik geloof dat wij ons op dat gebied niet moeten begeven. Wij moeten op dit oogen blik niet de vraag stellen: hoe zou dan eene Verordening op eene Commissie van Bijstand volgens de meening van den Raad er moeten uitzien, want ik ben het met den heer Was volkomen eens, dat de Raad niet verstandig zou handelen met opnieuw vast te houden aan eene bepaling als die by amendement toen in de Verordening werd gebracht, en welke tot de vernietiging heeft geleid; wij kunnen wel overtuigd zijn dat de Raad daartoe niet meer zal overgaan. En ove rigens moeten wij vragen: zou de Raad het wenschen dat het Dage lijksch Bestuur thans herhaalde zijn voorstel tot instelling van eene Commissie van Bijstand. Hoe de Verordening er zal uitzien, daarover moet, dunkt mij, thans niet in discussie worden getreden; het kan, geloof ik, het Dagelijksch Bestuur genoeg zijn wanneer de Raad op dit oogenblik verklaart eene Commissie van Bijstand te wenschen, en daarbij te weten dat de Raad ook blijken zal geven van den ernst van dien wensch. Het komt mij dus voor dat aanneming van de motie wenschelijk is, en dat wel niettegenstaande de mededeeling door den Voorzitter zooeven gedaan. Het zal er ons, meen ik, allen om te doen moeten zijn, dat zooveel mogelijk waarheid zij de bepaling der gemeentewet, dal het bestuur van de gemeente berust bij den Raad, en wij zullen, om dit bestuur zoo goed mogelijk te doen zijn, moeten aangrijpen de middelen die het best tot dit doel kunnen leiden. Welnu! wan neer de Raad ook door de ondervinding geleerd, zegt: ik laat daar of tegenwoordig de financieele belangen van de gemeente goed wor den behartigd, maar het komt mij voor dat die belangen beter zullen worden behartigd, wanneer er is eene Commissie van Bijstand uit de leden van den Raad, dan zal, dunkt mij, het Dagelijksch Be stuur en zullen met name de wethouders, zich wel tweemaal beden ken eer zij dien wensch, waarin toch voor het Dagelijksch Bestuur zeker niets kwetsends is gelegen, eenvoudig naast zich nederleggen zonder hem in nadere overweging te nemen. Het is geheel iels anders om vóórdat een dergelyk verzoek door den Raad is gedaan, te zeggen: ik wensch niet weder met een voor stel te komen, dan nadat het verzoek bepaald is gedaan, eenvoudig te antwoorden: ik geef aan dat verzoek geen gevolg Zulk een antwoord zou ik inderdaad niet verwachten, speciaal niet van de wethouders die toch zijn de mandatarissen van den Raad. Het is niet te doen om verkorting van de rechten van het Dage lijksch Bestuur, het is alleen te doen oin een financieel bestuur van de gemeente, dat zooveel mogelijk valt in den geest van den Ge meenteraad, die geroepen is om de gemeente te besturen; een finan cieel bestuur dat tot grondslag heeft, overleg tusschen de Commissie door den Raad benoemd en het Dagelijksch Bestuur. Ik vind der halve in de verklaring door u, M. d. V., afgelegd geen reden om niet mijne stem uit te brengen voor de motie van den heer Was. De heer Zillesen. M. d. V.De heer Was zijne motie indienende, heeft daarbij gezegd dat hij meende te handelen in den geest van de groote meerderheid van den Raad. Wat mij persoonlijk betreft wil ik wel verklaren dat ik sedert Juni 1888 van gevoelen hen veranderd, toen *ik ook heb behoord tot hen die de Commissie van Financiën wilden maken tot eene Commissie van Bijstand en die wenschten haar te doen bestaan in plaats van 2, uit 4 leden. Ik heb thans met groote ingenomenheid de motie van den heer Was begroet, omdat ik meen dat deze aan alle partijen zal voldoen en wij daardoor zullen komen tot eene bevredigende oplossing der hangende quaestie. Zooveel te meer gevoelde ik mij mitsdien teleur gesteld toen door U, M. d. V., werd medegedeeld, dat de motie niet kon rekenen op instemming van het Dag. Bestuur en dat dit het verzoek daarbij verval, bij aanneming door den Raad, eenvoudig niet in overweging zou nemen. Nu weten wij allen dat het initiatief tot het benoemen van eene Commissie van Bijstand berust bij het Dag. Bestuur, en ik durf dus niet zeggen wat het gevolg zou zijn van aanneming der motie. Toch meen ik op grond van de verkregen ervaring, dat het voldoen aan het verzoek in de motie vervat, de eenige oplossing van de zaak zijn kan. Hetgeen geschied is tusschen 1888 en 1891 heeft ook bij mij den wensch doen rijzen dat de Commissie van Financiën als Com missie van Voorbereiding mocht worden veranderd in eene Commissie van Bijstand. Gij hebt, M. d. V. medegedeeld dat het Dag. Bestuur geene behoefte gevoelt aan eene Commissie van Bijstand; ik wil dit gaarne aannemen, maar als er eene Commissie van Financiën is moet zij toch of het een of het ander zijn; eene Commissie van Voorbereiding of eene Commissie van Bijstand. De ervaring heeft geleerd dat de Commissie van Voorbereiding niet zeer gelukkig gewerkt heeft en de leden van de voormalige Commissie van Financien meenden dat hunne

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 3