GEMEENTERAAD H\ LEIDEN. 71 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 234. Leiden, 15 October 1891. Onder overlegging van bijgaande stukken hebben wij de eer U mede te deelen dat wij ons vereenigen met bet advies van bet Bestuur van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis op het verzoek van Mevrouw A. G. Vreede geb. Van Oosterzee, om ontslag uit hare betrekking van regentes van bet Heilige Geest of Artne Wees- en Kinderhuis, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven aan adressanle, met ingang van 1 November a s eervol ontslag te verlcenen als regentes van bet Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis, onder dankbetuiging voor de door haar in die betrekking belangeloos aan de gemeente bewezen diensten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 7 October 1891. WelEdel Achtbare Heeren! Bij deze heb ik de eer U kennis te geven, dat ik om verschillende redenen het bewustzijn heb de betrekking van regentes van bet Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis niet naar behooren te kunnen waarnemen, en daarom UEd. Achtb verzoek, mij met 1 November a. s. uit die betrekking ontslag te willen verlcenen. Met dankzegging voor hel door U in mij gestelde vertrouwen, heb ik de eer te zijn Hoogachtend, Uw dw. dienaresse, J. G. A. VreedeVan Oosterzee. Leiden, 12 October 1891. Het ontslag, door Mevrouw Vreede aangevraagd, hetwelk wij zeer betreuren, zal, naar onze meening, op eervolle wijze moeten worden verleend, uil aanmerking van de vele en goede diensten, welke HEd. gedurende haar kortstondig verblijf in ons midden bewezen heeft. Aan HH. Burg. en Weth. Het Bestuur van het H. G of Arme der gemeente Leiden. Wees- en Kinderhuis. J. J. Prins, Voorzitter. C. J Van Ketwich, Secretaris. N°. 32ö Leiden, 15 October 1891. Bij Raadsbesluit van 10 September jl. werden Commissarissen van de Bank van Leening gemachtigd, om de tijdelijke beambten bij de hulpkantoren van eene vaste aanstelling te voorzien. Wij hebben thans de eer Uwe Vergadering te berichten, dat wij, van deze mach tiging gebruik makende, zulk eene vaste aanstelling hebben uitgereikt aan den hoofdbeambte S A. Schoevers, den assistent J. G. Ben ïonkelaar en C. M. Willebrands, en den bediende E Kerkhoven. Aan den Gemeenteraad. Commissarissen v/d Bank van Leening, J T. Buys, Voorzitter. W. De Jongh, Secretaris. N°. 236. Leiden, 17 October 1891. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering biernevens over te leggen een aan Uwe Vergadering gericht schrijven van Burg. en Weth. van Leiderdorp omtrent de Spanjaardsbrug, vergezeld van de naar aan leiding daarvan gevoerde correspondentie, waaruit blijkt dat bedoelde brief niet in de eerstvolgende Raadszitting na de ontvangst daarvan is overgelegd, omdat wij eerst in staal moesten worden gesteld den Raad ter zake zooveel mogelijk in te lichten. Tot nadere toelichting zij alsnu het volgende medegedeeld. Het ongeval, waarvan melding wordt gemaakt in den brief van Burg. en Weill, van Leiderdorp van II September jl. staat in geenerlei verband met de constructie van de brug, doch was het gevolg van de slechte uitvoering van de valassen te Utrecht. Uitwendig ook bij het afschaven konde niets van de slechte las- scliing worden bespeurd en zulks bleek eerst bij de breuk. Toeneen tweede valas gebroken was en hetzelfde gebrek op de breuk ver toonde zijn onmiddellijk alle vier de valassen afgekeurd en door nieuwe (aan de Grofsmederij) vervaardigde vervangen. Vermits nu door bet Gemeentebestuur van Leiderdorp werd be weerd dat, volgens bet oordeel van deskundigen, de constructie der brug geen voldoende zekerheid aanbood, hebben wij, uit den aard der zaak, gevraagd te willen opgeven de namen van de bedoelde deskundigen en welke constructiegebreken, naar bun oordeel, waren te constatecren. Blijkens de gevoerde correspondentie hebben wij evenwel geen voldoend antwoord op onze vragen kunnen bekomen en moeten wij dus omtrent dit punt in duisternis blijven rondtasten. Behalve aan de slechte lassching der valassen was, volgens het oordeel van den aannemer het ongeval te wijlen aan de ruwe be diening van de brug. Terwijl de beide vallen ongeveer gelijktijdig moeten neerkomen en dan elkander steunen, werd, volgens den aan nemer, de onderklep eerst geheel en zelfs met veel geweld neder- gelaten; deze slaat dan door den horizontalen stand been en dit veroorzaakt een zeer belangrijke wringing op de draaipunten. Deze opmerking heeft aanleiding gegeven dat er, zooveel zulks doenlijk is, een streng toezicht op de bediening van de brug wordt uitge oefend. i In het naschrift voorkomendein den brief van Burg. en Weth. van Leiderdorp dd 8 October jl. n°. 998, wordt verder medegedeeld dal wederom een defect is ontstaan, waardoor een rijtuig, dat de bru0, passeerde, is gebroken. De ongegrondheid van deze opmerking blijkt volkomen duidelijk uil het dezerzijds onverwijld ingesteld onderzoek ter plaatse. Op 9 October jl. ongeveer 8 uren des voormiddags wilde namelijk R. Van der Louw uit Bodegraven met een kar met biggen de Span jaardsbrug passeeren, juist toen de brug geopend werd. De dienst doende Brugwachter waarschuwde hem, doch in de meening er nog over te kunnen komen reed Van der Louw in draf de brug op. met bet natuurlijk gevolg dat de eerste klap met geweld neersloeg en de andere in aanraking kwam met paard en rijtuig, het paard viel en de wagen brak, terwijl een bout van een der kettingen dooi' den schok lossprong. Uit een en ander blijkt dat er geen sprake van was dat de wagen gebroken is tengevolge van een defect aan de brug, doch dat in tegendeel schade aan de brug is toegebracht tengevolge van hel doorrijden met geweld, terwijl de brug geopend werd. De bovenbedoelde opmerking van het Gemeentebestuur steunt alzoo op geheel verkeerde inlichtingen. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging de stukken voor kennisgeving aan te neincn. Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden. Leiderdorp, 11 September 1891. Naar aanleiding van het herhaalde breken der assen waarom de klappen der Spanjaardsbrug zich bewegen, waardoor ernstige onge lukken hadden kunnen voorvallen, nemen wij de vrijheid u er op te wijzen dal, volgens het oordeel van deskundigen, de constructie dezer brug geen voldoende zekerheid voor het verkeer aanbiedt \Wij meenen het niet op onzen weg ligt hierover in bijzonderheden te treden, doch daar ons College, volgens de Gemeentewet, heeft te waken, voor zooveel het van hem afhangt, voor de veiligheid van het verkeer, achten wij het onzen plicht U hierop te wijzen, ver zoeken wij U hiervan akte te nemen en brengen de verantwoorde lijkheid voor de degelijkheid der brug geheel voor rekening van Uw Bestuur. Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiderdorp, van Leiden. Van Assendelft de Coningh. De Secretaris, V. d. V. Bouman. Leiden, 21 September 1891. Alvorens Uwen brief van 11 September jl. n°. 954, omtrent de con structie van de Spanjaardsbrug, aan den Raad over te leggen, hebben wij de eer U beleefdelijk te verzoeken ons de namen van de des kundigen te willen mededeelen, volgens wier oordeel de constructie dier brug geen voldoende zekerheid voor het verkeer zoude aan bieden, en welke conslructiegcbreken volgens die deskundigen zjjn te constaleeren. Tevens kunnen wij U mededeelen dat de constructie van de brug voldoende is naar het oordeel van de deskundigen J. Van der Vegt Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat in Zuid-Holland, Dr. E. F. Van Dissel Ingenieur van Rijnland, en D. E. C. Knuttel, Ingenieur Gemeente-Architect. Aan Burg. en Weth. Burg. en Weth. van Leiden, van Leiderdorp. Leiderdorp, 23 September 1891. In antwoord op Uw schrijven van den 21 September 1*91, n°. 807 hebben wij de eer U te melden, dat wij er geenszins aan twijfelden of de Spanjaarsbrug zou door Uw College niet voor het verkeer zijn opengesteld, alvorens door deskundigen te zijn onderzocht. Uitneemt echter niet weg, dat thans, enkele weken na de oplevering van het werk, de brug reeds herhaaldelijk zóódanig defect is geraakt, dat daardoor gevaar voor de veiligheid van het verkeer had kunnen ontslaan Het ligt niet op onzen weg een oordeel uit te spreken over een werk, dat geheel buiten onze medewerking en verantwoordelijkheid is tot stand gekomen. Alleen geven de bovengenoemde sprekende feiten ons aanleiding dit laatste uitdrukkelijk te constaleeren en hebben wij gemeend hiervan aan den Raad der gemeente Leiden kennis te moeten geven, opdat niet later uit ons stilzwijgen verkeerde gevolg trekkingen worden gemaakt. Wij verzoeken mitsdien den heer Voorzitter van Uw College beleefd ons schrijven van den llen September 11. in de Raadsvergadering van 24 September a. s. te willen overleggen. Aan HH. Burg. en Weth. Burg. en Weth. van Leiderdorp, der gemeente Leiden. Van Assendelft de Coningh. De Secretaris, V. d. V. Bouman. Leiden, 24 September 1891. Naar aanleiding van Uwe Missive van 23 September jl. n°. 971, bebben wij de eer U mede te deelen dat de overlegging van Uwe Missive van 11 September jl., n". 954, in den Gemeenteraad uit den aard der zaak tengevolge zal hebben bet doen van eenige vragen om nadere inlichtingen, waarop door ons zal moeten worden geant woord, terwijl bij Uw bovenaangehaald schrijven niet zijn beant woord de vragen in onze Missive van 21 September jl. n°. 807. ges. eld. Wij nemen uit dien hoofde de vrijheid U beleefd te verzoeken ons alsnog te willen opgeven de namen van de in uwen brief van II September jl. bedoelde deskundigen en welke constructiegebreken, naar het oordeel van die deskundigen, aan de brug zijn te con- stateeren. Wij vertrouwen dat door U aan dit ons verzoek zal worden vol daan, ten einde ons in staat te stellen den Gemeenteraad in deze zoo volledig mogelijk in te lichten. Aan Burg. en Weth. Burg. en Weth. van Leiden. van Leiderdorp.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 39