GEfiEEKIERAAD VAN LEIIIEX. 61 INGEKOMEN STUKKEN. N®. 185. Leiden, 20 Augustus 1891. Wij hebben de eer U mede te deelen dat de Gehoorzaal in het laatst van September zal kunnen worden opgeleverd, zoodat wat ge bouw en meubelen betreft er geen bezwaar bestaat alsdan tot de in gebruikneming over te gaan. Reeds zijn enkele aanvragen ingekomen als van het Bestuur der Leidsche Maatschappij voor Toonkunst en van het Bestuur der Af- deeling Leiden en Omstreken van de Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde. Vermits nog geen tarief is vastgesteld, waaromtrent eerlang een voorstel zal worden ingediend, zal op genoemde aanvragen door Uwe Vergadering eene beslissing moeten worden genomen zoomede om trent de huursom welke voor het gebruik der zaal zal worden ge vorderd. Het komt ons voor dat er thans nu de oplevering van het gebouw eerlang zal plaats hebben, geen bezwaar kan bestaan tegen de inge- bruikgeving alvorens een tarief is vastgesteld en eene verpachting van het buffet heeft plaats gehad. Wat de huursom betreft voor één dag schijnt ons eene som van f 70 billijk, nu de zaal zooveel meer personen kan bevatten dan de vorige, terwijl uit den aard der zaak het gasverbruik daaronder niet is begrepen. Van wege de Gasfabriek kan het verbruik worden opgenomen en het verschuldigde ingevorderd. Ten aanzien overigens van de voorgestelde huursom van f70 zij opge merkt dat dit hedrag slechts voor een enkel geval wordt voorgesteld en dat daaruit niet mag worden afgeleid dat gelijk bedrag in het alsnog vast te stellen tarief van verhuring zoude moeten worden opgenomen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons te mach tigen om, alvorens een tarief is vastgesteld, de Gehoorzaal, nadat ze zal zijn opgeleverd, tegen een huursom van 70 per dag te verhuren onder bepaling dat de huurders moeten zorg dragen voor de be diening van de buffetten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 186. Leiden, 24 Augustus 1891. Door de Commissie voor het Stedelijk Museum is bij het nevens- overgelegd schrijven verzocht de toelage ad f 700 plus f 100 voor het toezicht op het Zondagsbezoek, met f 500 te verhoogen, om de daarbij vermelde redenen. Het komt ons voor dat de voorgestelde verhooging dringend nood zakelijk is met het oog op den veranderden toestand, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven bij de behandeling van de ge- meente-begrooting voor 1892 dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 9 Juli 1891. Zooals wij reeds in ons jaarverslag over het vorige jaar deden uit komen, heeft het Gemeente-Museum van Schilderijen en Oudheden door de stichting van de kunstzaal en de bijlrekking van het aangekochte nevengebouw, tevens woning van den concierge, eene beduidende uitbreiding verkregen en kunnen de kosten, wegens onderhoud en aankoop van voorwerpen, van toezicht en van schoonhouden der localiteiten, op den duur niet meer met de tot dusverre toegestane som van f 800 worden bestreden. Ten einde het onderhouden en het restaureeren van voorwerpen, het maken van lijsten, ramen en verdere werken geregeld te doen voortgaan en tevens den concierge in het te houden toezicht ter zijde te staan, hebben wij het vorige jaar hij wijze van proef in dienst genomen J. W. Broekhuvzen, die zijn opleiding in het schrijnwer kersvak aan de ambachtsschool alhier heeft genoten en die ons voor hetgeen wij te verrichten hebben uitnemend geschikt voorkwam. Deze proefneming heeft alleszins aan onze verwachting beantwoord Wij wenschen Broekhuyzen dan ook voor goed in dienst te houden in verband met de uren, die hij aan het Museum werkzaam is, kan zijn salaris op f 375 'sjaars worden begroot. Voor meerder toezicht, vooral bij het gratis bezoek op de Zondagen en voor meerdere kosten van schoonmaken, kan veilig f 125 worden gerekend, weshalve wij ons de vrijheid veroorloven ÜEdelAchtbaren voor te stellen, bij het opmaken van de begrooting voor het jaar 1892, het onder Volgn. 85 ten behoeve van het Museum uitgetrokken bedrag van 800 met f 500 te verhoogen en derhalve te ramen op f 1300. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie voor het Stedelijk Museum, der gemeente Leiden. Knappert, President. W. Pleïte, Secretaris. N®. 18?. Leiden, 24 Augustus 1891. In de Raadszitting van 28 Augustus 1890 werd ons College ge machtigd om o. a. tijdelijk te voorzien in het onderwijs in het Duitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes tengevolge van de splitsing van klassen en werden de daarvoor noodige gelden be schikbaar gesteld op de begrooting voor dit jaar voor den cursus 1890/91. Vermits blijkens bericht van de Commissie van Toezicht in den volgenden cursus evenveel klassen als ten vorigen jare zullen gesplitst worden, geven wij Uwe Vergadering in overweging gelijke machtiging te verleenen voor den cursus 1891/92 als voor den vorigen cursus ten aanzien van het onderwijs in het Duitsch aan de Hoogere Bur gerschool voor Meisjes. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden. N®. 188. Leiden, 26 Augustus 1891. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen de stukken der sollicitanten naar de betrekking van Leeraar in de Nederlandsche taal en Letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, vacant geworden ten gevolge van het overlijden van den heer W. P. Wolters, vergezeld van de betrekkelijke aanbevelingen van de Commissie van Toezicht op de scholen voor Middelbaar Onderwijs en den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs Ons met die rapporten vereenigende leggen wij hierbij de navol gende aanbevelingslijst over voor de benoeming van een Leeraar in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, met voorstel om tot eene benoeming over te gaan, als: 1" 6- Siliakus, leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Deventer, en 2°. W. Draaijer, hoofd eener openbare school te Dieren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 189 Leiden, 24 Augustus 1891. Door de Commissie van Toezicht op de scholen voor Middelbaar Onderwijs wordt voorgesteld de jaarwedde van den Leeraar in het Boekhouden aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, thans be dragende f 300, met f 100 te verhoogen op grond van het vermeer derd aantal lesuren met, welk voorstel de Inspecteur voor het Mid delbaar Onderwijs zich heeft verecnigd. Tegen hel voorstel bestaat bij ons College geen bezwaar, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven de jaarwedde van den Leeraar in het Boekhouden aan de Hoogere Burgerschool vast te stellen op f 400, met bepaling dat de jaarwedde zal worden terug gebracht op f 300, zoodra het aantal lesuren wederom tot het oor spronkelijk aantal mocht verminderen. De betrekkelijke Verordening van 4 Augustus/15 September 1879 (Gem.blad n°. 7 van dat jaar) behoeft voor deze verhooging niet te worden gewijzigd, aangezien krachtens art. 5 de Gemeenteraad be voegd is om in buitengewone gevallen de jaarwedde in art. 1 ver meld te verhoogen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 Augustus 1891. De splitsing van de vierde klasse der Hoogere Burgerschool voor Jongens, waartoe ten vorigen jare werd besloten, heeft tengevolge gehad, dat het aantal lesuren in het boekhouden tot 3 per week is gestegen. Vroeger, toen dit getal 2 bedroeg, kon de bij de Veror dening bepaalde jaarwedde van 300 voldoende worden geacht. Bij een grooter aantal uren is zij dat naar onze meening niet meer en verdient een leeraar die een zoo degelijk onderwijs geeft als de heer Van der Waals eene ruimere bezoldiging. Wij geven U derhalve in overweging, aan den Gemeenteraad de bepaling voor te stellen, dat in die jaren, waarin de leeraar in het boekhouden meer dan twee uren per week les heeft te geven, zijne jaarwedde met f 100 wordt verhoogd. Aan HH. Burg. en Weth. De Plaatselijke Commissie van Toezicht van Leiden. op de scholen voor Middelbaar Onderwijs H. Kern, Voorzitter. II. A. Lorentz, Secretaris. 's Gravenhage, 17 Augustus 1891. In antwoord op Uwe missive van 13 Augustus 1891 n®. C95, heb ik de eer U te berichten dat ik mij vcreenig met het voorstel der Commissie van Toezicht. Aan HH. Burg. en Weth. De Inspecteur van het Middelbaar onderwijs, van Leiden. A. T. Van Aken. N®. 190. Leiden, 24 Augustus 1891. Onder overlegging van nevensgaande stukken geven wij Uwe Ver gadering in overweging aan J. C. De Munck Jr., schipper van Leiden op 's Gravenhage, tot wederopzeggens vergunning te verleenen tot het plaatsen van een kiosk aan den Nieuwen Rijn voor de Beschuit steeg, onder de door de Commissie van Fabricage voorgestelde voor waarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekende verzoekt beleefd toestemming tot het plaatsen van een kiosk tot gebruik bij zijn pakschuit van Leiden naar 's Ilage. De stand, volgens hierbij ingeleverde teekening is, tegenover de Beschuitsteeg tusschen het aldaar zijnde ijzeren hek en de lantaarn en boomenrij, zoodat de passage in geencn deele belemmerd wordt, noch het uitzicht voor één der bewoners wordt benomen. Hopende op een' gunstige beschikking heb ik de eer te zijn Uw Dw. Dienaar, Leiden, 24 Juli 1891. J. C. De Munck Jr. Leiden, 18 Augustus 1891. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van J. C. De Munck Jr. te berichten dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning, om een kiosk tot wederop zeggens toe te plaatsen aan den Nieuwen Rijn voor de Beschuitsteeg, mits de zware opschriftborden worden gewijzigd en de schade ver-,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 29