60
N°. 184. Leiden, den 31 Juli 1891.
Wij hebben de eer U bij deze over le leggen bet Concept-Raads
besluit betreffende de rekening van ontvangsten en uitgaven der
gcuieeute Leiden, over bet dienstjaar 1890, met verzoek, nadat de
rekening van de llaarlerascbe trekvaart over dat jaar zal zijn goed
gekeurd dat concept op de voorgedragen wijze vast te stellen.
Hierbij valt evenwel op te merken dat, zooals in ons rapport van
lieden is medegedeeld, nog over bet dienstjaar 1890 uitgaven moeten
plaats hebben, welke vóór bet sluiten van de rekening niet konden
geschieden.
Met het oog hierop, nemen wij de vrijheid aan Uwe Vergadering
ter vaststelling over te leggen een suppletoire begrooling ad 173700.09s
strekkende oin dat bedrag te vinden door geldleening en het artikel
»0nvoorziene Uitgaven" der begrooting voor 1891 met genoemde som
te verhoogen. Tevens bieden wij U mede hierbij ter vaststelling aan
een slaat bedoeld bij art. 14 der voorschriften betreffende de ge
meenterekening, om bedoelde uitgaven rechtstreeks uit den alsdan
verhoogden post van Onvoorziene Uitgaven te doen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden.
De Raad der gemeente Leiden.
Gezien de rekening en verantwoording van de inkomsten en uit
gaven der gemeente over het dienstjaar 1890 door Burg. en Weth.
nevens de hun door den Gemeente-Ontvanger aangeboden rekening
met al de daarbij behoorende bescheiden ingevolge art. 219 der wet
van 29 Juni 1851 (Stbl. n°. 85), op den 14 Juli J891 overgelegd.
Overwegende dat de rekening van dien tijd af ter Secretarie dezer
gemeente voor een ieder ter lezing nedergelegd en algemeen ver
krijgbaar gesteld is overeenkomstig het bepaalde bij gemeld art. 219
van genoemde wet.
Gelet op het rapport der Commissie voor het nazien van de Ge
meenterekening, op art 221 en 222 der meergenoemde wet en op
het besluit van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland
in dato 10 Augustus 1880, n9. 1, (Provinciaalblad n'. 48).
Heeft besloten:
l9. de rekening goed te keuren en voorloopig vast te stellen, het
bedrag der ontvangsten tot de som van zeven honderd vijf en zestig
duizend zes honderd vijf en twintig gulden acht en twintig en een
halve centf 765625.28s
en dat der uitgaven tot de som van negen honderd
vijftien duizend vier honderd zestien gulden acht en
twintig en een halve cent915416.285
zegge een honderd negen en veertig duizend zeven honderd een en
negentig gulden.
2'. het bedrag van hetgeen als oninbaar is afgeschreven;
a. Hoofdstuk II Volgn. 5 en 6 wegens Plaatselijke Directe Belastingen
te bepalen op de som van zes duizend zeven honderd negen en zeventig
gulden negen en tachtig centsf 6779.88
b Hoofdstuk IV Volgn. 33. Boeten wegens overtredingen
in zake van Plaatselijke Belastingen42 50
c. Hoofdstuk IV Volgn. 38. Andere ontvangsten niet tot
de vorenstaande behoorende585.30
alzoo te zamen ter somma van zeven duizend vier honderd
zeven gulden negen en zestig centsf 7407.69
3°. het bedrag van hetgeen nog blijft te verhalen, hetwelk in de
eerstvolgende rekening behoort te worden verantwoord, vast te stellen
op de som van zeven honderd veertien gulden zeven en veertig cents.
714.47.)
Gedaan te Leiden ter openbare Raadsvergadering van den
en mitsdien sluitende met een nadeelig slot van.
f 149791.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Mdré.