GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 49 INGEKOMEN STUKKEN. jN". I50. Leiden, den 27 Juni 1891. Ter vervulling der vacature van derde onderwijzeres aan de Meis jesschool Iste klasse tengevolge van het aan Mej A. M J. Perrin verleend eervol ontslag, hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht aan te bieden, opgemaakt in overleg met den Ar- rondisseinenls-Schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd der school, ter benoeming van eene derde onderwijzeres, op eene jaarwedde van 550, als: 1°. Mej. Helena Maria Kühhnan, onderwijzeres te 's Gravenhage, 2°. Mej. Anna Cornelia Maria Jaeoba Duyster, onderwijzeres te Delft en 3". Mej. Susctte Calbarina Privé, kweekelinge aan de Jongens school 1ste klasse, alhier. Onder mededecling dat de stukken en de rapporten in de Lees kamer Ier inzage zijn nedcrgelegd, nemen wij de vrijheid U te ver zoeken tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en VVeth. van Leiden. N°. 151. Leiden, 25 Juni 1891. Onder overlegging van nevensgaande stukken geven wij Uwe Ver gadering in overweging aan J: G. Ballego vergunning te verleenen 'j u o o ""9" tv/ itiittiit/i tot overwulving van een gedeelte der Wittesingelsloot voor zijn per ceel hectic A, n°. 1830, 1831 en 4090, onder de gemeenie Zoeter- woude en hem den door de overwulving verkregen grond lot weder- opzeggens in gebruik te geven, een èn ander onder de door de Commissie van Fabricage voorgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weill, van Leiden. Aan den Baad der gemeente Leiden. Heeft de ondergeteekende Johannes Gerardus Ballego de eer ter kennis te brengen dal hij de sloot aan den Witten Singel, Ioopende langs zijn perceel, kadastraal gemerkt gemeente Soeterwoudc, Sectie A, Nos. 1830, 1831, 4090 in aansluiting inel het aangrenzende per ceel, over eene lengte van p. m. 14.— M. wenschte te overwulven en als luin in te richten. Hij behoclt daartoe de toestemming van UEd. Achtb. en heeft mitsdien bij deze de eer te verzoeken,"hem die te willen verleenen. Leiden, 18 Juni 1891. 't Welk doende L'Edel Achtb. Uw. l)r J. G. Ballego. Leiden, 23 Juni 1891. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van J. G. Ballego te berichten, dat bij baar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning, om een gedeelte van de Stads- sloot langs den Witten Singel voor zijn perceel bij het kadaster der gemeente Zoeterwoude bekend onder Sectie A, n". 1830, 1831 en 4090 te overwulven en als luin le gebruiken, ter lengte van 14 Meiers, mits op de volgende voorwaarden, als: 1 dat de sloot alvorens te overwulven, wordt uitgebaggerd en gereinigd; 00 2 dal alles geschiedt overeenkomstig de overgelegde teekening onder toezicht van den Gemeente-Architect en alle schade aan den berm en het Singelpad worde vergoed; 3°. dat de door overwulving verkregen grond als tuiïi wordt aan gelegd en op een Meter afstand van de bodmenrei door een ijzeren hek wordt afgescheiden; 4°. dal de alzoo tot wederopzeggens toe, in gehruik verleende grond behoorlijk wordt onderhouden en voor hel gebruik ten be hoeve der gemeente worde betaald een jaarlijksche recognitie van 3j cent de centiare. Aan li IIBurg. en Weill, der gemeente Leiden. De Commissie van Fabricage. A°. 152 LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden 15—21 Juni 1891. Datum. Aantal Gemiddelde Eng. Standkaarsen, Juni 15 16 17 18 19 20 21 —9.45 —9.45 —9.45 —9.45 —9.45 16.0 16.9 16.0 168 16.2 16.2 16.2 Leiden, 29 Juni 1891. N'. 153. In de raadszitting van 14 Mei jl. verklaarde de lieer De Goeje, bij de behandeling van het voorstel tot wijziging van de Verordening regelende den werkkring der Commissie van Financiën, zich bereid een voorstel in te dienen tot intrekking van het raadsbesluit van 11 Januari II Januari 1885, waarbij aan art. 2 der Verordening, hou dende regeling van de vaste Commissien, eene bepaling werd toege voegd, de strekking hebbende om o. a. het indienen van gemeen schappelijke rapporten van Burg. en Weth. en eene of meer der hier bedoelde Commissien in het vervolg te verbieden, behoudens vooraf- gaande daartoe van den Gemeenteraad verkregen machtiging. Zooals uit het ingediend voorstel blijkt heeft de heer°De Goeje al spoedig aan dat voornemen gevolg gegeven en het zal wel overbodig wezen te verklaren dat wij met volle instemming van dat voorstel hebben kennis genomen. Reeds meermalen toch waren wij in de gelegenheid als onze mce- nm» te kennen legeven, dat bedoeld besluit van 1885 eene van de voor naamste redenen was van de moeielijkheden die zich meermalen hebben voorgedaan bij de behandeling van min of meer belangrijke zaken, waaromtrent speciaal de Commissie van Financiën moest wor- den gehoord. Wij vereenigen ons gaarne met hel voorstel van den heer De Goeje en zijn er ten volle van overtuigd dal de aanneming daarvan zal strekken in het belang van eene behoorlijke behandeling van zaken en minder aangename diseussien in veie gevallen zal voorkomen, waardoor uit den aard der zaak de belangen der gemeente zullen worden bevorderd. liet heeft ons daarom teleurgesteld uit het ter zake door de Com missie voor de Huishoudelijke Verordeningen uitgebracht rapport te moeten ontwaren dat die Commissie zich met het voorstel van den heer De Goeje niet kan vereenigen. Immers de minderheid dier Commissie wenscht het onveranderd behoud van liet besluit van 88d, en de meerderheid wil aan dat besluit alleen toevoegen eene herinnering aan de bevoegdheid van Burg. en YVeth. om met de Commissien in overleg le treden. Die toevoeging komt ons geheel overbodig voor, aangezien art. 56 der Gemeentewet reeds bepaalt, dat elke Commissie den Raad. Burg. en VVeth. en den Burgemeester van bericht en raad dient over de tot haren werkkring belioorende zaken. Het maakt alzoo onzes inziens, gccnerlei verschil of, wanneer het besluit van 1885 gehandhaafd blijft, bedoelde zinsnede af of niet daaraan wordt toegevoegd. Het bevreemdt ons inderdaad dat nog bij sommigen tegen de in- trekking van het besluit bezwaar kan bestaan. Had toch dat besluit de strekking om elk voorafgaand overleg van urg. en Wetli. met de bedoelde Commissien in den regel te ver bieden, welke bedoeling ons met het oog op den tijd en de wijze waarop iet besluit tot stand is gekomen, de eenig aannemelijk toe schijnt, dan moet het besluit in strijd worden geacht althans met de ie oe ing van de Gemeentewet, die zoodanig overleg allerminst heeft willen uitsluiten. Heeft echter liet besluit de bedoeling niet voorafgaand overleg uit te s ui en, och alleen gewild dat bij onderwerpen, waaromtrent een advies van een Commissie moet worden uitgebracht, steeds een af zonderlijk rapport door die Commissie wordt ingediend, dan wordt quaestiè 6 teruggebracht tot eene hoogst eenvoudige vorm- De aanhangige zaak kan dan in eene gemeenschappelijke vergade ring van Burg. en Weth. en de Commissie volledig en afdoende wor den behandeld; een rapport van Burg. en Weth. wordt uitgebracht in welk rapport de beschouwingen van die gemeenschappehjke ver gadering worden uiteengezet en de Commissie kan volstaan met de vereen!gt° aa" Raad, dat zij zich met dat rapport volkomen Heeft hel bewuste besluit inderdaad slechts ten doel in voorko- mende gevallen, waarin een gemeenschappelijke behandeling van een ol ander onderwerp gewenscht is, zoodanig afzonderlijk rapport uit le lokken, dan schijnt ons de vraag of het besluit al of niet behou den zal blijven, van uiterst gering belang. In welken zin dan ook besloten wordt? feilclijk zal, wanneer laatst- bedoelde opvatting van het besluit de ware is, voorlaan dezelfde weg kunnen worden bewandeld als vóór 1885 menigmalen in belangrijke gevallen werd ingeslagen en zullen wederom zaken evenals vroeger in gemeenschappelijke vergaderingen kunnen worden behandeld, welke wijze van behandeling, naar onze vaste overtuiging, menigwerf tot de meest gewenschte resultaten heeft geleid. Aangezien wij echter overtuigd zijn gebleven dat in het be sluit van 1885 eene afkeuring was gelegen van de destijds-gevolgd wordende wijze van behandeling van zaken en ons in dat opzicht de zienswijze van de minderheid der Commissie voor de Huishoudelijke erordeningen ten aanzien van de bedoeling van hel besluit juist voorkomt (die minderheid toch werscht het onveranderd behoud van liet besluit, omdat zonder voorafgaand overleg van Burn, en Weth. en de Commissten, de zaken, naar haar inzien, het beste worden voorbe reid) zoo meenen wij op de intrekking van het besluit te moeten blijven aandringen en geven wij Uwe Vergadering in overweging het voorstel van den heer De Goeje aan te nemen. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad. N°. 154. Leiden, 29 Juni 1891. Krachtens Raadsbesluit van 17 Juli 1890 werden voor het jaeht- seizoen 1890/91 permissien uitgereikt voor het jagen op waterwild op de Vroonwateren, tegen betaling van f 12 per stuk. Uitgereikt zijn 18 permissiën met eene opbrengst van f 216. 'j0031 ons wenschelijk voor ook voor het volgend seizoen «m- lijke wijze van behandeling te volgen, aangezien eene ten vorigen jaren gehouden openbare verhuring tot geen gewenscht resultaat heelt geleid, op grond waarvan wij Uwe Vergadering in overweging geven ons College te machtigen, om voor het jachtseizoen 1891/92, dat geopend wordt niet 1 Augustus a. s., wederom permissiën voor tiet jagen op waterwild op de Vroonwateren uit te reiken tegen be taling van f 12 per stuk. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 17