GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 45 Nc. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen i Mei I 89.30 7 16.2 2 2 8.9.30 8 16 0 3 3 8.9.45 7 16.0 4 4 8.9.45 8 16.2 5 5 8.9.45 7 16.4 6 6 8.«J.30 8 16.0 7 7 8.9.45 8 16.2 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 135. Leiden, 4 Juni 1891. Ten aanzien van nevensgaand adres van de aannemers Hardeman en Nielsen, hebben wij de eer U, na ingewonnen rapport van de Commissie van Fabricage, hel volgende mede te deelcn. Adressanten waren aannemers van eenige werken aan de Aschschuur; bet metselwerk werd uitgevoerd door B. Keiler als onderaannemer. Toen besloten was de pachterswoning van duinwater te voorzien, werd blijkens het door den Gemeente-Architect ter zake uitgebracht rapport, den aannemers bij mondelinge inededeeling van den Hoofd opzichter bij de gemeentewerken opgedragen de bestaande pomp af te breken en met de looden pijpen op de Stadslimmerwerf Ie brengen dit was derhalve een opdracht buiten het bestek, te verrekenen op den voet van meerder werk, bet was geen werk uil de bestekwerk zaamheden van zelf voortvloeiende; ware dit laatste wel bet geval geweest en had het bestek dan niet vermeld de pomp en de buizen op de Werf te bezorgen, zoo zouden deze als afbraak eigendom der aannemers zijn geworden. Op 13 December 1890 werd alsnu aan den Aehitect bericht dat op den vorigen dag in schafttijd door J. II. Nielsen met eenig werkvolk de buizen waren opgegraven en verkocht, terwijl bet geld verteerd was; een en ander werd bevestigd door den pachter van den haard- asch Van Ulden en den onderaannemer Keiler. Dientengevolge werd last gegeven de werkzaamheden te staken, met verlof de metselwerken voort te zetten, daar de onderaannemer met de zaak niets te maken had gehad. Intusschen bleef deze uit den aard der zaak in dienst van de hoofdaannemers en kon derhalve niet anders dan aan deze laatsten vergund worden hun onderaannemer te laten doorwerken. Van de staking van het werk is onverwijld aan den Voorzitter van ons College kennis gegeven, op wiens last een gerechtelijk onderzoek is ingesteld, hetwelk echter niet heeft geleid tot eene vervolging in rechten, terwijl daarop de werken door de aannemers zijn afgemaakt en de pomp en de buizen aan de Werf bezorgd. Mocht nu tengevolge van een en ander door adressanten, gelijk door hen wordt beweerd, schade zoo wat geld als goeden naam belrelt.zijn geleden, dan hebben zij dat op grond van de bovenomschreven handelingen alleen aan zich zeiven te wijten. Wij zijn daarom met de Commissie van Fabricage van oordeel dat afwijzend op het verzoek behoort te worden beschikt, met welk ge voelen zich de rechtskundige adviseur der gemeente heeft vereenigd. Onder inededeeling dat de betrekkelijke stukken in de Leeskamer ter inzage van de leden zijn nedergelegd, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressanten te kennen te geven dat er geen ter men bestaan lot hel verleenen van de door hen gevraagde schade vergoeding. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den EdelAchtb. HH. van den Gemeenteraad van Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, het navolgende ver zoek Adrianus Petrus Karei Hardeman en Jan Marlinus Nielsen, aan nemers beiden woonachtig te Leiderdorp. Dat wij den 25slen Augustus 1890 aannemers zijn geworden van de herstellingswerken aan de Aschschuur te Leiden, bestek n®. 1693 dienst 1890. Den dertienden September daaropvolgende is door den heer U. E. C. Knuttel Ge meente-Architect mondelings de voortzetting van het werk verboden, als grond daarvan opgevende dat wij voorwerpen, namelijk, eene looden pomp en dito pijpen, wederrechtelijk zouden tocgeeigend hebben en door genoemden heer gezegd weid het eigendom der gemeente zijn en dat de justitie de zaak uit zou wijzen en zoo wij in het gelijk gesteld werden konden wij schadevergoeding erlangen. Gelet op art. 9 der Algemeene Voorwaarden vastgesteld door den Gemeente raad van Leiden en sluitende op bestek n®. 1693, dienst 1890. Zoo wenden wij ons lot Uw EdelAchtb. Daarop hebben wij een exploit aan den EdelAchtb. heer Burgemeester der gemeente Leiden doen komen met de aanbieding der pomp hetwelk door een onzer Hardeman al circa veertien dagen van te voren kennis van op de Stadswerf was gegeven en van de looden pijpen die aan een onzer Nielsen door den heer P. G. Lancel, Hoofdopz. der fabric, werken, op de vraag van Nielsen oin ze ter vergoeding, toegestemd werd) altijd wijzende op art. 9 der algera. voorwaarden, en staking van het werk. Als antwoord daarop hebben wij den 15 September s avonds een stuk get. n®. 713 van Burg. en Weth. met de bevelen dat wij wederom voortgang met het werk moesten maken en dat er verder een gerechtelijk onderzoek zou ingesteld worden. Den daarop volgenden dag zijn wij terstond voortgegaan met het werk alvorens onze be vinding op te hebben laten maken door den beer C. Van Heuzen Jr. en geregistreerd te Leiden 17 September 1890 en hebben bevonden dat er zonder onze tegenwoordigheid verscheidene werkzaamheden waren verricht aan ons werk op last van den Architect door den metselaar di£ als zoodanig onze onderaannemer was. Daar nu ge bleken is dat bet gerechtelijk onderzoek ten onzen voordeele is af- geloopen zoo hebben wij ons bij den heer Knuttel vervoegd omtrent onze geleden schade en het verlies van eer en goeden naam die daardoor geheel verloren is gegaan, maar wilde daar niet van weten Daarom wenden wij ons tot Uw EdelAchtb met bet verzoek om publieke eerherstelling en eene schadevergoeding van zes honderd en vijftig gulden. Hopende dat Uwe EdelAchtb. aan ons verzoek gehoor zult geven. Zoo noemen wij ons Uw Dw. Dn. A. P. K. Hardeman, J. M. Nielsen. N®. 136. Leiden, 4 Juni 1891. Blijkens nevensgaande rapporten van de Commissie van Fabricage zal alsnog benoodigd zijn voor de herstelling van de Zijlpoort een bedrag van f 500 en voor vernieuwing van meubilair in de kamer der Commissie van Fabricage een bedrag van 85, welke bedragen hoogstwaarschijnlijk niet zullen kunnen worden gevonden uit de be trekkelijke posten der begrooting voor dit jaar. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons College tol de voorgestelde herstellingen te machtigen, zullende te zijner tijd, zoo noodig, een voorstel tot verhooging van de betrekkelijke artikelen der begi'ooting worden ingediend. Wat hel kleed in de kamer der Commissie van Fabricage betreft kunnen wij nog inedcdcelen dat ten vorigen jare wegens brandschade van de assurantie maatschappij is ontvangen een bedrag van 11 waarop het inzetten van een nieuwe baan in het kleed door des kundigen was geraamd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 Juni 1891. De herstelling van de Zijlpoort kon door de vroeg ingevallen vorst in het vorige jaar niet geschieden, maar slechts gedeeltelijk in dit jaar, de toestand is echter gebleken veel slechter dan men vermoedde, vóór dak en toren waren besteigerd en men aan de herstelling be gonnen was, zoodat vooral het lood en de leibedekking groote kosten vereischen. De Commissie van Fabricage acht zich derhalve verplicht verhooging van den post voor «Onderhoud van poorten" voor te stellen met/"500. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. Leiden, 2 Juni 1891. Het kleed in de kamer der Commissie van Fabricage, ook voor vergaderingen van andere Commissiën bestemd, blijkt, nu door een begin van brand het moest opgenomen worden, geheel vergaan te zijn en door een nieuwe vervangen te moeten worden, terwijl ook het tafelkleed eenige herstelling vereischt. De Commissie van Fabricage acht zich dus verplicht verhooging te vragen van den post «Meubelen voor bet Raadhuis" met f 85. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. 0 0 N®. 13 7. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van 17 Juni 1891. N®. 138. Leiden, den 11 Juni 1891 Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens ter vaststel ling over te leggen het kohier der Plaatselijke Direcie Belasting, dienst 1891. Het belastbaar inkomen bedraagt 5509288 tegen f 5645972 in 1890, alzoo f 1366*4 minder dan het vorig jaar, veroorzaakt doordien enkele meer gefortuneerde ingezetenen de gemeente metterwoon heb ben verlaten of overleden zijn. Krachtens de begrooting voor dit jaar kan geheven worden 165000 waarbij gevoegd 5 pCt. voor kwaue posten ad f 8250, zoodat een bedrag wordt verkregen van f 173250. Het hellingspercent is alsnu vastgesteld op 3,15 waardoor verkregen wordt een bedrag van f 173542.57 alzoo f 292.57 meer dan volgens de begrooting is uitge- trokken. De totale som van het kohier bedraagt f 173516.69, terwijl het aantal aangeslagenen beloopt 5634. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiderdorp, 10 April 1891. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Mure.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 13