44 het werk tengevolge van een ongeval, wordt naar omstandigheden een deel van het loon of somtijds het geheele loon uitbetaald. Is er sprake van voortdurende ongeschiktheid wegens ziekten, wonden of gebreken, tengevolge van de uitoefening hunner functie bekomen, dan geeft de Verordening op het verleenen van pensioen ook aan de stadswerklieden aanspraak op een pensioen ten bedrage van twee derde gedeelten hunner bezoldiging Alleen is niet voorzien in het geval dat het ongeluk den dood tenge volge heeft, in welk geval de kans bestaat dat de weduwe en de kin deren onverzorgd achter blijven, voor zooveel althans niet uit de kas van eene of andere vereeniging in de behoefte eenigermate wordt voorzien. In dit opzicht bestaat eralzoo eene leemte in onze Pensioenverordening, welke uit dien hoofde zoude kunnen worden aangevuld met de be paling dat, wanneer een in dienst bekomen ongeluk den dood van een werkman tengevolge heeft, aan zijne eventueel na te laten we duwe of kinderen beneden de 18 jaren een pensioen wordt verleend tot een zeker bedrag, dat o. i. gevoegelijk zoude kunnen worden vastgesteld op de helft van het bedrag waarop de overledene aan spraak zoude hebben kunnen maken wanneer het ongeluk niet den dood tengevolge had gehad. Dusdanige bepaling behoeft echter niet te worden toegepast op alle ambtenaren en bedienden vallende in de Verordening op de pen sioenen, maar zoude o. i. moeten worden beperkt tot de stadswerk lieden, de werklieden bij de Gasfabriek, de brugwachters, de agenlen van politie en den machinist en den adsistent by de stoombrandspuit en het Liernurstelsel. De overige ambten en bedieningen in de Verordening vermeld leveren niet zoodanig gevaar op dat daardoor eene exceptioneele bepa ling als waarvan thans sprake is, zoude zijn gerechtvaardigd, terwijl de belanghebbende personen ongetwijfeld in de gelegenheid zijn hun leven bij solide Maatschappijen te verzekeren en daardoor hunne na te laten betrekkingen eventueel voor gebrek te behoeden. Het ligt dan ook allerminst op den weg van het Gemeentebestuur om aan alle beambten der gemeente aanspraak te geven op een pen sioen voor hunne weduwen en weezen. Het geldt hier slechts eene exceptioneele bepaling; een optreden van hét Gemeentebestuur alleen in die gevallen waarin naar billijk heid moet worden ondersteld dat de belanghebbenden niet in staat zijn om zeiven de noodige maatregelen te nemen. Met wijziging en aanvulling van ons bovenaangehaald voorstel van 10 April 1890 geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging: 1°. ons College te machtigen om voortaan in de bestekken die daartoe naar ons oordeel aanleiding geven, aan den aannemer de ver plichting op te leggen alle bij het aangenomen werk bij of op het aangenomen werk bekomen in dienst te stellen onderbazen, opzichters werklieden enz., niemand uitgezonderd, tegen ongelukken te verzekeren overeenkomstig door ons College goed te keuren bepalingen o. a. daartoe strekkende dat de noodige zekerheid worde verkregen voor de richtige voldoening door den aannemer van de verschuldigde pre- miën en dat de eventueel door de Verzekeringsmaatschappij ver schuldigde uitkeeringen aan het Gemeentebestuur worden uilbetaald ten behoeve van de daarop rechthebbenden. 2". aan de Verordening van 4 December 1884, betreffende het ver leenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en be dienden (Gem.blad n®. 5 van dat jaar) gewijzigd bij de Verordening van 3 December 1885 (Gera.blad n®. 5) twee nieuwe artikelen lOaen 106 toe te voegen, luidende als volgt: Art. 10a. Boven en behalve de bepalingen in de voorgaande artikelen vastgesteld ten opzichte van de gemeente-ambtenaren en bedienden in het algemeen, kan, wanneer stadswerklieden, werklieden bij de Stedelijke Gasfabriek, agenten van de politic, brugwachters, de ma chinist of diens assistent bij de stoombrandspuit en het Liernurstelsel, in of gedurende de uitoefening van hun dienst ten gevolge van een ongeluk of van daarbij bekomen verwonding overlijden of wel binnen den I80sten dag daarna als een gevolg daarvan overlijden, aan hunne eventueel achterblijvende weduwen een pensioen ten laste van de gemeente worden verleend, bedragende de helft van het pensioen dat zoude zijn verleend wanneer het bekomen ongeluk den dood niet tengevolge had gehad. Art. 106. Aan de eventueel na te laten weezen beneden de 18 jaren van de in art. 10a vermelde werklieden en beambten kan een gelijk pensioen worden toegekend, tot dal het jongste kind den leef tijd van 18 jaren zal heuhen bereikt. In de gevallen van dit en het voorgaand artikel verblijft de be slissing aan Burg. en Weth., na schriftelijke voorlichting van twee door hen te benoemen deskundigen. Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Mure.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 12