21
J
T
Ik behoef niet veel te zeggen over de verschillende adviezen der
deskundigen, die de leden van den Raad geraadpleegd hebben, want
er zijn er evenveel, die den koers te hoog als die den koers tc laag
vinden! Re waarheid zal hier ook wel in 't raidden liggen.
In het belang van de gemeente acht ik dus de aanneming van ons
voorstel hoogst wenschelijk.
Re heer Fockema Andreae. Ik moet even opkomen tegen een ver
gelijking die u gemaakt heeft, M. d. V.U heeft met andere woor
den gezegd: wij hebben in 1888 tegen 96 pCt. geleend; toen waren
de koersen hooger dan thans; dus de koers van 96 is nu zeer aan-
neemlijk!
Ik zet daartegenover, dat wanneer de koers dien men ons nu
biedt te laag is, zooals wij beweren, die welke wij in 1888 bedingen
veel te laag was.
Re Voorzitter. Wat dit laatste punt betreft, moet ik opmerken,
dat het consortium, dat ons toen geholpen heeft, 't niet gedaan beeft
om ons een dienst te bewijzen, maar om er iets aan te verdienen;
de bankiers loopen natuurlijk eenige risico, en dien moeten wij hun
in den prijs dien wij kunnen bedingen betalen.
De beraadslagingen worden alsnu gesloten.
Art. 1 van het voorstel van Burg. en Weth. wordt thans in stem
ming gebracht en aangenomen met 13 tegen 11 stemmen.
Tegen stemden Juta, Van Lidth de Jeude, Van Hamel, Fockema
Andreae, Van Reenen, Van Hoeken, Rriessen, Zaaijer, Cock, Was en
Bool.
Artt. IIVI worden alsnu zonder hoofdelijke stemming goedge
keurd, eveneens het voorstel in zijn geheel.
Aan de orde is daarna:
VIII. Verzoek van de Wed. Couvée, eervol ontslagen stads-vroedvrouw,
om eene toelage uit de gemeentekas.
(Zie Ing. St. n°. 32.)
Toegestaan zonder discussie of hoofdelijke stemming.
IX. Idem van de firma Peek en Cloppenburg, om keldergaten te
maken aan de Mandemakerssteeg.
(Zie Ing. St. n'. 33.)
X. Idem van de Wed. Mr. H. P. Van der Horst, om vrijstelling
of terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor jongens.
(Zie Ing. St. n®. 38.)
XI. Idem als voren van de Wed. D. S. Westerman Holslijn, Gym
nasium.
(Zie Ing. St. n°. 40.)
Deze verzoeken worden achtereenvolgens zonder discussie of hoof
delijke stemming toegestaan.
XII. Voorstel betrekkelijk de opheffing van de Gemeentelijke In
richting tot opleiding van Oost-Indische ambtenaren.
(Zie Ing. St. n°. 36.)
De Voorzitter. Wegens het vergevorderd uur stel ik voor dit
punt van de agenda tot een volgende Vergadering aan te houden.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter. Ik heb in het begin van de Vergadering medege
deeld, dat er een brief was ingekomen van de Commissie van Toe
zicht op het Middelbaar Onderwijs.
Ik verzoek thans den Secretaris dien te willen voorlezen.
De Secretaris leest dezen brief voor, die luidt:
Leiden, 19 Februari 1891.
De heer W. P. Wolters, leeraar in de Nederlandsche taal- en letter
kunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, is sedert verschei
dene weken door ziekte verhinderd, zijne lessen te geven, en zal
naar het gevoelen van zijnen geneesheer, in de eerstvolgende maanden
zijne taak niet weder kunnen opvatten. De belangrijkheid van het
door hem onderwezen vak en de moeilijkheid om 22 lesuren per
week door de overige docenten te doen vervullen, nopen ons, U in
overweging te geven, aan den Gemeenteraad machtiging te verzoeken,
om door de aanstelling van een tijdelijken leeraar den geregelden
gang van het onderwijs te verzekeren. Die aanstelling zou, naar wij
meenen, moeten geschieden voor een niet te bepalen tijd, totdat
namelijk de heer Wolters voldoende hersteld zal zijn, en de bezoldi
ging zou billijkerwijze berekend kunnen worden naar eene som van
1800 per jaar, zijnde dit de minimum-jaarwedde van den leeraar in
het Nederlandsch.
Voor het geval, dat de Gemeenteraad de vereischte machtiging ver
leent, hebben wij de eer, U als tijdelijke leeraar aan te bevelen den
heer C. C. Uhlenbeck, doctor in de Nederlandsche taal en letterkunde
alhier, van wien wij verwachten, dat hij bereid zal worden bevonden,
aanstonds in functie te treden.
Aan HH. Burg. en Weth.
van Leiden.
De Plaatselijke Commissie van Toezicht op
de scholen voor Middelbaar Onderwijs.
H. Kern, Voorzitter.
H. A. Lorentz, Secretaris.
De Voorzitter. De Commissie stelt er hoogen prijs op, dat spoedig
in de vacature voorzien wordt en daarom hebben wij gemeend u te
moeten voorstellen, deze zaak nu ineens of te doen.
Indien niemand er eenig bezwaar tegen heeft, stel ik u voor over
eenkomstig het voorstel der Commissie te besluiten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter. Thans geef ik het woord aan den heer Du Rieu,
die het gevraagd heeft.
De heer Du Rieu. M. d. V.! Ik heb een kleine mededeeling aan
den Raad te doen.
Ik heb nl. de eer aan de stad aan tc bieden een schilderij, dat ik
in de gelegenheid was onlangs te koopen, en dat mij geschikt voor
kwam ter plaatsing in ons Gemeente-Museum.
Hel is een Stilleven van 1673, geschilderd door Nicolaas Van Gelder,
die in Leiden gewoond heeft.
Wanneer het niet zoo laat en zoo duister ware, zou ik mijne
medeleden willen uitnoodigen het in de Burgermeesterskamer te gaan
bezichtigen.
Re Voorzitter. Ik zeg den heer Du Rieu dank voor zijn geschenk,
en ik geloof niet, dat er iemand bezwaar tegen zal hebben het voor
ons Gemeente-Museum te aanvaarden.
(Applaus.)
Ik acht het een zeer gelukkig verschijnsel, dat Leiden ingezetenen
telt, die op zoo milde en vrijgevige wijze den bloei van ons Museum
bevorderen. En 't is injj een byzonder genoegen van deze plaats uit
naam van den gehcelen Raad den gever in persoon den dank der
gemeente over te brengen voor zijn kostbaar geschenk.
(Applaus.)
Niels meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord ver
langd, wordt de Vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré.